Hij was niet minder dan bijna twaalf jaar premier. Daarmee eindigt hij (voorlopig, maar het record zal wel niet snel meer verbroken worden) op een eervolle tweede plaats, na VVD’er Mark Rutte. Maar erg makkelijk te duiden is hij niet. Dat ondervonden waarschijnlijk Johan van Merriënboer en Lennart Steenbergen bij het schrijven van hun biografie van Ruud Lubbers, getiteld Een slag anders.
De CDA’er (aanvankelijk KVP’er) was zeer intelligent, maar ook nogal zweverig. Hij was ideologisch bevlogen en bezield van hogere voornemens, maar tevens een pragmaticus die op zoek was naar het compromis. Hij was rechts, maar ook links.
Van Merriënboer, die ook meewerkte aan de levensbeschrijving van Lubbers’ partijgenoot en voorganger Dries van Agt, in 2008 verschenen onder de titel Tour de force, zal gemerkt hebben dat sommige personen zich beter lenen voor een amusante biografie dan anderen.
Niet amusant
Nee, amusant was het leven van Lubbers niet, wel vol tamelijk moeilijk te duiden verwikkelingen. Hij werd geboren op 7 mei 1939 in Rotterdam als zoon van een katholieke ondernemer. Zijn vader gaf leiding aan de constructiewerkplaats Hollandia Kloos, waarvan hij later eigenaar werd. Toen hij in 1963 onverwacht overleed namen twee van zijn zoons, onder wie Ruud, het bedrijf over. Lubbers had toen al een strenge kostschooltijd bij de Jezuïeten in Nijmegen en een studie economie in zijn geboortestad achter de rug.
In 1973 werd hij onverwacht en al op vierendertigjarige leeftijd minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl, waaraan naast de PvdA, D66 en de PPR, ook de KVP en de ARP deelnamen. Lubbers gold toen als progressief. Zo heeft hij aan de wieg gestaan van de PPR, de linkse afsplitsing van de christendemocratische partijen, zonder er ooit lid van te worden.
Wie Lubbers onder de aandacht van Den Uyl heeft gebracht is niet helemaal duidelijk. Was het Hans van Mierlo, de D66-oprichter, die hem bezig hoorde tijdens een lezing, of zijn studiegenoot Jan Pronk, in het kabinet-Den Uyl minister voor Ontwikkelingssamenwerking? Volgens Lubbers zelf schoof Rinus Peijnenburg, Kamerlid namens de KVP, hem naar voren bij fractieleider Frans Andriessen. ‘Zelden zo’n man gezien,’ zo zou Andriessen hem hebben aanbevolen.
Oliecrisis
Hoe het ook zij, als minister van Economische Zaken was er voor Lubbers vrijwel meteen werk aan de winkel, want de oliecrisis brak uit. Lubbers maakte meteen naam door de autoloze zondag in te stellen. Achteraf gezien was de paniek misschien niet echt nodig, maar zijn naam als krachtdadig bestuurder was gevestigd.
Als minister ging Lubbers meestal aan de rechterkant van het politieke spectrum hangen. Hij zou goede banden hebben gehad met Wim Duisenberg, de minister van Financiën. Dat was een PvdA’er, maar hij gold als een uiterst voorzichtige financier.
Na de verkiezingen – nodig omdat het kabinet-Den Uyl net een paar maanden eerder ontslag nam dan wettelijk voorgeschreven – kwam het centrumrechtse kabinet-Van Agt. Hierin kreeg Lubbers geen tweede ministerspost op Economische Zaken. Hij werd ook genoemd voor andere departementen, maar die waren hem te min. In plaats daarvan werd hij Kamerlid. Vicefractievoorzitter weliswaar, maar ook niet meer dan dat.
Intussen had hij een schandaaltje met zijn familiebedrijf achter de rug, en was hij in opspraak gekomen door een affaire over koopsompolissen, waarover vooral partijgenoten bleken te beschikken. Echt beschadigd raakte hij hierdoor niet.
Als vicefractievoorzitter – na het gedwongen vertrek van Willem Aantjes fractievoorzitter – had Lubbers zijn handen vol aan een groep dissidenten (‘loyalisten’), vooral ARP’ers, die liever met de PvdA hadden geregeerd. Het was natuurlijk riskant om in een verdeelde fractie in een vroeg stadium met uitgesproken standpunten te komen.
Als fractievoorzitter werd Lubbers steeds handiger in het creëren van politieke mist…
…schrijven de auteurs. In hun boek wordt behoorlijk wat aandacht besteed aan dit zogeheten Lubberiaans. Het wordt ‘wollig’ genoemd, al zou misschien ‘verhullend’ een betere term zijn. Het Lubberiaans blinkt vooral uit door vaagheid. De titel van het boek is overigens ook een voorbeeld van Lubberiaans.
Het kabinet-Van Agt I zat, met hangen en wurgen, zijn rit uit. Bij de nieuwe verkiezingen die volgden haalden het intussen gevormde CDA en de VVD geen meerderheid, zodat een regering met ‘ome Joop’ (zoals Van Agt Den Uyl spottend noemde) onvermijdelijk was. Lubbers werd opnieuw fractievoorzitter van dit CDA-PvdA-D66-kabinet. Niet lang, want al snel stapten de PvdA-ministers op.
