Ondergang en denazificatie van een Duitse stad

Marburg tijdens de Amerikaanse bezetting (1945-1951)
24 minuten leestijd
Amerikaanse troepen in Marburg
Amerikaanse troepen lopen op 27 maart 1945 door het ongeveer 140 kilometer ten zuiden van Marburg gelegen Bensheim. Inwoners hebben witte lakens uit hun vensters gehangen als teken van capitulatie. In Marburg deed men hetzelfde. Bron: U.S. Signal Corps
Dit artikel maakt onderdeel uit van de achtdelige serie De bruine stad over de opkomst, machtsperiode en ondergang van het nationaalsocialisme in Marburg.

Volgens inwoonster Lisa Boor voelde Marburg voorafgaand aan de komst van de Amerikanen aan “als een zwerm onrustige bijen”. Gespannen wachtte men op wat in het verschiet lag. Het was zonnig voorjaarsweer en Boor plantte de eerste gewassen in haar moestuin. Dit gaf haar afleiding van haar zorgen. Ze zette koffie voor soldaten in de kazerne en luisterde met haar man stiekem naar de BBC voor het laatste betrouwbare nieuws van het front.

Van een vriend die bij de gemeente werkte, had ze gehoord dat Marburg niet verdedigd kon worden, want er was een groot tekort aan zowel munitie als artillerie. Op 26 maart zag ze hoe “een stroom voertuigen, auto’s, fietsen, soldaten en burgers” zich over de weg vanuit het oostelijker gelegen Giessen verplaatste, op de vlucht voor het Amerikaanse leger.136 Het kon niet lang meer duren voordat de Amerikanen ook Marburg bereikten, maar wat dat zou betekenen voor de stad, dat wist niemand nog.

Uitzichtloos

Terwijl de westerse geallieerden en het Rode Leger in de eerste maanden van 1945 steeds meer Duits grondgebied bezetten, was het einde van het Derde Rijk onontkoombaar. Inwoonster Marion Beyme merkte dat in Marburg tijdens de laatste oorlogsfase ook sommige Duitse soldaten niet langer geloofden in de eindoverwinning. Ze belden aan bij het huis van haar moeder om te vragen om een verstopplaats. Die weigerde echter deserteurs in huis op te nemen. “Zeker, sommigen van hen waren vreselijk angstige mensen die vreselijke dingen hadden meegemaakt en dat echt niet hadden gewild”, verklaarde Beyme. “Maar om politieke redenen moest je voet bij stuk houden, om te laten zien dat je tegen de oorlog en tegen de soldaten was, ook al had je medelijden met de individuen.” Alleen een neef, die bij de SS zat, mocht wel een nacht doorbrengen in het huis. Moeder en dochter mochten de man. Marion noemde hem “een dierbaar mens” die “zeker nooit iets slechts deed”, maar waarschijnlijk wist ze niet of hij werkelijk niets op zijn kerfstok had.137

Hoe uitzichtloos de situatie ook was voor de Duitse strijdkrachten, Hitler wist van geen ophouden. Vanuit zijn bunker onder de Rijkskanselarij bleef hij troepen aansturen die allang verslagen of ernstig verzwakt waren. Net als elders in Duitsland werden in Marburg tieners en oude mannen opgeroepen in de Volkssturm, een volksmilitie die met een zeer beperkt wapenarsenaal en zonder noemenswaardige militaire opleiding het thuisland moest verdedigen tegen de oprukkende vijand. In Marburg stond de burgermilitie er voor een groot deel alleen voor, omdat de reguliere troepen in de nacht van 24 op 25 maart uit de stad waren vertrokken richting de noordelijke oever van de Main om daar de Amerikaanse opmars te stuiten.

Op 26 maart kreeg de commandant van het 519. Regiment desondanks het bevel om Marburg “met alle middelen” te verdedigen, waardoor bijvoorbeeld ook hospitaalpersoneel onder de wapenen werd geroepen.138 Wat had kunnen uitlopen op een catastrofe voor de stad, werd dankzij het bedachtzame handelen van plaatselijke leiders voorkomen.

Luchtalarm

Een belangrijke rol bij de geweldloze overdracht van de stad aan de Amerikanen speelde Rudolf Reinhardt, die op 5 december 1942 Theodor Mayer was opgevolgd als rector van de universiteit. Reinhardt behield meer afstand tot het nationaalsocialisme. Hij was een van degenen die in de bres waren gesprongen voor verzetsman en academicus Werner Kraus, toen die in 1943 ter dood was veroordeeld.

Mede dankzij Reinhardts bemoeienis werd de doodstraf omgezet in gevangenisstraf. Reinhardt zelf zette zich tegen het einde van de oorlog in om Marburg te sparen voor het oorlogsgeweld. Hij pleitte ervoor om Hitlers bevel om tot de laatste man door te vechten en de tactiek van de verschroeide aarde toe te passen te negeren. In plaats daarvan wilde hij capituleren en daarmee voorkomen dat er meer slachtoffers vielen en de stad in puin geschoten werd. Hij vond een medestander in de commandant van het 519. Regiment. Ook burgemeester Walter Voß wilde zijn stad sparen en ging akkoord met de capitulatie. Voorafgaand aan de komst van de Amerikanen op 28 maart 1945 liet hij het luchtalarm luiden om ervoor te zorgen dat fanatiekelingen van de straat waren en niet alsnog het vuur konden openen op de vijand die oprukte vanuit het zuidelijker gelegen Giessen.

Capitulatie

Ondertussen wachtten de bewoners van de stad de komst van de Amerikanen angstig af. Nazivlaggen werden haastig verwijderd en witte lakens werden uit het raam gehangen. Wie in huis belastend materiaal had, dat iemands sympathie voor de nazi’s verraadde, kon dit beter uit de weg ruimen.

Ook zilverwerk, horloges en andere kostbaarheden werden verstopt uit vrees voor plundering. De Amerikaanse historicus John Gimbel, die onderzoek deed naar Marburg tijdens de Amerikaanse bezetting, maakt melding van een echtpaar dat zich een toekomst zonder het nationaalsocialisme niet kon voorstellen en zelfmoord pleegde. Marion Beyme hield het hoofd koeler en herinnerde zich na de oorlog dat ze zich verschool in de kelder van het huis. Er klonken schoten in de verte, die opeens stopten. Over het arriveren van de eerste Amerikanen, kort voor de middag op 28 maart, vertelde ze het volgende:

Ze waren niet zo luid als onze Duitse troepen, die gespijkerde schoenen hadden. De Amerikanen hadden denk ik rubberen zolen. Maar als er honderden tegelijkertijd marcheerden, hoorde je dat. We wilden hen het liefst tegemoet rennen of zoiets, maar we waren te bang en deden dit niet. We waren onzeker over de situatie en of er op ons geschoten zou worden.

Gevraagd naar haar eerste indruk van de Amerikanen antwoordde ze:

Ze zagen er heel gezond uit. Goed doorvoed en met rode wangen. Goed gekleed, de uniformen nog heel en nieuw. Vanuit ons oogpunt zagen ze er fantastisch uit. Ach, voor ons zagen ze eruit als goden.139

Een andere vrouw uit Marburg had zich evenals Marion verschanst in een kelder en zag door het kelderraam tanks langsrijden en hoorde buitenlandse stemmen. Met name de Afro-Amerikaanse militairen joegen haar angst aan. Voor veel Marburgers was het voor het eerst dat ze mensen zagen met een donkere huidskleur. Burgemeester Voß kon zich niet door angst laten leiden en trad de geallieerden tegemoet om aan een Amerikaanse officier zijn verroeste sabel bij wijze van overgave over te dragen. De officiële capitulatie van de stad vond plaats in de bibliotheek van de universiteit.

Enerzijds ging er een zucht van verlichting door de stad omdat aan de bombardementen en de nazirepressie een einde was gekomen, anderzijds vreesde men voor wat de overwinnaars in petto hadden. Zouden zij wraak nemen? Een Marburgse vertelde na de oorlog dat het enige positieve aan de overgave was dat ze toen in elk geval rustig konden slapen, na jarenlang angstig in en uit bed te zijn gegaan. “De wereld stortte toen voor ons in”, zo omschreef een plaatsgenote haar gevoelens. “We waren opgegroeid in het Groot-Duitse Rijk.”140

Mödlareuth, Zonengrenze
Een bord in Mödlareuth op de grens van Beieren en Thüringen markeert de grens van de Amerikaanse zone met de Sovjetzone. (Bundesarchiv, Bild 183-N0415-363 / Otto Donath / CC-BY-SA 3.0)

Volle maan

Lisa Boor was blij met de komst van de Amerikanen. Boor had de militairen begroet met de Amerikaanse vlag die ze van haar zus had gekregen die ooit in de VS was geweest. Ze zag een colonne van het Rode Kruis arriveren en hoe vervolgens jassen, dekens en kleding aan de bevrijde krijgsgevangenen en buitenlandse dwangarbeiders werden uitgedeeld. Later die dag wandelde Lisa met haar man door de stad en lazen hier de verordeningen die de Amerikanen hadden uitgevaardigd. Alle naziorganisaties werden verboden, maar de Boors waren blij dat religieuze bijeenkomsten werden toegestaan, want dat betekende dat de antroposofische christelijke gemeenschap waar ze onderdeel van uitmaakten weer samen kon komen. ’s Avonds keek Lisa vanaf het balkon naar hoe de maan verscheen. Ze legde het volgende vast:

Dit is de volle maan van de lente, en kort daarna volgen paaszondag en de verrijzenis. We weten dat de periode die voor ons ligt, zwaar zal zijn, heel zwaar. Toch is mijn hart vanavond vervuld van vreugde.141

Bezettingsmacht

Nadat Adolf Hitler op 30 april 1945 zelfmoord pleegde, capituleerde Duitsland op 7 mei aan het westfront en een dag later aan het oostfront. Verschillende delen van het voormalige Duitse rijk werden overgenomen door de overwinnaars en het land werd ingedeeld in vier bezettingszones. Marburg bevond zich in de Amerikaanse bezettingszone. De bezettingsmacht in de stad had de opdracht om, samen met welwillende bewoners, de stad te denazificeren. Een belangrijk onderdeel hiervan was het verwijderen van nazi’s van belangrijpe posten.

Ter vervanging van burgemeester Voß werd sociaaldemocraat Eugen Siebecke door de Amerikanen aangewezen. Hij zou deze rol tot begin 1946 vervullen. Binnen een week na het arriveren van de Amerikanen had de burgemeester 26 ambtenaren op eigen initiatief ontslagen en een half dozijn in opdracht van het Amerikaanse militaire bestuur. Een communist werd benoemd tot politiecommissaris. Op dat moment waren er weliswaar al strubbelingen tussen de westerse geallieerden en de communistische Sovjet-Unie, maar het wantrouwen was nog niet zo groot dat communisten in de Amerikaanse bezettingszone werden geweerd uit bestuursfuncties.

Amerikaanse bezettingszone in Duitsland
Kaart uit 1948 van de Amerikaanse bezettingszone in Duitsland. Bron: Library of Congress

Volgens het SHAEF Handbook for Military Government in Germany was het eerste aandachtspunt bij de bezetting “het controleren van de burgerbevolking” zodat deze de opmars van de geallieerden niet in de weg zou staan. De prioriteit ging verder uit naar de eigen troepen: gesneuvelde kameraden moesten worden begraven, watervoorzieningen en riolen moesten worden hersteld om de verspreiding van ziekten tegen te gaan en de voedsel- en brandstofvoorraden moesten worden aangevuld.

Ook in Marburg mobiliseerden de Amerikanen de burgerbevolking om rommel van de straat op te ruimen en arresteerden ze degenen van wie ze dachten dat ze een gevaar voor de veiligheid vormden. De Amerikanen die belast waren met het lokale bestuur zagen zich voor een opgave gesteld die geen precedent kende. Marburg werd door de eerste Amerikaanse vertegenwoordigers beschouwd als “broeinest van het nazisme”, maar de bevolking stelde zich gedwee en gehoorzaam op. Echter, het besturen van een vreemde en niet langer goed functionerende stad bleek een grote uitdaging.

Van bovenaf werd het Amerikaanse bezettingsleger aangevoerd door het Amerikaanse hoofdkwartier van het militaire bestuur dat was gevestigd in Frankfurt am Main. De afstand tussen de theorie van de vergader- en bureautafel en de dagelijkse praktijk in de bezette Duitse steden was groot. Een Amerikaanse officier in Marburg beklaagde zich erover dat het hoofdkwartier hem liet “ondersneeuwen met allerlei soorten papierwerk”. Hij vroeg zich af hoe hij die papieren allemaal moest lezen “terwijl ik elfenveertig [sic] verschillende dingen doe om deze stad weer draaiende te krijgen?” Marburg verschilde hierin niet van het algemene beeld in Duitsland. “Verwarring en improvisatie, naast een overweldigend machtsvertoon, karakteriseerden de oplegging van geallieerde controle over bezet Duitsland”, zo concludeert de Amerikaanse historicus Richard Bessel die onderzoek deed naar Duitsland in 1945.142

Zwarte markt

Terwijl de Amerikanen in Marburg zich hun taak als bezetter eigen probeerden te maken, had de bevolking het na de nederlaag zwaar. In heel Duitsland werd honger geleden. Als gevolg van het oorlogsgeweld waren de landbouw en infrastructuur zwaar gehavend. Doordat mannen niet of gewond terugkeerden van het front of in krijgsgevangenkampen zaten, ontbrak het aan voldoende mankracht en kennis om de landbouw en economie weer snel vlot te trekken. Daar kwam bij dat de oorlog ook in andere Europese landen grote voedseltekorten had veroorzaakt.

De geallieerden gaven bij de voedselverdeling prioriteit aan hun eigen burgers, niet aan de verliezers. In hun sector streefden de Amerikanen naar een dagelijks voedselrantsoen van 1.550 calorieën per Duitse burger, maar in Marburg lag het gemiddelde in augustus 1945 op 1.250 calorieën (vrouwen hebben gemiddeld 2.000 calorieën per dag nodig en mannen 2.500). In sommige steden was de honger nog groter en daalde de dagelijkse calorieëninname tot 800. Het duurde tot 1948, toen het Marshallplan in werking trad, voordat de ergste honger over was.

Amerikaanse militairen doorzoeken de bagage van Duitse vrouwen op zoek naar goederen van de zwarte markt
Amerikaanse militairen doorzoeken de bagage van Duitse vrouwen op zoek naar goederen van de zwarte markt. Locatie onbekend. Bron: U.S. Army Center of Military History

In de schaarse naoorlogse jaren moesten de Marburgers vaak lang in de rij staan voor levensmiddelen, hopende dat de winkelvoorraad niet op was voordat ze aan de beurt waren. Vlees, boter en koffie waren vaak uitverkocht. Inwoners met een moestuin waren meestal beter af dan degenen zonder. Net als in de laatste oorlogsjaren probeerden veel stedelingen op het platteland voedsel te bemachtigen. In 1946 zaten de ochtendtreinen in de regio stampvol met reizigers die door middel van ruilhandel bij boeren iets eetbaars wilden bemachtigen.

Een vrouw uit Marburg bracht ongeveer veertig jaar later in herinnering dat haar vader na de oorlog leed aan een maagzweer en slechts witbrood kon eten. Dat was echter niet beschikbaar in de stad, dus fietste ze een dag lang door het platteland totdat ze een half pond wit meel kon krijgen. “Ik heb gebedeld, ik heb regelrecht gebedeld bij de boeren”, vertelde ze. De prijzen rezen de pan uit. Zo herinnerde een andere Marburgse zich dat op een gegeven moment een half pond boter 200 Mark kostte en een ei 50 Mark. “Hierdoor zijn mensen arm geworden,” zei ze, “ik heb kennissen die hun huis hebben verkocht en het geld gebruikt voor levensmiddelen op de zwarte markt en daarna […] waren ze arm.”143

Op de zwarte markt waren sigaretten een gewild betaalmiddel. In de Amerikaanse zone leverden twintig sigaretten met een oorspronkelijke waarde van 1 Rijksmark soms wel het honderdvoudige op. Duitsers die op het station van Marburg bagage van Amerikanen sjouwden kregen vaak uitbetaald in sigaretten en snoepgoed, dat ze konden omruilen voor levensmiddelen. Een baantje als kelner of serveerster in de Amerikaanse clubs was gewild, want daar had je gelegenheid om tabaksrestjes en peuken uit de asbakken te halen.

