Wat wisten de inwoners van Marburg van de Holocaust?

“Zoiets doen wij Duitsers niet!”
14 minuten leestijd
Het station van Marburg in 2022
Het station van Marburg in 2022. Hiervandaan werden Joden uit Marburg op transport gezet. Het liep tijdens de oorlog zware schade op, maar werd nadien gerestaureerd. (FAL 1.3 - A.Savin - wiki)
Dit artikel maakt onderdeel uit van de achtdelige serie De bruine stad over de opkomst, machtsperiode en ondergang van het nationaalsocialisme in Marburg.

In september 1939, toen de Tweede Wereldoorlog begon, telde Marburg na alle antisemitische vernederingen en discriminerende maatregelen nog 115 Joodse inwoners. Hun bewegingsvrijheid werd in oorlogstijd, net als elders in het Duitse Rijk, nog verder beperkt. Nadat ze eerst slechts achterin in de trein en tram mochten zitten, werd het Joden vanaf mei 1942 helemaal verboden om met het openbaar vervoer te reizen. Joden hadden een dagelijkse meldplicht bij de politie, mochten vanaf eind 1939 geen telefoon meer bezitten en het was hen vanaf juli 1940 nog slechts toegestaan om tussen 11.00 en 12.00 uur boodschappen te doen.

Vanaf de late zomer van 1940 werden Joodse mannen gedwongen zware lichamelijke arbeid te verrichten, wat voortduurde totdat alle Joden uit Marburg waren afgevoerd. Dat hun Joodse stadsgenoten dwangarbeid moesten doen bleef niet onopgemerkt bij niet-Joodse inwoners, onder wie Marion Beyme, die hierover het volgende verklaarde:

Eerst zagen we dat ze moesten werken, advocaten en zo, in onze straten, de sporen moesten uitgraven voor de trams. Waar ze zelf niet in mochten rijden. Daar werkten ze, heel zwaar werk dat ze niet gewend waren en dat hun kracht wegnam.116

Er volgden in 1941 en 1942 nog vele andere geboden en verboden voor Joden, waaronder de verplichting om in het openbaar een gele davidster op hun kleding te dragen en een inleverplicht van bontjassen, fietsen, typemachines en platenspelers.

Deportaties

Nadat Hitlers troepen op 22 jun 1941 de Sovjet-Unie binnenvielen nam de Jodenvervolging een genocidale wending. Terwijl de Wehrmacht oprukte richting Moskou voerden Einsatzgruppen van de SS in haar kielzog massamoorden uit op de Joodse bevolking. In bezet Oost-Europa werden vanaf eind 1939 getto’s ingericht waar Joden werden ondergebracht onder slechte levensomstandigheden. Velen kwamen hier om door uithongering en uitputting door dwangarbeid of werden hiervandaan afgevoerd naar vernietigingskampen. Deze vernietigingskampen, waaronder Auschwitz-Birkenau en Sobibor, werden in 1942 in gebruik genomen. Slachtoffers werden overal vanuit door Duitsland beheerst Europa in treinen naar deze ‘moordfabrieken’ afgevoerd om hier systematisch door middel van vergassing te worden vermoord.

Voorafgaand aan hun deportatie werden de Joden in Marburg gedwongen om met meerdere gezinnen en personen in zeven speciaal aangewezen Ghettohäuser te wonen. Hier werden ook Joden gehuisvest die oorspronkelijk elders in het district Marburg woonden. Vanuit Marburg vonden drie Jodentransporten per trein plaats, telkens met het hoofdstation in de stad als vertrekpunt en een verzamelkamp in Kassel als tussenstop. De eerste 43 Joden uit Marburg werden op 8 december 1941 op transport gezet naar het getto van Riga. Slechts één persoon uit dit transport overleefde de oorlog. Het tweede transport vertrok op 31 mei 1942 en had vernietigingskamp Sobibor als doel. Geen van de 28 gedeporteerden overleefde. Het derde en laatste transport van Joden verliet de stad op 6 september 1942 richting het getto van Theresienstadt. Van de 43 gedeporteerden overleefden er 5. Slechts twee Joden, die vanwege hun huwelijk met een Ariër uitgezonderd waren van transport, bleven achter in Marburg.

