Dark
Light

Het korte partijleiderschap van Rudolf de Korte

4 minuten leestijd
Rudolf de Korte als minister in 1987
Rudolf de Korte als minister in 1987 (CC0 - Rob Bogaerts / Anefo - wiki)

Partijleiders bestaan formeel niet in Nederland, maar alle politieke partijen hebben iemand die de baas is en de grote lijnen uitzet. Vaak is dat de fractievoorzitter. Soms (zoals Mark Rutte bij de VVD of Jan Peter Balkenende bij het CDA) de premier. Soms ook (onder meer Wouter Bos bij de PvdA in de periode 2006-2010) de vicepremier. Dat laatste komt natuurlijk alleen voor als de partij niet de minister-president levert.

Een heel enkele keer heeft een partij geen duidelijke leider. Dat was bijvoorbeeld het geval in de VVD tussen 2003 en 2006. Gerrit Zalm was fractievoorzitter geweest in 2002 en lijsttrekker bij de Kamerverkiezingen van 2003. Maar hij had geen zin opnieuw in de Tweede Kamer te gaan zitten. Hij wilde weer minister van Financiën worden, een post die hij in de twee paarse kabinetten ook had bekleed. De VVD-fractie koos daarop Jozias van Aartsen, de voormalige minister van Landbouw en van Buitenlandse Zaken, tot haar voorzitter.

Was hij daarmee ook de partijleider? Daarover viel te discussiëren, en dat gebeurde dan ook volop. Een ledenvergadering van de liberalen in november 2004 gaf Van Aartsen uiteindelijk toestemming zich ‘aanvoerder’ van de partij te noemen. Geen ‘leider’ dus, want ook Zalm (naast minister van Financiën tevens vicepremier onder premier Jan Peter Balkenende) maakte aanspraak op die titel. ‘Aanvoerder’ is kennelijk toch net een tikkeltje minder concreet dan ‘leider’.

Verwarring

Het was niet de eerste keer dat er in de VVD verwarring heerste over de nummer 1-positie. Ook in 1986 bestonden er vraagtekens. Ed Nijpels was lijsttrekker bij de Kamerverkiezingen in dat jaar, maar na een verlies van negen zetels kon hij niet langer het leiderschap claimen. Hij mocht voor milieuminister gaan spelen en Joris Voorhoeve werd tot fractievoorzitter gebombardeerd.

Niettemin gold in het begin van de regeerperiode Lubbers II eerder iemand anders als partijleider, namelijk Rudolf de Korte, de vicepremier en minister van Economische Zaken. Voordien had deze wis- en natuurkundige, na een loopbaan bij Shell en Unilever, succes gehad als campagneleider van de partij en vervolgens als Tweede Kamerlid en minister van Binnenlandse Zaken. Hij stond te boek als talentvol en ambitieus. Een man van aanzien en iemand die de praktijk goed kende. Velen zagen in hem de VVD-chef, en niet in de wat professoraal overkomende Voorhoeve.

Een probleem was – maar dat zou pas later manifest worden – dat De Korte niet goed lag bij premier Ruud Lubbers. De CDA-leider had veel liever gezien dat zijn favoriet Pieter Winsemius vicepremier was geworden, de VVD’er die in het eerste kabinet-Lubbers zo bekwaam had geopereerd. Maar omdat Winsemius de politiek had verlaten, moest Lubbers genoegen nemen met De Korte.

Rudolf de Korte en Ruud Lubbers, 1986
Rudolf de Korte en Ruud Lubbers, 1986 (CC0 – Anefo – wiki)

Staatsbezoek

Wat het betekende als Lubbers niet je beste vriend was, mocht De Korte al spoedig ervaren. Eind 1986 was er sprake van een mogelijk staatsbezoek van koningin Beatrix aan Japan. Dat was sterk omstreden, gezien de rol die Japan had gespeeld in de Tweede Wereldoorlog. De Korte meende te kunnen scoren voor eigen publiek door zich met klem tegen het staatsbezoek uit te spreken, hoewel daaromtrent in de ministerraad nog niks was besloten. Hij koos hiervoor een spreekbeurt uit voor de VVD-afdeling in het Utrechtse Woudenberg. Zijn woorden haalden, zoals hij wel vermoed zal hebben, de landelijke publiciteit. Maar ze verdwenen in het niets door de reactie van Lubbers. Die stelde met een legendarisch geworden zinnetje de verhoudingen tussen hem en de vicepremier op scherp.

‘Dit valt in de categorie: eens maar niet weer,’

…zei hij in de Tweede Kamer. Meteen was het hierna einde oefening voor De Korte. Iemand die op zo’n toon wordt teruggefloten door de premier kan niet langer pretenderen de leider van zijn partij te zijn. De Korte werd door niemand meer echt serieus genomen. Voorhoeve was voortaan de onomstreden leider in de VVD. Ook De Korte accepteerde hem als zodanig.

Minister De Korte in 1987
Minister De Korte in 1987 (CC0 – Roland Gerrits / Anefo – wiki)
De uitspraak van Lubbers zette overigens niet alleen De Korte op zijn nummer, maar indirect ook diens partij. De als arrogant beschouwde houding van de premier zorgde voor steeds meer verzet in de VVD. Vooral jonge Kamerleden als Frank de Grave kregen er genoeg van voortdurend door hem te worden gekleineerd. In 1989 forceerden de liberalen een crisis over de afschaffing van het reiskostenforfait. Het plan om dit belastingvoordeel voor forenzen te schrappen en daarmee de vervuiling door het autoverkeer tegen te gegaan, was afkomstig van de VVD-ministers Nijpels en Neelie Kroes (Verkeer). Maar de liberale fractie in de Tweede Kamer maakte er gehakt van. Waarna Lubbers niks anders restte dan het ontslag van zijn kabinet aan te bieden. Stiekem zal hij dat niet erg gevonden hebben, want zo kwam hij van de VVD af. De CDA-leider wilde het liever eens met de PvdA proberen, net als het merendeel van zijn partij destijds.

Voor De Korte betekende de val van het kabinet nog niet meteen het einde van zijn politieke carrière. Zowel in 1989 als in 1994 kwam hij in de Tweede Kamer voor de VVD. Maar erg opmerkelijk was zijn optreden daar niet. De liberalen kwamen in 1994 dan weliswaar weer in het kabinet (Kok I), De Korte voelde zich in de paarse coalitie niet thuis. In 1995 vertrok hij uit Den Haag om in Luxemburg vicepresident van de Europese Investeringsbank te worden. Dat bleef hij tot 2001. Vorig jaar overleed hij, 83 jaar oud.

Boek: Memoires van een Rudolf de Korte
Ook interessant: Strijd tussen Mark en Rita was bijna het einde voor de VVD
Meer politieke geschiedenis

×