Ook peuken die op straat lagen werden verzameld om de tabak te kunnen hergebruiken. Kinderen bedelden op straat om snoepgoed bij de GI’s. Enige verlichting was er in de vorm van voedselpakketten, onder andere van CRALOG (Council of Relief Agencies Licensed for Operation in Germany), een samenwerkingsverband van zestien Amerikaanse welzijnsorganisaties die gemachtigd waren in Duitsland hulpverlening te bieden.

De werkende bevolking in Marburg ontsnapte soms van de werkvloer omdat hun loon alleen niet voldoende was om in hun levensonderhoud te voorzien. Begin 1946 schatte het bezettingsbestuur het dagelijkse werkverzuim op 20 tot 25%. In plaats van te werken ging men op pad om door middel van ruilhandel voedsel en andere schaarse goederen te verkrijgen. Om absentie onder hun personeel tegen te gaan, bedachten werkgevers allerlei secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals dagelijkse middagmaaltijden in fabriekskantines, huisvesting, reparatiediensten voor kleding en schoenen en de mogelijkheid om de eigen producten tegen kostprijs aan te schaffen.

Woningtekort

In vergelijking met zwaar gebombardeerde steden als Berlijn, Hamburg en Dresden was de oorlogsschade in Marburg meegevallen. Als gevolg van de geallieerde bombardementen was hier maar 1% van de woningen geheel verwoest en 30% gedeeltelijk. Toch ontstond er een groot woningtekort omdat in de stad veel Duitse en Duitstalige verdrevenen arriveerden uit de verloren gebiedsdelen van Hitlers Duitse rijk, zoals Tsjechië en Polen. Op 20 oktober 1946 was de bevolking met 43% toegenomen ten opzichte van 1 september 1939.

Het woningtekort werd nog verergerd doordat de Amerikanen woningen confisqueerden om hier hun troepen in onder te kunnen brengen. Tuinen werden eveneens door de Amerikanen in bezit genomen, wat bewoners de mogelijkheid ontnam om hun karige voedselrantsoenen aan te vullen met zelf gekweekte oogst. Veel Marburgers moesten intrekken bij familie, vrienden, buren of onbekenden. In 1947 hadden huizen in Marburg gemiddeld 7 bewoners, wat 2,5 meer was dan het gemiddelde in de Amerikaanse zone. Woningen waren overvol en keukens en andere voorzieningen moesten gedeeld worden. Door een gebrek aan brandstof werd op koude dagen ook binnenshuis kou geleden.

Een Duitse vrouw verzamelt in februari 1946 op een onbekende locatie in de Amerikaanse bezettingszone sprokkelhout
Een Duitse vrouw verzamelt in februari 1946 op een onbekende locatie in de Amerikaanse bezettingszone sprokkelhout om te verstoken. Bron: U.S. Army Center of Military History,

Teleurgesteld

Iemand van wie de woning werd geconfisqueerd door de Amerikanen was Marion Beyme. Ze herinnerde zich dat ze eerst “gek van blijdschap” was toen de Amerikanen kwamen. Volgens haar was echter niet iedereen zo blij en ook zijzelf was algauw erg teleurgesteld in de manier waarop de Amerikanen Duitsers behandelden zonder onderscheid te maken tussen nazi’s en niet-nazi’s. Marion en haar moeder voelden zich zwaar gedupeerd toen ze door de Amerikanen uit hun huis werden gezet, zodat het kon fungeren als onderdak voor de troepen. Het wrange was, volgens Beyme, dat “vele, vele nazi’s” niet geraakt werden, maar dat zijzelf met haar kinderen en moeder in totaal wel eenentwintig keer moesten verhuizen.

Ook hun bezittingen, inclusief een verzameling antieke bierpullen en het familieservies, werden hardhandig uit het huis verwijderd. “Ze maakten alles kapot en gooiden het allemaal naar buiten”, zei Beyme. “Later vonden we alleen nog stapels met schroot. Er was weinig overgebleven.” Het waren niet de fronttroepen van wie ze het meest hinder hadden, maar de bezettingstroepen die later arriveerden. Ze lichtte toe:

Degenen die de eerste dagen kwamen, waren gevechtstroepen en hadden iets van de oorlog gezien. Maar degenen die later kwamen, uit de VS, hadden helemaal niets gezien. En veel van deze zeer jonge soldaten wilden iets meemaken, iets van de oorlog herhalen, nicht? Wat avontuur beleven. Je zou het kunnen begrijpen, maar als je er deel van uitmaakt, is het niet zo leuk. Een oude man liep op straat. Ze schopten hem en gooiden hem over een tuinhek. En dat soort dingen.

We hadden originele aquarellen en dergelijke aan de muur hangen, die niet waren ingelijst, en ze schreven er overheen. In de kelder hadden we flessen appelsap. Toen we die later wilden pakken, nadat de Amerikanen waren vertrokken, was alles door hen opgedronken en de flessen gevuld met urine. Of in onze kookpotten lag toiletpapier, gebruikt toiletpapier. En dat soort domme dingen.