Tegelijk met de Joden uit de stad Marburg werden in totaal 154 Joden uit het district Marburg gedeporteerd, van wie de meesten eveneens werden vermoord. Verder werden in maart 1943 ook 80 Sinti vanuit Marburg afgevoerd naar vernietigingskamp Auschwitz, waar de meesten omkwamen.

Inwoners van Ludwigslust in Duitsland worden in april 1945 door de Amerikanen gedwongen een nabijgelegen concentratiekamp te bezoeken
Inwoners van Ludwigslust in Duitsland worden in april 1945 door de Amerikanen gedwongen een nabijgelegen concentratiekamp te bezoeken. Bron: U.S. Army Signal Corps, via Harry S. Truman Library & Museum

Wir haben es nicht gewusst

Hoewel ze niet allemaal getuige zullen zijn geweest van de deportaties, omdat ze op dat moment niet ter plekke waren, kon het Marburgers niet ontgaan dat hun Joodse stadsgenoten verdwenen en niet meer terugkeerden. Ze misten bekende gezichten en zagen dat huizen tijdelijk leeg kwamen te staan. Onderling spraken ze hierover heimelijk met elkaar. Schrijfster Lisa Boor schreef drie dagen na het laatste Jodentransport in haar dagboek het volgende:

Afgelopen zondag hebben de laatste dragers van de davidster Duitsland verlaten: ouderen, zieken, kinderen – allemaal! In mij leeft een gevoel van verschrikkelijke verlatenheid.117

Na de oorlog was de uitdrukking ‘Wir haben es nicht gewusst’ een veelgebruikt excuus van Duitsers in relatie tot de Holocaust of uitroeiing van de Joden. Marion Beyme, die kritisch stond tegenover de nazi’s, beweerde begin jaren negentig dat ze in oorlogstijd weinig wist van wat er gaande was. Ze was op de hoogte van het bestaan van concentratiekampen, maar had nooit gedacht dat het er zoveel waren. Weliswaar had ze “een zwaarmoedig gevoel” over wat mensen hier werd aangedaan, maar over de vergassingen hoorde ze pas veel later. Het enige dat ze deed met deze kennis was erover spreken met vrienden die ze vertrouwde. Meer kon ze naar eigen zeggen ook niet doen: “We werden allemaal te laat wakker” en vrouwen zoals zij hadden andere verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld de zorg voor kinderen en bejaarde ouders. Om je te verzetten had je volgens Beyme…

…een heleboel lef nodig. En naar mijn mening is niet iedereen een held. Ik geloof dat je niet kan verwachten dat elke mens zo moedig is. Dat is teveel gevraagd.118

Er was echter iemand in Marburg die deze moed wel had, namelijk de op 8 augustus 1894 in Bad Ems geboren Marie Luise Hensel-Glothmann. Zij werd in 1972 door het Israëlische Holocaustinstituut Yad Vashem voor haar hulp aan Joden postuum onderscheiden tot Rechtvaardige onder de Volken. Om diezelfde reden werd na de oorlog in Marburg een straat naar haar vernoemd. Ze was de weduwe van een professor van de universiteit van Köningsberg in Oost-Pruisen die in 1933 vanwege zijn Joodse afkomst zijn leerstoel had moeten afstaan. De vrouw, die naar Marburg was verhuisd, wilde in de buurt van de Bodensee haar Joodse stadgenoot, de jurist Hermann Reis, helpen om met zijn vrouw en dochter de Duits-Zwitserse grens over te steken. Met een vriendin verkende ze op 27 augustus 1942 alvast de omgeving, toen ze aan de Gestapo verraden werd door een waardin die ze in vertrouwen had genomen.

Marie Luise en haar vriendin werden gearresteerd en overgebracht naar een gevangenis in Konstanz. Ze werden beschuldigd van het schenden van het “gezond verstand van het volk” (gesunde Volksempfinfden) en “hulp aan Joden”.119 Na drie dagen intensief verhoord te zijn pleegde Marie Luise zelfmoord, haar vriendin werd na enkele dagen vrijgelaten. Het gezin Reis werd naar Auschwitz gedeporteerd en hier vermoord. Het lukte de Joodse kleermaker Jakob Schneider, de latere voorzitter van de Joodse gemeente van Marburg, wel te ontsnappen aan deportatie door in een dorp nabij Marburg bij niet-Joodse bekenden onder te duiken.

