‘Zaten we maar in een bootje op de Lek’
‘Schiet dan toch jongens. Je gaat er nu toch aan.’ Het is één van de laatste uitspraken van soldaat Willem van Gessel uit Jaarsveld (UT) in de uiterwaarden bij Zutphen op 10 mei 1940, voordat hij zich gewonnen moest geven. Van Gessel hield samen met drie andere soldaten het langste stand tegen de Duitsers die bij Zutphen door de IJssellinie braken. Hij dacht het niet te overleven. Dat gebeurde wel en een paar maanden later schreef hij zijn ervaringen op.
Het is één van de vele persoonlijke ervaringen van de soldaten die staat opgetekend in het boek Beter 3 jaar mobilisatie dan 3 minuten vechten, voorbereiding en strijd in mei 1940 in de Achterhoek, langs de IJssel en op de Grebbeberg. Het boek is geschreven door Robert Ellenkamp uit Vorden, Jean Kreunen uit Hengelo en Bertus de Groot uit Lopik. Bertus de Groot startte na het overlijden van zijn vader met een onderzoek naar Arie de Groot, de broer van zijn vader, die wel op 10 mei in De Hoven sneuvelde. Hij sprak in de jaren negentig met de soldaten die daar vochten en vond in archieven verklaringen die nog niet eerder zijn gepubliceerd. Daaruit blijkt dat Arie de Groot en de andere jonge soldaten in 1939 en begin 1940 de voorbereiding op een eventuele Duitse legerinval niet al te serieus namen.
De soldaten in de Achterhoek, voornamelijk afkomstig uit het 16e, 18e en 19e Grensbataljon, kregen aanvankelijk de opdracht om tientallen strategische objecten te voorzien van verdedigingsmaatregelen en die bij een Duitse inval te beschermen. Het ging daarbij om bruggen die opgeblazen moesten worden, verhakkingen van bomen en wegblokkades door aspergeversperringen.
Het doel was de Duitse opmars te vertragen en het land te beschermen als er een algehele mobilisatie werd afgekondigd. Hun taak was vooral bewaking en het aanleggen van de stellingen. Uit inspectierapporten blijkt dat de legerleiding grote moeite had om de soldaten goede stellingen te laten maken. Commandant Berend Mulder van het 18e Grensbataljon noteerde bijvoorbeeld:
Object 2227. In de weide dicht bij de weg ligt een afgerasterde loopgraaf (schuttersput), zó diep, dat de bodem dras is. De uitgeworpen grond zal zich uit de lucht scherp aftekenen.
De soldaten verveelden zich vaak en hielpen daarom mee op de boerderijen. Daar waren ze in eerste instantie ingekwartierd, totdat er barakken bij de te verdedigen objecten werden gebouwd. De officieren bleven wel ingekwartierd. In Doetinchem kregen soldaten zelfs knutselpakketten aangereikt, om de tijd te doden. In de vroege ochtend van 10 mei 1940 veranderde alles voor die soldaten, doordat het Duitse leger Nederland binnenviel.
Geen bericht
Door de reorganisatie van het leger op 8 april 1940 waren de grensbataljons uitgedund en manschappen verplaatst naar de Grebbelinie. In plaats van het stellen en verdedigen van objecten, werd het aantal strategische doelen in april 1940 teruggebracht en hoefden veel daarvan niet langer verdedigd te worden. Niet alle sectiecommandanten kregen bovendien het bevel tot vernieling. Zo bleef bij object 2201 over de Hissinkbeek in Ruurlo het bevel uit. Marinus van Ginkel vertelde daarover:
Het opblazen van bruggen leidde ook tot de eerste dode: kapitein Willem Voltelen uit Doesburg. Hij kwam uit zijn dekkingspositie in Doetinchem en werd getroffen door een stuk metaal van de hefbrug over de Oude IJssel. In Zutphen sneuvelde vervolgens Ernst Karel Teijgeler, doordat een Duitse trein ongehinderd via Winterswijk kon doorrijden en vanuit de trein het vuur opende. Dat deed veel met het gemoed van de andere soldaten, die na het stellen van de objecten zich terugtrokken achter de IJssel.
De meeste soldaten die in de Achterhoek waren gelegerd, kwamen uit de provincies Utrecht, Overijssel, Drenthe en Noord-Holland. Na het oversteken van de IJssel werden ze als reserve-eenheden ingezet bij Zutphen en Dieren. Daar veranderde Duits artillerievuur de Nederlandse posities in de uiterwaarden in een hel. Soldaten als Arie de Groot en Willem van Gessel bevonden zich daar zonder dekking onder het Duitse granaatvuur. Van Gessel beschrijft hoe zwaar dat was en waar soldaten sneuvelden.
De jonge mannen uit de Achterhoek vochten juist voor een groot deel op de Grebbeberg, van wie er veel sneuvelden. Ook dat is in kaart gebracht, net als het krijgsgevangenschap dat daar op volgde, de vrijlating een maand later, en het opnieuw in krijgsgevangenschap nemen in 1943.
Historicus Ad van Liempt schreef het voorwoord en stelde dat het boek helemaal past in de huidige tijdsgeest.
Het ging altijd over de grote gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog. Nu is er ruimte voor de persoonlijke aspecten en wat het met deze soldaten deed. Ook laat het boek goed zien wat er op welke locatie gebeurde in de Achterhoek.