Ontzettend gênant

Beyme begreep de pesterijen en rotstreken van de Amerikanen wel, want tenslotte werden zij gezien als de vijand. Ze nam het de plaatselijke commandant echter wel kwalijk dat hij niet meer moeite deed om onderscheid te maken tussen Marburgers die lid waren geweest van de nazipartij en degenen die nimmer sympathie hadden voor het nationaalsocialisme, zoals zijzelf en haar moeder. Desondanks solliciteerde ze wel voor een baan als secretaresse bij de Amerikanen en werd ze aangekomen. “Een heel aardige Joodse officier” probeerde tevergeefs bij zijn commandant te bemiddelen zodat haar familie het huis terugkreeg. Ergens was het te begrijpen dat de bevelhebber zijn reserves had ten opzichte van Duitsers, want het leek wel alsnog niemand nog in Marburg een nazi was geweest. “Het was ontzettend gênant”, zei Beyme hierover. Ze vervolgde:

Niemand hoorde er meer bij. Het ging heel snel. Ze waren opeens anders gekleed, alle uniformen waren weg, helemaal geen insignes, en ze waren allemaal ‘gedwongen’. De ommezwaai gebeurde zo snel, het was een grap. Ik heb nog nooit zoiets gezien.

Na enkele maanden kon de familie in de kelder van hun huis terugkeren, dankzij de interventie van “een erg vriendelijke Amerikaan”. Daarna stond deze militair het hen toe om stiekem op zolder te slapen en de badkamer te gebruiken.

Duitse burgers staan in de wachtrij bij een waterpomp in Berlijn
Duitse burgers staan in de wachtrij bij een waterpomp in Berlijn. Als gevolg van door geallieerde bombardementen toegebrachte schade fungeerde het reguliere waterleidingsysteem na de oorlog in veel Duitse steden niet meer. Bron: Imperial War Museums

Gestapomethoden

Marion Beyme was niet de enige die zich beklaagde over het wangedrag van Amerikaanse militairen. Er was in de stad veel wantrouwen naar de Amerikanen. Marburgers waren verontwaardigd omdat hun meubels en andere eigendommen werden vernield in hun door de Amerikanen geconfisqueerde huizen. Er waren meldingen van hoe militairen en buitenlandse arbeiders zich misdroegen tegenover burgers en van gevaarlijk rijgedrag van bestuurders van militaire voertuigen.

Ook was er boosheid omdat de Amerikanen schijnwerpers gebruikten tijdens de jacht op wild en met handgranaten visten. Boeren waren kwaad omdat er met militaire voertuigen over hun akkers werd gereden. Verder werden de Amerikanen er volgens Gimbel van beschuldigd dat ze ‘Gestapomethoden’ toepasten bij het opsporen van nazi’s.

Bij het vervolgen van nazi’s was het streven naar rechtvaardigheid niet altijd de belangrijkste prioriteit van de Amerikanen. Dat blijkt uit hoe ze tewerk gingen bij Klaus Barbie, die vanwege zijn wreedheid als Gestapo-chef in Lyon bekend kwam te staan als ‘de Slager van Lyon’. Van december 1945 tot het voorjaar van 1947 had de nazimisdadiger, die de schuilnaam Beck had aangenomen, in Marburg zijn hoofdwoning.

In 1947 werd hij als agent gerekruteerd door het US Army Counterintelligence Corps (CIC), dat zijn kennis en vaardigheden inzette in de strijd tegen het communisme. In 1951 hielp het CIC hem ontsnappen aan vervolging in Frankrijk door zijn vlucht naar Bolivia te steunen. De Fransen veroordeelden hem bij verstek ter dood, maar pas in 1983 werd hij uitgeleverd. In 1987 werd hij tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld, waarna hij in 1991 in de gevangenis van Lyon overleed aan prostaatkanker en leukemie.

Denazificatie

Terwijl de Amerikanen Barbie hielpen ontsnappen aan vervolging, werden in Marburg in het kader van denazificatie vele andere oud-nazi’s wel vervolgd. In de Amerikaanse zone moest van alle volwassen Duitsers individueel worden vastgesteld of en in welke mate ze schuldig waren aan nazimisdaden. Aan de hand daarvan werd bepaald of ze konden terugkeren op de posities die ze gedurende Hitlers dictatuur hadden ingenomen. Er waren vijf categorieën met bijbehorende straffen:

Duitse categorie Vertaling Sanctie
I. Hauptschuldige Hoofdschuldigen Doodstraf en langdurige gevangenisstraffen met of zonder zware dwangarbeid plus aanvullende restricties, zoals ontzegging van stemrecht.
II. Belastete (Aktivisten, Militaristen und Nutznießer) Schuldigen (activisten, militaristen en profiteurs) Gevangenisstraf van maximaal tien jaar met uitvoering van reconstructiewerk plus aanvullende restricties.
III. Minderbelastete (Bewährungsgruppe) Minder schuldigen (voorwaardelijke groep) Voorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot drie jaar plus restricties.
IV. Mitläufer Meelopers Reisbeperking, ontzegging stemrecht, beroepsverbod, geldboetes.
V. Entlastete Onschuldigen Geen sancties.