Marie Luise Hensel-Glothmann (1)
Het graf van Marie Luise Hensel-Glothmann op de hoofdbegraafplaats in Marburg. (CC BY-SA 4.0 – Heinrich Stürzl – wiki)

Gebrek aan mededogen

In de gesprekken die Milton Mayer met de tien Marburgse mannen hield, kwam hun kennis van de Holocaust uitvoerig aan bod. Volgens de Amerikaan kenden ze alle tien niemand die direct betrokken was bij de uitroeiing van de Joden. Oud-politieman Wolfgang Heyer vertelde dat hij wist van de transporten, maar dat hij hier geen moeite mee had omdat hij dacht “dat Joden een land kregen waar ze konden leren om met hun handen te werken in plaats van met geld”. Vier van de tien dachten dat de enige Joden die in een kamp terecht kwamen verraders waren en dat de rest met hun bezittingen mocht vertrekken naar het buitenland. Vier anderen hadden wel het vermoeden dat de Joden van hun eigendommen werden beroofd, maar even veel mannen dachten dat ze de marktwaarde voor hun huis of bedrijf kregen. Er waren wel geruchten over wat de Joden werkelijk overkwam.

Mayer sprak met een Joodse inwoner van Marburg die de oorlog had overleefd en het volgende verklaarde:

Oh, dingen sijpelden hoe dan ook door, altijd in stilte, altijd indirect. Dus mensen hoorden geruchten en de rest konden ze wel raden. Natuurlijk geloofden de meeste mensen de verhalen van Joden en andere tegenstanders van het regime niet. Er werd uiteraard gedacht dat zulke mensen alles overdreven.121

Berichten over de massamoord op Joden bereikten Duitsland vooral via Duitse militairen die met verlof waren. Zij hadden zelf executies aan het Oostfront aanschouwd of hierover gehoord. Anderen hadden in Polen de getto’s gezien of waren in de omgeving van Auschwitz gestationeerd, waar ze hoorden over de vergassingen en crematies. Mayer concludeerde op basis van zijn gesprekken dat de Marburgers dachten dat de geruchten over de massamoord op de Joden geallieerde propaganda waren. Ze hadden de waarheid volgens hem alleen kunnen kennen “als ze dat heel graag wilden. Maar wie wilde dat?”122

Marburgers hadden in oorlogstijd hun eigen zorgen, bijvoorbeeld over naasten die aan het front waren, de voedselvoorziening en het luchtalarm, dus waarom zouden ze zich bekommeren om Joden? De Amerikaan vergeleek de desinteresse met die van witte mensen voor het lot van zwarte mensen in de Verenigde Staten. Het gebrek aan mededogen deed hem ook denken aan de deportatie en internering van Japanse Amerikanen aan de Amerikaanse westkust na de Japanse aanval op marinehaven Pearl Harbor. Hij wist hier zelf ook van, maar had er niets tegen gedaan. “U wist van dingen waarvan u vond dat ze verkeerd waren”, zei zijn ‘vriend’ Heinrich Möller hierover. “Maar u deed niets. Wij hoorden, of dachten, en we deden niets. Zo gaat het overal.”123

Dat de levensomstandigheden in de Amerikaanse kampen veel beter waren dan in de nazikampen en geïnterneerden zich niet moesten doodwerken of in gaskamers werden vermoord, maakt de vergelijking niet overtuigend.

Japanners kamp Amerika
Mannen en vrouwen van Japanse afkomst stappen in Californië op de trein om naar een verzamelkamp gebracht te worden. 120.000 personen van Japanse komaf werden tijdens de Tweede Wereldoorlog in de VS geïnterneerd. Bron: U.S. National Archives and Records Administration

Rassenideologie

De rassenideologie van de nazi’s, die ten grondslag lag aan de uitroeiing van de Joden, interesseerde volgens Mayer geen van de tien van zijn onderzoekspersonen. De helft van hen lachte er zelfs om. Conrad Kilian noemde het “nonsens” die werd verkondigd door de SS en op universiteiten. Hij wees Mayer op het bruine haar van zijn vrouw en zijn eigen brede schedel, die niet voldeden aan het Arische ideaalbeeld, terwijl ze toch echt niet-Joodse Duitsers waren. De tien voelden zich wel Duitsers, maar niet zozeer als ras als wel als volk. Hun anti-Joodse gevoelens waren meer gestoeld op economische en religieuze vooroordelen dan op racistische denkbeelden.

