Dark
Light

Lichaamsbeharing, meer dan een simpel vachtje

5 minuten leestijd
Alexis Ferrer — Wella Professionals Global Creative Artist Printed Hairpiece 2021 (collection La Favorite)
Alexis Ferrer — Wella Professionals Global Creative Artist Printed Hairpiece 2021 (collection La Favorite) - Foto: Rafa Andreu / Musée des Arts Décoratifs

Wat hebben Julius Caesar, Lodewijk XIV en Andy Warhol gemeenschappelijk? Ze droegen alle drie een haarstuk om hun kaalheid te verbergen en meteen werd die pruik een kenmerk van hun imago. Hoe identiteit, maatschappelijke denkbeelden, een sociale en/of politieke overtuiging, sociale positie, kleur… een rol speelden in hoofd- en huidhaar, toont de uitgelezen Parijse tentoonstelling Des cheveux et des poils (over Haar en Haar).

Beeld uit de tentoonstelling in Parijs
Beeld uit de tentoonstelling in Parijs – Foto: Musée des Arts Décoratifs
De erudiete Britse kunstcriticus John Ruskin (1819-1900) werd – naar verluidt – ooit bevangen door een duivelse schrik. Zijn kersverse bruid Effie (Euphemia) Gray zag hij op zijn huwelijksnacht voor het eerst naakt en dus ook haar Venusheuvel. Schaamhaar!!!! Ruskin, eminent kenner van de klassieke Oudheid en alle prachtige kunstwerken, wist niet wat hij zag. In de hele kunstgeschiedenis – en al zeker op de antieke, blanke sculpturen – was er geen ‘seksueel getint haartje’ te bespeuren. De preutse, panikerende Victoriaan consumeerde nooit zijn huwelijk en Effie verliet hem voor de kunstschilder John Everett Millais.

Beharing wordt zelden getoond in de kunstgeschiedenis. Een haarloze, blanke huid was/is het ideaalbeeld. Huidhaar is immers het gemeenschappelijk kenmerk van alle zoogdieren. Dat schept enige gene, stelt Denis Bruna, de curator van de tentoonstelling en conservator van het Modemuseum:

“De enige manier om aan onze ‘beestelijkheid’ te ontsnappen, is dat beest-in-ons te temmen, te dresseren en te onderwerpen en dus dat haar in toom te houden. […] Lichaamsbeharing en de aanpak ervan maken integraal deel uit van de opbouw van een verschijning, van een uitstraling, van een silhouet, van een identiteit. Haar is heel wendbaar; het kan uitgetrokken, gevlochten, geknipt, gekruld, aangevuld, gekleurd, versierd, verborgen of uitgestald worden. Daarom is het een essentieel onderdeel van de enscenering van het Ego.”

Wild en Los

Maria Magdalena op een schilderij van Alfred Stevens uit 1887
Maria Magdalena op een schilderij van Alfred Stevens uit 1887
De Wildeman, een overbehaard menselijke figuur en in zijn kielzog alle mannen met ongetemde haren, werden in de Westerse cultuur als een bondgenoot van de duivel gezien. Daarom was beschaving synoniem met het beheersen van lichaamshaar. Sprekend in dat verband is dat de zondige Maria Magdalena meestal met losse haren wordt voorgesteld. Zelfs de Franse dichter Charles Baudelaire raakte nog in de negentiende eeuw in extase – zo pent hij zelf – van wapperende vrouwenlokken. Wilde haren, wilde zinnen!

De godsvruchtige Sint Paulus heeft dan weer een kalende knikker. Paulus beval ook dat vrouwen hun haar met een hoofddoek dienden te bedekken. Tot de vijftiende eeuw bedekken de Westerse vrouwen hun haar met een voile. Hoofdhaar bij fatsoenlijke vrouwen blijft in het Westen het voorwerp van getemde en gecontroleerde kunde. De Virgin Queen, koningin Elizabeth I van Engeland (1533-1603) staat op portretten met een onbehaard voorhoofd dat tot halverwege haar schedel reikt. Was het een gevolg van kaalheid door de pokkenziekte die ze als kind overleefde? Of was het een welbewuste schoonheidsactie om voorhoofd en ook wenkbrauwen te epileren omdat het een voorteken van intelligentie was en van haar edelgeboren status? Elizabeth had wel – volgens de overlevering – een tachtigtal haarstukjes en pruiken. Die haarstukjes werden tot in de negentiende eeuw gemaakt van het natuurlijk haar van boerinnen en meisjes uit de lagere klassen die hun haar verkochten.