Degenen die zich schuldig hadden gemaakt aan oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid, moesten direct worden gearresteerd. Anderen moesten zelf initiatief nemen om hun schuldmaat te bepalen. Een belangrijk middel bij de denazificatie was de Fragebogen, een vragenformulier waarop de Duitsers zelf moesten invullen of ze lid waren geweest van de NSDAP en aanverwante organisaties en met welke activiteiten ze zich in de naziperiode hadden beziggehouden. Volgens John Gimbel verliep de denazificatie in Marburg “intensiever dan gemiddeld in de Amerikaanse zone”. Hij schrijft:

In december 1945 rapporteerde de afdeling dat het 11.500 denazificatievragenlijsten had ontvangen ter verwerking. Na negen maanden van bezetting had de afdeling 71 ambtenaren en werknemers (56%) en 120 burgemeesters (94%) verwijderd uit het bestuur van de Landkreis; en 90 functionarissen (30%) van het stadsbestuur, de politie en de spaarbank van de stad.144

Het boek ‘Who Was a Nazi?’
Het boek ‘Who Was a Nazi?’, uitgebracht door het Office of Military Government United States (OMGUS), moest Amerikanen helpen bij de uitvoering van het denazificatiebeleid in Duitsland. Bron: Brigade Piron

Economisch voordeel

Toch slaagden de Amerikanen met hun denazificatiebeleid er in Marburg niet in om oud-nazi’s sociaal en economisch te isoleren. De uitspraken van de Amerikaanse denazificatietribunalen werden door Marburgse bestuurders nogal eens ondermijnd. In plaats van tot een beroepsverbod veroordeelde personen te ontslaan, werden sommigen alleen maar met verlof gestuurd en kregen hun vervangers slechts een tijdelijk contract, zodat een snelle terugkeer van oud-nazi’s mogelijk was.

Gimbel beschrijft hoe op grond van denazificatie ontslagen ambtenaren werden ingehuurd om te werken voor het belastingkantoor, op een speciale locatie buiten het zicht van de Amerikanen en andere Duitse burgers. Hun werkplek kwam bekend te staan als het ‘Nazi Rathaus’. Ook op maatschappelijk gebied voelden de ontslagen functionarissen zich niet geïsoleerd. Op basis van interviews met verschillenden van hen constateerde Gimbel “dat ze zich bleven bewegen in dezelfde sociale cirkels als eerder”. Sommigen ervoeren zelfs dat ze meer prestige en respect genoten, omdat hun stadsgenoten hun ontslag door de bezettingsmacht onrechtvaardig vonden; “ze kregen sympathie omdat ze schijnbaar de grootste verliezers van de oorlog waren”.145

Amerikaanse wegwijzer in Marburg
Amerikaanse wegwijzer in Marburg, vermoedelijk 1949. Bron: Stadtarchiv Marburg, S 3/7, 314
Gimbel concludeert ook dat de denazificatie tegengewerkt werd doordat voedsel belangrijker was dan loon. Werk waarbij voedsel kon worden verkregen was zeer gewild. Het was beter om niet te werken dan om een baan te hebben waarbij niets eetbaars viel te verkrijgen. Degenen die gedwongen zonder werk zaten, hadden een economisch voordeel ten opzichte van hun collega’s die hun baan wel behielden. Ze hadden immers alle tijd om op de zwarte markt of bij boeren in de omgeving aan ruilhandel te doen.

Een werkloze kon, in de woorden van Gimbel, “zoveel tijd als hij wilde reizen naar boerendorpen nabij Marburg, het ene voor het andere ruilend totdat hij het gewenste voedsel of andere goederen had”.146 Wie werkloos was, kon zich aanbieden voor onopgeleid werk, zoals het sjouwen van bagage op het station. Met het dragen van plunjezakken en uitrustingstukken van Amerikaanse militairen kon iemand “het equivalent van enkele maanden loon in sigaretten en snoep” verdienen.147

Kritiek op denazificatie

Onder supervisie van de Amerikanen werd een zeskoppige staatspolitieke commissie, inclusief secretaris, geformeerd, bestaande uit drie latere liberalen, een latere christendemocraat, een sociaaldemocraat en een communist. De commissie ging zich bezighouden met het veranderen van straat- en pleinnamen met een nazi-achtergrond en de zuivering van bibliotheken van nazistische en militaristische literatuur. Veel aandacht ging ook uit naar het ‘reanimeren’ van de samenleving; met name op het gebied van infrastructuur, huisvesting, voedsel- en brandstofvoorziening en sociale steun was er veel werk te verrichten om van Marburg weer een leefbare stad te maken.

De commissie legde verbinding tussen de bevolking en de bezettingsautoriteiten en schroomde niet het beleid van laatstgenoemde te bekritiseren. In november 1945 leverde ze een geheim rapport in bij de burgemeester over de Amerikaanse denazificatiemethoden waarin werd veroordeeld dat er werd gewerkt volgens de aanname van schuld in plaats van onschuld. Eind 1945 steunde het comité een uiteenzetting van de lokale rooms-katholieke priester die de Amerikanen adviseerde op het gebied van educatieve en religieuze kwesties. Gimbel vat zijn conclusies als volgt samen:

Zijn thesis bevatte de gebruikelijke Duitse protesten tegen denazificatie: de wet was geschreven na de misdaad, ze was willekeurig, de mensen die ermee te maken kregen konden geen beroep aantekenen, ze schond fundamentele wetten die het recht van het individu erkenden, haar methoden waren die van totalitaire staten, het scheiden van de onschuldigen van de schuldigen op een specifieke datum was nonsens, etc.148

Terwijl de commissie zich als belangrijke criticus van het Amerikaanse bezettingsbeleid opstelde, waren er ook Marburgers die vonden dat de denazificatie niet streng genoeg kon zijn. Dit waren communisten en in mindere mate sociaaldemocraten die zelf tijdens het naziregime hadden geleden. De door de Amerikanen benoemde communistische politiechef benoemde een havik tot aanvoerder van een speciale onderzoeksafdeling van de politie en gaf hem de opdracht nazi’s te verdrijven.

De leden van dit speciale team waren in meerderheid ook communisten en socialisten. De politieleider richtte ook een nieuwe politieke afdeling op en benoemde hier eveneens een radicaal, die beweerde dat als het aan hem en zijn vrienden lag er in 1954 geen nazi’s zouden zijn teruggekeerd op hun voormalige positie.