Mayer constateerde dat feiten hiertegen inbrengen niet hielp, net zoals de Amerikanen niet op andere gedachten te brengen waren als het ging om de ‘Jappen’ die na Pearl Harbor door elke Amerikaan werden gezien als “verraderlijk volk”.124 Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de Amerikaanse haat vooral werd gevoed door de toenmalige agressie van het Japanse keizerrijk, terwijl de Joden in Duitsland al veel langer met haat werden bejegend.

De vooroordelen over de zigeuners waren in Duitsland meestal niet minder hardnekkig dan die over de Joden. Zo blijkt bijvoorbeeld uit de volgende woorden van Mayers gespreksgenoot Ludwig Schweinsberger:

Je moet toegeven dat Hitler van de bedelaars en zigeuners afkwam. Dat was een goede zaak. De zigeuners hadden veel kinderen, charmante kinderen ook, die ze leerden bedriegen en stelen. In het dorp, in mijn jeugd, deden we onze deuren op slot als er zigeuners waren; anders nooit. Ze waren een vreemd ras, vreemd bloed.125

Afbeelding van een ‘Arische’ familie
Afbeelding van een ‘Arische’ familie op een kalender van 1938 die werd uitgebracht door het Rassenpolitieke Bureau van de NSDAP (CC BY-SA 4.0 – Ludwig Hohlwein – wiki)

Zoiets doen wij Duitsers niet!

De standpunten van de Marburgse vrouwen die in de jaren tachtig werden geïnterviewd, verschilden niet wezenlijk van die van Mayers mannen. De massamoord werd afgekeurd, maar tegelijkertijd ontkenden sommige vrouwen geweten te hebben van de genocide en ontdoken ze elke verantwoordelijkheid. Soms trad hun antisemitische gedachtegoed ook weer naar de oppervlakte, zoals bij de vrouw die de volgende verklaring gaf:

En de Jodengeschiedenis; dat mocht niet gebeuren. In deze vorm mocht dat niet gebeuren! Dat is onmogelijk. Ze konden ze uit hele hoge regeringskringen en uit leidinggevende, hoge posities en zo verwijderen en hen werk op lager niveau of helemaal geen werk geven. Dat had nog gekund. Maar in deze vorm, nee, dat moet ik afwijzen.126

Een andere vrouw vertelde dat ze woonde in een huis dat Joods eigendom was geweest. Ze voelde zich daar niet schuldig over, want het huis stond op het moment dat ze hier introk leeg en het was geschikt voor haar en haar medebewoners. Volgens haar was er slechts een emaillen schaal overgebleven van de vorige eigenaars. Na de oorlog, vermoedelijk begin jaren vijftig, belde een vrouw aan. De dochter van de geïnterviewde vrouw deed open en riep haar moeder erbij want er stond een dame voor de deur die haar wilde spreken. De onbekende stelde zich voor als de dochter van het Joodse gezin dat in het huis had gewoond. Haar ouders waren gedeporteerd, maar zelf was ze getrouwd met een Franse Jood en had ze de oorlog ondergedoken in Frankrijk overleefd. Ze kwam vragen of er nog eigendommen van haar familie overgebleven waren. “Ach, het was vreselijk pijnlijk”, verklaarde de Duitse vrouw hierover.

En toen heb ik gezegd: ‘U kunt mijn hele huis bekijken, inclusief zolder en kelder, maar wij hebben niks, behalve een grijze schaal, die is er nog’. Ja, dat was erg onaangenaam, je kon er niets aan doen.127

Een in 1921 geboren Marburgse ontkende geweten te hebben van de concentratiekampen. Toen de Amerikanen hierover vertelden, geloofde ze het niet, want “zoiets doen wij Duitsers niet!”128 Een vier jaar jongere inwoonster van de stad beweerde daarentegen dat men wel degelijk wist van de kampen, omdat er werd gewaarschuwd dat je bepaalde dingen niet moest zeggen omdat je dan in een concentratiekamp belandde:

