Iedere keer als Jules Schelvis over Sobibor sprak, nam hij revanche op Heinrich Himmler

Getuige van Sobibor
6 minuten leestijd
Jules Schelvis
Jules Schelvis
Tachtig jaar na zijn bevrijding uit kamp Vaihingen an der Enz verscheen de biografie van Jules Schelvis (1921-2016). Wie was deze man die vijfentwintig jaar zweeg over zijn kampervaringen, maar daarna de chroniqueur van Sobibor werd? Hoe doorstond hij de hel en wist hij toch het vertrouwen in de mensheid te behouden? Een bijdrage van zijn biograaf, Cees Banning.

‘Ik heb vertrouwen in de mensheid gehouden’

Iedere keer als Jules Schelvis over Sobibor sprak, nam hij revanche op Heinrich Himmler. De leider van de SS had na de opstand van 14 oktober 1943 het bevel gegeven om het vernietigingskamp Sobibor te ontmantelen en het terrein te beplanten met bomen. In minder dan anderhalf jaar, van mei 1942 tot oktober 1943, waren er in Sobibor tussen de 170.000 en 185.000 Joden vermoord. Himmler wilde alle sporen van de moordfabriek Sobibor wissen. Niets mocht nog herinneren aan de Joden die in dit kamp in Oost-Polen waren vermoord, onder wie meer dan 33.000 uit kamp Westerbork. Sobibor zou, was Himmlers idee, nooit de geschiedenisboeken halen.

In 1945 waren er van de getransporteerde Joden uit Westerbork niet meer dan achttien nog in leven. Een van de achttien was Jules Schelvis, een Joodse typograaf uit Amsterdam. Het zou de drijfveer van Schelvis worden om te getuigen over Sobibor waar hij zijn eerste vrouw Rachel verloor.

Omslag van het boek dat Jules Schelvis over Sobibor schreef
Omslag van het boek dat Jules Schelvis over Sobibor schreef
De herinneringen van de nazi-gruweldaden levend houden, dat was de missie van Jules Schelvis, chroniqueur van Sobibor. Saillant is dat hij na zijn terugkeer uit de kampen een kwarteeuw niet sprak over de oorlog. Vraag maar aan je moeder, zei hij, als zijn kinderen ernaar informeerden. Hij maakte carrière bij Het Vrije Volk – van drukker tot bedrijfsleider – waardoor er voor het kampverleden geen plaats was. Totdat zijn collega en journalist Rien Robijns hem er in 1970 over interviewde. Schelvis realiseerde zich dat hij een van de weinigen ter wereld was die nog konden navertellen wat er zich daadwerkelijk heeft afgespeeld in Sobibor. Jules Schelvis ging op zoek naar de feiten. Dat culmineerde in Vernietigingskamp Sobibor, dat wereldwijd geldt als hét standaardwerk over de geschiedenis van het vernietigingskamp. In 2008 honoreerde de Universiteit van Amsterdam het boek met een eredoctoraat.

Nadat Jules in 1982 gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om vervroegd uit te treden, koos hij de oorlog als beroep, in de woorden van zijn vriend Joop Wins. In 1982 startte in Hagen het herzieningsproces op verzoek van Karl Frenzel, die in 1965 tot levenslang was veroordeeld. Voor Het Vrije Volk deed Jules verslag van het proces. Later kreeg hij in het proces ook de functie van Nebenkläger: hij mocht mede-aanklager zijn namens de slachtoffers. Als Nebenkläger eiste Jules Schelvis een levenslange gevangenisstraf.

Karl Frenzel heeft als mede-uitvoerder aan de moord op tenminste 150.000 mensen een algemene en wezenlijke bijdrage geleverd. Het was zijn persoonlijke wil om daaraan mee te werken. Volgens paragraaf 211 van het betreffende Duitse wetboek van strafrecht geldt hiervoor: levenslange vrijheidsstraf, die ik bij deze dan ook, in mijn hoedanigheid als nevenaanklager, eis.

Karl Frenzl, SS-onderofficier in vernietigingskamp Sobibor
Karl Frenzl, SS-onderofficier in vernietigingskamp Sobibor
Aan het requisitoir werkte Jules wekenlang en ‘voor een niet-ingewijde is het moeilijk te begrijpen hoeveel spanning en tranen het gekost heeft mij nog eenmaal in de hel van Sobibor te verplaatsen’, schrijft hij in het nawoord van een boekje Rekwisitoor dat hij maakte.

Ik zag het als mijn plicht om dit werk uit naam van de Joodse getuigen te doen, maar niet in de laatste plaats uit naam van mijn geliefden die in Sobibor vermoord zijn, en uit naam van de naamlozen die geen stem kunnen verheffen.

In 2011 was Schelvis weer getuige en Nebenkläger, nu in het proces tegen de oorlogsmisdaden verdachte John/Ivan Demjanjuk, de Oekraïner die in Sobibor bewaker was geweest. Schelvis gebruikte zijn recht als Nebenkläger om de rechtbank te verzoeken “uit respect voor mijn humanistische ouders deze oude man schuldig te verklaren, maar geen vrijheidsstraf op te leggen”. Zijn slotpleidooi werd door nabestaanden en juristen geroemd vanwege de betrokkenheid en juridische onderbouwing. Jules Schelvis sloot zijn requisitoir af met dichtregels van de Duitse dichter Friedrich Rückert:

Oft denk’ ich sie sind nur ausgegangen,
Bald werden sie wieder nach Haus gelangen,
Der Tag ist schön. O sei nicht bang,
Sie machen nur einen weiten Gang.