De conservatieve en liberale leden van het staatspolitieke comité stonden negatief ten opzichte van de grote invloed van radicaal-links op de politie. Volgens Gimbel “geloofden ze dat de linksen denazificatie gebruiken om te infiltreren in het bestuur van de stad en het district zodat ze uiteindelijk de macht compleet konden overnemen”.149 Zo ontstond de tegenstelling dat de conservatieven en liberalen zich afzetten tegen het Amerikaanse militaire bestuur, terwijl communisten en socialisten het ogenschijnlijk steunden.

De sympathie van de meerderheid van de burgers lag echter zoals vanouds niet bij links, want bij de eerste naoorlogse democratische verkiezingen (voor de gemeenteraad) in 1946 won de liberaal-democratische partij met 40,4% van de stemmen met de belofte dat ze het stadsbestuur zou ‘decommunistiseren’. De sociaaldemocraten verkregen 27,2% van de stemmen, de christendemocraten 23,2% en de communisten 7%.

Een bevrijde gevangene herkent een kampbewaker
Een bevrijde gevangene herkent een kampbewaker. Bron: U.S. Army Center of Military History

Spruchkammern

Vanaf 1 juni 1946 werden de Duitse autoriteiten in de Amerikaanse zone zelf verantwoordelijk gemaakt voor de denazificatie. Zowel in de stad als in het district Marburg werden denazificatietribunalen opgericht die bekend stonden als Spruchkammern. Ondertussen lieten de Amerikanen hun strenge beleid varen, bijvoorbeeld door het uitvaardigen van de jeugdamnestie van 8 juli 1946 die iedereen die geboren was na 1 januari 1919 vrijstelde van vervolging, uitgezonderd degenen die werden beschouwd als hoofddaders of daders. In 1947 en 1948 volgden verdere versoepelingen.

Doordat de Duitse politieke partijen betrokken waren bij de benoeming van leden van de Spruchkammer en de radicalen (vooral communisten) weinig stemmen vergaarden waardoor hun invloed afnam, werden de uitspraken van de tribunalen ook steeds minder streng. Niet langer was het uitbannen van alle nationaalsocialisten het doel. De voorzitter en de twee bijzitters, waaruit elke Spruchkammer bestond, waren vaak mild en namen het niet zo nauw met de wet door beschuldigden in lagere strafcategorieën in te delen of vrij te spreken, ondanks het bewijs tegen hen.

Volgens Gimbel tonen de meest complete statistieken die beschikbaar zijn voor Marburg dat in maart 1948 ongeveer 29% van de aangeklaagden een pardon had gekregen. Ongeveer 38% van alle Marburgers boven de achttien jaar was veroordeeld, maar velen daarvan werden later alsnog vrijgesproken of in een minder zware categorie ingedeeld. Op 15 oktober 1949 werd het laatst overgebleven denazificatietribunaal in Marburg gesloten.

Algauw kregen de conservatieven en oud-nazi’s het weer voor het zeggen in Marburg. De communistische openbaar aanklager trok zich terug nadat hij had geprobeerd de Oberbürgemeister150 te vervolgen voor machtsmisbruik tijdens de naziperiode. De aanklager werd zelf echter geschorst vanwege een vermeend lidmaatschap van de SS. Er werd een vervanger benoemd en de burgemeester werd vrijgesproken, mede dankzij een getuigenis van een goede vriend van hem. In 1947 trokken alle communistische bijzitters zich terug uit de denazificatietribunalen, omdat ze zich tegengewerkt voelden. De communistische secretaris van de Spruchkammer van het district Marburg werd ontslagen, op beschuldiging van het afluisteren van telefoongesprekken van niet-communistische aanklagers en ander personeel van het tribunaal. Was de kritiek eerst dat de Amerikaanse denazificatietribunalen te streng waren, inmiddels waren de Duitse Spruchkammern in Marburg een klucht geworden.

Grote en kleine nazi’s

Hermann Bauer, de links-liberale krantenuitgever uit Marburg, formuleerde het tekortschieten van de denazificatie in Marburg op een wijze die aansloot bij hoe historici en andere deskundigen later hierover zouden oordelen in landelijk perspectief. Bauer zag volgens Gimbel de wet als “middel voor het verwijderen van vijanden van de jonge Duitse democratie”. Een goede uitvoering had moeten resulteren “in de bestraffing van echte nazi’s en vrijspraak voor ‘kleine nazi’s, die onrechtvaardig werden getroffen door de wet”.

In zijn krant, die met toestemming van het militaire bestuur werd uitgegeven, betoogde Bauer dat invloedrijke oud-nazi’s dankzij hun netwerk veel makkelijker in staat waren om ontlastende verklaringen en getuigen te verzamelen om de tribunalen van hun onschuld te overtuigen. De ‘kleine nazi’s’ daarentegen waren overgeleverd aan de genade van de tribunalen.

“Als alle grote nazi’s vrijgelaten worden, dan zijn het de kleintjes die overblijven om te hangen”, verkondigde Bauer. In oktober 1946 legde hij zijn functie neer als plaatsvervangend voorzitter van het tribunaal in Marburg, uit protest tegen de bevoorrechting van onder andere professoren van de universiteit en de benadeling van verschillende personen wier rol tijdens het naziregime hij beschouwde als onbeduidend. De kritiek die hij uitte op de denazificatie werd hem niet in dank afgenomen. Door de Amerikaanse militaire gouverneur werd Bauer ervan beschuldigd communist te zijn. In 1948 keerde zijn redactie zich tegen hem en nam hem de krant uit handen. “Hij verloor de Marburger Presse net zoals hij zijn krant tijdens het naziregime had verloren”, schrijft Gimbel treffend.151 In 1952 bekleedde de liberale journalist geen enkele functie meer waarin hij de publieke opinie had kunnen beïnvloeden ten gunste van een democratischer Duitsland.