We hebben ons voorgesteld dat dit een vreselijk strafkamp is, waar de mensen hard moeten werken, waar ze weinig te eten krijgen en waar het niet goed met hen ging. Maar wat daar gebeurde, wisten we niet. En als we het hadden geweten, hadden we er niet over kunnen spreken, dan waren we daar zelf beland.129

neurenberg opgraving
Inwoners van Neurenberg begraven onder dwang van de Amerikanen de lichamen van Russische en Poolse Joden die in een concentratiekamp in de buurt waren geëxecuteerd door de SS. Bron: U.S. Army Signal Corps, via Harry S. Truman Library & Museum

Weer een andere vrouw beklaagde zich dat zij en haar stadsgenoten zich niet om de Joden hadden kunnen bekommeren omdat men “zoveel meer te doen had”. Men had geen nachtrust, noch dagrust, zei ze: “Stelt u zich eens voor, alles moest verduisterd worden bij het invallen van het donker. […] Jaloezieën had je nog niet.”130 Het ontging haar blijkbaar welke luxe het was als in oorlogstijd je belangrijkste bekommernissen een slaaptekort en de verduisteringsmaatregelen waren.

Schuld

Ook na de oorlog, toen de in opdracht van Hitler uitgevoerde misdaden onder andere tijdens het proces van Neurenberg in detail waren geopenbaard, was de waarheid soms moeilijk te geloven. Incassomedewerker Heinrich Möller verklaarde bijvoorbeeld het volgende tegenover Mayer:

Het vermoorden van de Joden? Ja, dat was verkeerd, tenzij ze verraad pleegden in oorlogstijd. En natuurlijk deden ze dat. […] Toch was het verkeerd, hoewel sommigen zeggen dat het gebeurd is en anderen zeggen van niet. Je kunt me foto’s laten zien van schedels en schoenen, maar dat is geen bewijs. Maar ik vertel je dit – het was Himmler. Hitler had er niets mee te maken.131

Schoenen van Joodse slachtoffers
Schoenen van Joodse slachtoffers in het museum van het voormalige concentratiekamp Auschwitz. (CC BY-SA 3.0 – Bibi595 – wiki)

Hans Steih, de hoofddader van de brandstichting in de synagoge en een radicale antisemiet, ging nog verder in het ontkennen van de feiten, omdat de waarheid hem niet interesseerde. Mayer noemde hem “de primitiefste van zijn vrienden. Hij was een erg beperkte man. Feiten […] hadden voor hem geen nut […]. Hij kon spreken, maar niet luisteren. Ik liet hem praten.” De man ontkende dat zes miljoen Joden waren vermoord, want “als je ziet hoeveel er tegenwoordig nog over heel de wereld zijn”. Volgens hem waren er nog 15 miljoen in de VS, wat Mayer corrigeerde: 6 of 8 miljoen. “Natuurlijk, dat is wat ze beweren”, antwoordde de kleingeestige Duitser. “Weet u hoeveel er nu in Rusland zijn? Ze controleren de regering, het geld, alles, overal.”132 Als Joden waren vergast dan vond Steih dat verkeerd, maar hij geloofde niet dat dit was gebeurd.133

Fundament voor de Holocaust

Mayer legde op basis van een gesprek met een collega aan de universiteit van Frankfurt uit dat de Holocaust begon met bordjes bij winkels met de boodschap ‘Duitse firma’ en dat pas veel later de gaskamers volgden. Op een dag was het te laat en hadden mensen dingen geaccepteerd die ze vijf jaar eerder niet geaccepteerd zouden hebben:

De wereld waarin je leeft – je natie, je volk – is helemaal niet meer de wereld waarin je geboren bent. […] Nu leef je in een wereld van haat en angst, en de mensen die haten weten dat niet eens van zichzelf; als iedereen is getransformeerd, is niemand getransformeerd.134

slachtoffers marburg
Op de muren bij de trap naar spoor 8 op het station van Marburg bevinden zich platen zoals deze met daarop de namen van gedeporteerde Joden en Sinti. (CC BY-SA 4.0 – Heinrich Stürzl – wiki)

Bovenstaande individuele verklaringen van mannelijke en vrouwelijke Marbugers zijn niet per se representatief, maar komen wel sterk overeen met wat vele andere Duitsers na de oorlog verklaarden. In een stad als Marburg, waar het antisemitisme vanouds dominant was en niet of nauwelijks werd weersproken, verschool men zich achter excuses om verantwoordelijkheid voor de massamoord te ontlopen. De meerderheid van de bevolking legde door te zwijgen over het antisemitisme, of door hiermee in te stemmen of eraan bij te dragen, het fundament voor de Holocaust. Zonder de ondoordachte en kwaadaardige vooroordelen en breed gedragen Jodenhaat in de jaren voorafgaand aan de oorlog was de Holocaust niet mogelijk geweest.