Na een overgangskabinetje met alleen CDA en D66 vonden er alweer verkiezingen plaats. Dit keer bereikten CDA en VVD wel een Kamermeerderheid. Hoewel de PvdA groter was, kon een poging haar regeringspartij te maken al heel snel vergeten worden. Heel bijzonder was dat Van Agt, die opnieuw als CDA-lijsttrekker had gefungeerd, na korte tijd terugtrad. Hoewel hij een voorkeur had voor zijn kompaan Jan de Koning als opvolger, kon Lubbers eindelijk het premierschap grijpen.
Premier
Meteen werd hij van mistig links helder rechts. Hij vestigde zijn naam als leider van een no-nonsense-kabinet, met naast De Koning op Sociale Zaken onder meer Onno Ruding op Financiën. Die ploeg gooide er stevig de beuk in en bezuinigde er onbekommerd op los. Verlaging van het financieringstekort en het vergroten van de werkgelegenheid werden de hoofddoelstellingen. En zowaar begon de Nederlandse economie zich te herstellen van de recessie waarin ze al jarenlang verkeerde. Bij de verkiezingen van 1986 betaalde dat zich uit: het CDA won 9 zetels en kwam op 54, nog steeds een record.
De VVD verloor er 9, maar samen hielden de twee partijen een meerderheid. Lubbers II bestaande uit CDA en VVD, kon al heel snel aantreden. Dit kabinet werd een minder groot succes dan zijn voorganger. Dat kwam vooral omdat de VVD zich gepiepeld voelde. Lubbers’ rol werd te overheersend geacht. De man bemoeide zich met alle dossiers en las de liberale vicepremier Rudolf de Korte publiekelijk de les (‘Dat was eens, maar niet weer’). De VVD zocht (en vond) een manier om een breuk te forceren. Het bezuinigen op het reiskostenforfait (een fiscaal douceurtje voor forenzen) leverde de door die partij gewenste kabinetscrisis op.
Maar geen nood: Lubbers verwierf opnieuw 54 zetels en schakelde soepel over naar de PvdA. ‘Sociale vernieuwing’ werd het toverwoord in het regeerakkoord. Maar van het uitdelen van geld kwam weinig terecht. Al vlug bleek een ‘tussenbalans’ nodig, met forse ombuigingen.
Vertrek
Lubbers had er genoeg van. Het werd tijd voor een ander gezicht. Dat meende hij gevonden te hebben in Elco Brinkman, de fractievoorzitter (en ex-minister) van het CDA. Spoedig kwam ‘der Macher’ – zoals hij wel werd genoemd – erachter dat hij de verkeerde persoon had gekozen. Vlak voor de verkiezingen zei hij zelfs dat hij op Ernst Hirsch Ballin (de minister van Justitie) zou gaan stemmen. Die was net als hijzelf katholiek, terwijl Brinkman deel uitmaakte van de protestantse vleugel van de partij.
Na deze wanhoopsuitspraak was de uitslag geen echte verrassing meer. Het CDA verloor bij de verkiezingen van 1994 20 zetels en moest toezien hoe PvdA-leider Wim Kok premier werd van een paars kabinet, zonder CDA.
Lubbers vertrouwde erop het voorzitterschap van de Europese Commissie te kunnen krijgen, maar hij stuitte op een ‘njet’ van de Duitse Bondskanselier Kohl. Vermoedelijk omdat hij zich in eerste instantie verzet had tegen de Duitse eenwording na de val van de Muur.
Ook lukte het hem niet secretaris-generaal van de NAVO te worden, waarop hij vervolgens zijn zinnen had gezet. Het duurde vrij lang voor de (toen nog) record-premier van Nederland een functie kreeg waarmee hij voor de dag kon komen. Hij werd in het jaar 2000 hoge commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties. Maar eind 2003 kwam hij in opspraak omdat hij een vrouwelijke medewerkster op onheuse wijze betast zou hebben. Hoewel hij dat aanvankelijk ontkende, zat er door de negatieve publiciteit weinig anders op dan zijn ontslag in te dienen.
Informateur
Lubbers speelde daarna nog een rolletje in de Nederlandse politiek. Hij werd informateur van het overgangskabinetje Balkenende III en van de gedoogconstructie Rutte I. Hij overleed in 2018.
Van Merriënboer en Steenbergen besteden in hun lijvige boek redelijk wat aandacht aan de reputatie die de aantrekkelijk ogende Lubbers had als ‘casanova’. Zelfs de term ‘de stier van Kralingen’ valt. Maar veel verder dan de constatering dat zijn vrouw Ria niet erg gelukkig was met het gedrag van haar man, willen ze niet gaan. Ze melden wel dat Lubbers een verhouding had met een getrouwde vrouw, maar verklappen niet haar naam. Ook voorts tonen ze zich behoedzaam. Van sommige vrouwen met wie hij ‘iets gehad heeft’ worden de personalia vermeld, maar ze schuiven alles af op ‘de roddelbladen’.