Keizerin Sissi, geportretteerd door  Franz-Xaver Winterhalter
Keizerin Sissi, geportretteerd door Franz-Xaver Winterhalter
Die haarstukjes zijn bijzonder handige hulpstukken voor de modische haartooien die na de Middeleeuwen opgang maken. De extravagantie is – letterlijk – niet uit de lucht. Rond 1770 was het mode om zo hoog mogelijke kapsels, poefs, te hebben. De choucroute, hoog getoupeerde kapsels van de jaren 1950, waren er niets tegen. Die achttiende-eeuwse wit gepoederde hoge staketsels werden dan nog eens versierd, soms met kleine zeilschepen of andere decoraties. Sommige pruiken werden opgehoogd à la girafe  (zoals de nek van een giraf), tire-bouchons (kurkentrekkers) of à la Pompadour.

Een dame toonde zich dus nooit in het publiek met een warrig kapsel, laat staan blootshoofds. Haaropsmuk is een intieme (be)handeling. Keizerin Sissi wordt door hofschilder Franz-Xaver Winterhalter in 1864 geportretteerd in een kamerkleed met loshangende haren. Losse, lange golvende bruine lokken die bijna tot haar knieën reikten. Maar dit ‘naakte’ schilderij was strikt voorbehouden voor de privé-vertrekken van haar gemaal Franz-Joseph.

Mannen dragen het haar kort. Deftige dames bezitten lange manen die ze – naargelang hun sociale status – op een bewerkelijke manier in bedwang houden. Maar het hek is van de dam in de jaren 1920 met la coupe à la garçonne, een kortgeknipt vrouwenkapsel op zijn jongens, al dan niet met een haarband. Burgerdames dragen dan nog altijd een chignon, een mooie maar simpellijkende wrong op het achterhoofd.

Drie kapsels uit 1775

Video van het Musée des Arts Décoratifs

Maar ook haarkleur is niet zonder betekenis. Vermits kinderen aanvankelijk vaak lichtgekleurde haren hebben, werd blond als ‘onschuldig’ beschouwd. En daarvan blijft zelfs iets hangen bij de geblondeerde filmvampen. Haarkleur was/is niet onschuldig: rood/ros haar staat voor sulfureuze, duivelse vrouwen, dus ook voor heksen. Donkere haartinten staan garant voor temperament.

Gezichtsvacht

Moraliteit maar ook status spreken uit de haartooi. Maar niet enkel hoofdhaar moet in een context worden gezien: ook snorren, baarden, lichaamsbeharing, al dan niet zichtbaar okselhaar en intieme scheermethodes. Alle beharing is onderhevig aan sociale codes die door tijdgenoten wel degelijk begrepen werden. Zo bijvoorbeeld ook het dragen van een baard die vanaf begin van de zestiende eeuw opnieuw opgang maakt. Een behaarde mannenkin staat dan symbool voor moed en kracht. Dus laten heel wat gekroonde hoofden, François I van Frankrijk, Hendrik VIII van Engeland, ‘onze’ keizer Karel, een vacht op hun gezicht groeien. Zij zijn de mannen van de macht en niet vervaard van enig wapengekletter. Maar een eeuw later tot eind achttiende eeuw zijn de vorstelijke wangen opnieuw glad en wordt het natuurlijk haar – voor zover het er nog is – weggestopt onder een uniforme, wit bepoederde pruik. De negentiende eeuw ziet opnieuw de snor opdagen maar ook (soms) bakkebaarden. Maar vrouwen epileren dan maar beter ‘hun snor’, of er komt geroddel van.

Dames bij de kapper, Parijs – Foto: Marcel Bovis / Musée des Arts Décoratifs

Met al die mannelijke en vrouwelijke modes duiken ook tal van hulpmiddelen, instrumenten, artificiële hulpstukken op. Die tendens is nooit gestopt.

Haar is veelzeggend: over mannelijke viriliteit, over diversiteit, over contestatie, over verleiding, over inkapselen, over emancipatie… Zich onderscheiden, een identiteit creëren door lichaamsbeharing, het is van alle tijden. Hedendaagse ontwerpers jongleren nu met beharing/ontharing: gevlochten haartressen als overmaatse pruik, of harige vesten als een tweede huid. Haar als camouflage, eigenlijk altijd al een (identitaire) verkleedpartij.

~ Eliane van den ende
Historicus en cultuurjournalist

De tentoonstelling Des Cheveux et des Poils is tot 17 september 2023 te zien in het Musée des Arts Décoratifs in Parijs

Boek: 150 kapsels, snorren en baarden

×