De meeste leden van de Duitse oorlogsgeneratie die Hitler hadden gesteund, slaagden er niet in om hun medeverantwoordelijkheid voor de nazimisdaden te erkennen. Het waren naoorlogse generaties die gingen onderzoeken welke schuld ‘gewone’ Duitsers droegen.

Stolpersteine

Wie het Marburg van tegenwoordig bezoekt kan met eigen ogen zien hoe de stad in het nieuwe millennium omgaat met deze donkere pagina in de geschiedenis. In 2015 werden bij de renovatie van het station zilverkleurige platen aangebracht op de wanden langs de trappen naar de perrons 5 en 8 met daarop in het zwart de namen van 349 Joden en Sinti die vanuit de stad werden gedeporteerd. Op de plek waar de tijdens de Kristallnacht verwoeste synagoge stond, bevindt zich sinds 2012 een gedenktuin met een maquette van het gebedsgebouw.

Een speciale wandelroute brengt toeristen en andere geïnteresseerden langs de belangrijkste locaties die herinneren aan het Joodse leven in de stad sinds de veertiende eeuw. Verspreid door de stad liggen, in de stoep voor het laatste woonadres van de slachtoffers, ongeveer tachtig Stolpersteine. Bovenop deze betonnen steentjes van 10 x 10 cm zit een plaatje van messing met daarop de persoonlijke gegevens van de herdachte persoon, zoals de sterfdatum en -locatie.

Stolpersteine Marburg
Stolpersteine voor Joodse slachtoffers voor de woning aan Wettergasse 2 in Marburg. (CC BY-SA 4.0 – Hydro – wiki)

Ook niet-Joodse slachtoffers van de nazi’s worden in de stad herdacht met een ‘struikelsteen’, onder wie bijvoorbeeld de dichter Karl Fritz Bode die op 26 juni 1941 op 45-jarige leeftijd werd vermoord in het ongeveer 60 kilometer ten zuidoosten van Marburg gelegen euthanasiecentrum Hadamar. Hij was in 1934 vanwege zijn maatschappijkritiek opgenomen en bracht de tussenliggende jaren in verschillende klinieken voor geesteszieken door. De aan schizofrenie lijdende Richard Hartmann, voor wie eveneens een Stolperstein is gelegd, overkwam op 16 mei 1941 hetzelfde lot. Hij was 44 toen hij op die datum in Hadamar werd vergast. Zijn nabestaanden kregen echter te horen dat hij was gestorven aan “actieve longtuberculose en bloedspuwing”.135

Voor psychiatrische patiënten was in Hitlers rijk geen plek; zij werden beschouwd als ‘overbodige eters’ en werden vanwege de zorgkosten beschouwd als een last voor de samenleving. In het kader van het euthanasieprogramma, dat na de oorlog bekend is komen te staan als Aktion T-4, werden in 1940 en 1941 meer dan 70.000 Duitsers met een lichamelijke of geestelijke handicap of geestesziekte, met volledige medewerking van de medische sector, gedood.

Dit artikel maakt onderdeel uit van de achtdelige serie De bruine stad over de opkomst, machtsperiode en ondergang van het nationaalsocialisme in Marburg.

NB: Notenapparaat wordt gepubliceerd bij laatste artikel van de serie

Kevin Prenger (1980) is verbonden aan TracesOfWar.nl. Zijn aandacht gaat uit naar de geschiedenis van de Holocaust en nazi-Duitsland. In 2015 verscheen zijn boek Oorlogszone Zoo, over de Berlijnse dierentuin tijdens de naziperiode. Verschillende boeken over de Tweede Wereldoorlog volgden: De boodschapper uit de hel, Een rechter in Auschwitz, Het masker van de massamoordenaar, Kerstmis onder vuur, Kolberg, Meer dan alleen Auschwitz, In de schaduw van Schindler en Van kinderwieg tot soldatengraf, over onderwijs en indoctrinatie van de jeugd in Hitlers Duitsland. Zie ook website of X-account.

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 55.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×