Geen succes

Na 1946 werden in Marburg, naast de vier bestaande partijen, verschillende lokale politieke partijen gevormd, waaronder de Nationaldemokratische Partei (NDP), die tussen 1945 en 1950 vooral in Hessen actief was en daarna opging in de extreemrechtse Deutsche Reichspartei. De NDP verzette zich fel tegen de denazificatie en wilde in de oorlog verloren grondgebied weer terugkrijgen. Vooral oud-nazi’s voelden zich aangetrokken tot de partij.

FDP 1949
Verkiezingsposter uit 1949 van de liberale Freie Demokratische Partei die oproept een streep onder de denazificatie te zetten.
Uiteindelijk werd de weerstand tegen de denazificatie echter door alle politieke partijen vertolkt, uitgezonderd de communistische. Hardnekkige vooroordelen bleken moeilijk uit te roeien: in 1946 voorspelde een christendemocraat “dat denazificatie de weg vrijmaakte voor het ‘bolsjewiseren’ van Duitsland”, uitgevoerd “door voormalige Joodse emigranten in geallieerde uniformen”.152 Veel Marburgers werden tussen 1946 en 1948 lid van een politieke partij omdat ze dit zagen als de snelste weg om aan bestraffing door een Spruchkammer te ontsnappen. Toen de denazificatie in 1948 haar einde naderde, nam zowel het aantal nieuwe partijleden als het totale aantal partijleden af.

Gimbel concludeert dat de denazificatie in Marburg geen succes was, wat volgens hem ook blijkt “dat in december 1948 28% van de medewerkers van de gemeente was beschuldigd volgens de Wet voor Bevrijding [van het nationaalsocialisme]. Het bestuur van de Landkreis had 23 van zulke functionarissen in dienst (18% van het totaal), en de dorpelingen hadden 25 burgemeesters (20%) benoemd die eveneens waren beschuldigd.” De Amerikanen hadden gehoopt dat de lokale bevolking de verwijdering van oud-nazi’s uit de samenleving zou steunen en de Amerikaanse democratische waarden overnam, maar ze stond volgens Gimbel “onverschillig (ohne mich) tegenover openbaar bestuur” en liet dit over aan “de politieke experts”. Hij vervolgt:

In Marburg waren deze politieke experts de conservatieve, protestantse partijleiders uit de middenklasse die meer geïnteresseerd waren in het beschermen van een ‘politiek, economisch, sociaal en cultureel systeem dat veel ouder was dan het nazisme’ dan in het bevorderen van een juridische revolutie van maatschappij en politiek.153

Parade met Franse tanks in Marburg
Parade met Franse tanks in Marburg, 1951. Bron: Stadtarchiv Marburg, S 3/7, 1475

In januari 1952 vertrokken de Amerikaanse officieren die verantwoordelijk waren voor de democratisering uit Marburg. De Marburgers waren voortaan zelf verantwoordelijk voor het hooghouden en beschermen van de democratie. Dat deden ze onder meer door radicalen en revolutionairen te weren uit het bestuur of hun toon te neutraliseren, precies zoals de Amerikanen verwachtten. In plaats van zich te laten inspireren door de Amerikanen, beriepen ze zich echter weer op de Duitse tradities van voor de naziperiode.

“De Marburgers waren desondanks niet ondankbaar voor de vele dingen die de Amerikanen gedaan hadden, om hen te helpen, vooral in de latere jaren van de bezettingstijd”, concludeert Gimbel. De bezettingsofficieren hadden volgens hem op de stad en haar inwoners “aanzienlijke invloed” gehad.154 Toen Raymond O. Didlo, de laatste Amerikaanse verbindingsofficier, in 1952 de stad verliet, namen vertegenwoordigers van de stad en het district afscheid van hem. Hij ontving veel lof en kreeg een schilderij als geschenk uitgereikt. De Marburgers stonden na het uitzwaaien van Didlo voortaan bestuurlijk weer helemaal op eigen benen. Omdat West-Duitsland echter nog niet beschikte over een eigen leger werden de Amerikaanse troepen in 1951 vervangen door Franse troepen, die werden ondergebracht in twee kazernes in de stad. De Fransen bleven hier totdat ze in 1956 werden afgelost door de in 1955 opgerichte Bundeswehr.

Dit artikel maakt onderdeel uit van de achtdelige serie De bruine stad over de opkomst, machtsperiode en ondergang van het nationaalsocialisme in Marburg.

NB: Notenapparaat wordt gepubliceerd bij laatste artikel van de serie

Kevin Prenger (1980) is verbonden aan TracesOfWar.nl. Zijn aandacht gaat uit naar de geschiedenis van de Holocaust en nazi-Duitsland. In 2015 verscheen zijn boek Oorlogszone Zoo, over de Berlijnse dierentuin tijdens de naziperiode. Verschillende boeken over de Tweede Wereldoorlog volgden: De boodschapper uit de hel, Een rechter in Auschwitz, Het masker van de massamoordenaar, Kerstmis onder vuur, Kolberg, Meer dan alleen Auschwitz, In de schaduw van Schindler en Van kinderwieg tot soldatengraf, over onderwijs en indoctrinatie van de jeugd in Hitlers Duitsland. Zie ook website of X-account.

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 55.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×