Na een procesgang van anderhalf jaar werd Demjanjuk in mei 2011 in Duitsland veroordeeld tot vijf jaar cel. De rechtbank in München stelde dat hij medeplichtig was aan de moord op ongeveer 28.000 Joden in vernietigingskamp Sobibor. Volgens de rechtbank werkte Demjanjuk tussen maart 1943 en oktober 1943 als bewaker in dit kamp. Voor de eerste maal oordeelden de rechters de aanwezigheid in een kamp als voldoende grond voor de medeverantwoordelijkheid voor de ter plekke gepleegde misdrijven, zonder dat individuele deelneming als strafbaar feit aangetoond hoefde te worden. Op 17 maart 2012, in afwachting van zijn hoger beroep, stierf Ivan Demjanjuk; hij was 91.

Drie jaar eerder, in 1999, had Jules Schelvis de Stichting Sobibor opgericht. Na Auschwitz was Sobibor voor Nederlanders het grootste massagraf van de Tweede Wereldoorlog, maar niemand kende het aanvankelijk. Het doel van de stichting was het indienen van een subsidie-aanvraag voor de financiering van een plaquette ter herinnering aan Sobibor. Dat kon alleen maar via een stichting. Twee jaar later onthulde premier Wim Kok het monument ‘Tekens in Westerbork’. Voor Jules was het een groots moment dat de leider van zijn Partij van de Arbeid de gedenkstenen onthulde.

Het monument ‘Tekens in Westerbork’ dat er kwam op initiatief van Jules Schelvis (CC BY 4.0 – Hanno Lans – wiki)

Jules was een echte rooie: Het Vrije Volk, de VARA, de PvdA. Hij verenigde de beste deugden van het vooroorlogse Amsterdamse socialisme in zich: opgewektheid en een rotsvast vertrouwen in de toekomst. Om een voorbeeld van dat vertrouwen te geven: toen hij vanuit Westerbork op transport werd gesteld naar Sobibor nam hij zijn gitaar mee, in de veronderstelling dat er ’s avonds tijd zou zijn voor liederen bij het kampvuur. Zo deden ze dat immers ook bij de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC).

Jules Schelvis raakte niet uitgesproken over de oorlog. Na zijn werkzame leven was hij aan een nieuw leven begonnen, zijn zoveelste, en dat bestond uit vertellen. Onverschrokken: op scholen, in lezingen, in vraaggesprekken, als gids in Sobibor, in een reeks boeken en in Duitse processen. Alles greep hij aan om zijn verhaal te doen, en weer en weer en weer. Jules Schelvis overleefde negen kampen: Westerbork, Sobibor, Dorohucza, Lublin, Radom, Skolna, Auschwitz, Vaihingen, Unterriexingen. Hoe lukte het hem om die hel te overleven? Deze gedachte liet mij bij het schrijven van de biografie niet los. Een poging tot een antwoord aan de hand van Jiddisch steekwoorden:

  • Hij had gotspe (brutaal). Hij sprak Duitsers aan in zijn ‘middelbareschool-Duits’ om dingen voor elkaar te krijgen. Met zijn initiatief nam hij in de kampen vaak de juiste beslissing.
  • Hij had mazzel (geluk). Een voorbeeld: toen hij in het voorjaar van 1942 in bed lag met zijn vrouw Rachel ging ‘s avonds de bel en stonden er twee mannen met een arrestatiebevel voor ‘Jules Scheltens’ voor de deur. De schrijffout voorkwam zijn aanhouding.
  • Jules Schelvis – getuige van Sobibor
     
    Hij had gogme (slimheid). Het drukkersvak redde zijn leven. Met Joop Wins en Leo de Vries vormde hij een supportgroep. De vrienden deelden sores, slaapplaatsen, dekens, eten en drinken. Zo’n konsi was cruciaal om te overleven.
  • En hij had zijn muzik (muziek). In de kampen floot hij, samen met zijn vriend Leo, muziekfragmenten die ze van elkaar moesten raden. Leo stierf een paar weken voor de bevrijding.

Op 8 april 1945 werd Jules Schelvis door Franse troepen uit Kamp Vaihingen bij Stuttgart bevrijd. Sindsdien was 8 april zijn feestdag, een dag die hij ieder jaar vierde. Hij zag zichzelf als getuige, niet als slachtoffer. Hij sprak uit naam van de naamlozen die geen stem meer konden verheffen. Hij maakte onuitwisbaar wat vergeten moest worden. Tachtig jaar na zijn bevrijding verscheen de biografie Jules Schelvis, getuige van Sobibor.

Jules Schelvis, getuige van Sobibor. De man die negen kampen overleefde is uitgegeven door en te bestellen bij Uitgeverij Verbum. Op de site staat ook een pdf van het boek Jules Schelvis en Het Vrije Volk, met zes artikelen uit Het Vrije Volk en zijn requisitoir bij het Demjanjuk proces. Gratis te downloaden.
0
Reageren?x
×