Sierk Schröder (1903-2002) behoorde jarenlang tot de populairste portretschilders van Nederland. Het Stadsmuseum in Harderwijk toont momenteel een overzicht van zijn werk. Tussen al het tamelijk moderne werk dat in het museum in de Hanzestad te zien is, valt één portretje in het bijzonder op: een schilderijtje dat de kunstkenner direct herkent als een werk van de vijftiende-eeuwse meester Hans Memling.
Het betreft een kopie van een schilderij dat al jaren in het Mauritshuis in Den Haag hangt. Schröder maakte het werk naar aanleiding van een meningsverschil dat hij rond 1945 had met Jan Gerrit van Gelder, de toenmalig directeur van het beroemde kunstmuseum. Anders dan de museumdirecteur geloofde Schröder dat de oude meesters zeer snel schilderden. Ze wachtten niet steeds tot een verflaag voldoende was opgedroogd, maar schilderden zelfs nat in nat.

Schröder wilde de museumdirecteur, die meende dat dit technisch onmogelijk was, graag zijn gelijk bewijzen en besloot daarom ter plekke in een paar uur een kopie van het vijftiende-eeuwse portretje van Memling te maken. Zowel de museumdirecteur als andere kunstkenners en suppoosten van het Mauritshuis waren zeer onder de indruk van de prestatie van de Nederlandse portretschilder. In een brief aan zijn goede vriend Jacques Schreuder schreef Schröder kort hierna over het project:
Hoewel Schröder menigeen versteld had doen staan en veel bewondering oogstte, was van borstklopperij geen sprake. De schilder had enkel aangetoond dat het zeer goed mogelijk was dat de oude meesters snel werkten én dat hijzelf over een goede techniek beschikte. Maar techniek alleen maakt nog geen kunstenaar, zo wist de kunstenaar…

Oeuvre
Bezoekers van de tentoonstelling in Harderwijk kunnen kennismaken met het omvangrijke oeuvre van de begaafde kunstenaar. De in 1903 op Ambon geboren Schöder was in zijn tijd de meest gevraagde portretschilder van ons land en portretteerde vele prominenten. In 1939 maakte hij een eerste staatsieportret, van koningin Wilhelmina, dat bedoeld was voor het Gouvernementspaleis in toenmalig Nederlands-Indië. Hierna volgen nog meer officiële opdrachten van het koningshuis. In Harderwijk zijn twee grote portretten van Juliana en Beatrix te zien, maar de Nederlander maakte bijvoorbeeld ook portretten van de prinsjes Willem-Allexander, Friso en Constantijn.
Enkele jaren voordat de kunstenaar koningin Wilhelmina portretteerde, ontving Schröder de prestigieuze Thérèse van Duyl-Schwartze-Portretprijs. Volgens het museum zorgde dit voor een doorbraak en stroomden de aanvragen hierna binnen.

In Harderwijk zijn dus vele prominenten te zien, waaronder dirigent Bernard Haitink en kardinaal Alfrink, maar Schröder legde ook zichzelf geregeld vast op doek. Dit was een middel om te oefenen en te experimenteren. Lachen doet de kunstenaar op deze zelfportretten niet. Schröder kreeg soms de vraag waarom hij op die werken zo somber keek en antwoordde dan dat logisch was:
Als je met jezelf geconfronteerd wordt valt er niet veel te lachen, is het niet?
Dat Schröder een portretschilder werd lijkt logisch, want al op jonge leeftijd werd hij gegrepen door dit genre nadat hij bij een vriend een portret zag van diens moeder, geschilderd door de bekende kunstenaar Jan Veth (1864-1925). Aan het begin van zijn carrière maakte de kunstenaar vooral kinderportretten. Hiervan zijn in Harderwijk ook verschillende voorbeelden te zien.
In het Mauritshuis had de kunstenaar al bewezen dat er prima nat in nat (alla prima) geschilderd kon worden en ook bij zijn portretten ging hij op deze manier te werk. Schröder wist sowieso van wanten: hij maakte geen voorbereidende tekeningen of studie maar zette het portret direct op het doek en voltooide het schilderij in één keer, terwijl de verf nog nat was.

De tentoonstelling in Harderwijk, samengesteld in samenwerking met de Stichting Siert Schröder, biedt een mooi overzicht van het werk van de kunstenaar. Naast de portretten waar hij zo bekend mee werd zijn ook verschillende tekeningen te bewonderen. Want tekenen bleef Schröder zijn hele leven. Het ’tekenen naar de waarneming’ noemde hij zelfs het fundament van zijn werk. Zijn tekeningen, die niet bedoeld waren als voorstudies voor zijn schilderijen, nemen dan ook een eigen plek in binnen het oeuvre van Schröder. En hoewel het dan niet om voorstudies ging, meende Schröder wel dat de tekeningen cruciaal waren voor zijn schilderwerk:
Een goed portret kan alleen ontstaan als men een goed schilder is. Het vrije werk, het altijd blijven tekenen en blijven studeren, het experimenteren met technieken, met figuren in de ruimte, met landschappen en lichtinval, dat is de grondslag voor het portret.

De veelgevraagde portretschilder, die vrijwel nooit zonder werk zat, zorgde er dus altijd voor dat er genoeg tijd was voor vrij werk. Dat was de essentie van zijn kunstenaarschap. En in dit vrije werk speelde de schoonheid van de vrouw de hoofdrol. Op de zolderverdieping is veel ruimte gemaakt voor dit vrije werk en zijn vrouwen te zien in klassieke poses. Voor dergelijk werk ontwikkelde de kunstenaar in de jaren zeventig een eigen techniek waarbij hij pastelkrijt op ongeprepareerd linnen aanbracht en een dromerige sensuele sfeer extra werd versterkt.

In 1939 ontwierp Sierk Schröder de kinderpostzegels van dat jaar:
