De afgelopen jaren waren niet al te best voor de reputatie van het koloniale leger. In het nieuws werd het KNIL vooral geassocieerd met oorlogsmisdaden en extreem geweld. Vroeger was dat wel anders. Dienstdoen in het KNIL werd aangeprezen als ‘een eervol bestaan’ voor jongemannen.
In juli 1950 kwam een einde aan het KNIL. Het beroepsleger in Nederlands-Indië werd opgeheven. De ontbinding ervan was een ongekend grote operatie: duizenden militairen moesten elders ondergebracht worden, besluiten dienden genomen te worden over vliegvelden, kanonnen en ander materieel.
Een Nederlandse oorlogsmisdaad. Zo bestempelde in 1953 jurist/polemoloog Bert Röling (1906-1985) het drama dat zich begin 1942 bij Sumatra afspeelde met het Nederlandse schip Van Imhoff. Door een Japanse bom lekgeslagen kwam het tot zinken. Bemanning en bewaking brachten zichzelf in veiligheid, de 473 Duitse en Oostenrijkse geïnterneerden aan boord aan hun lot overlatend. Van hen vonden er 407 de
In 1902 stichtten de Nederlanders de bestuurspost Merauke, min of meer als reactie op klachten van de Engelse koloniale buren over de sneltochten van de Marind, die zich ook uitstrekten tot in Brits Nieuw-Guinea. Niet lang daarna nam onder de Marind een geslachtsziekte epidemische vormen aan.
Officieel is politicus/diplomaat Ide Anak Agung Gde Agung (1921-1999) in Indonesië een nationale held. Maar in haar boek over koloniaal geweld en politiek op Bali laat historica/journalist Anne-Lot Hoek de Balinese vorst met donderend geraas van zijn voetstuk vallen.
De Nationale Herdenking bij het Indisch Monument in Den Haag wordt de komende jaren 's avonds gehouden. Op die manier hoopt de organisatie dat een veel grotere groep mensen de herdenking kan volgen.
In Nederland bestaan nogal wat ‘misverstanden’ over wat zich in Indonesië afspeelde in de zogenoemde ‘bersiap-periode’ (augustus 1945 tot en met maart 1946). In het boek 'Het geluid van geweld' zetten historici Esther Captain en Onno Sinke die stuk voor stuk recht.
Het is juni 1927. Het detachement Van Heutsz toert door Nederland. Wekenlang is er een charme-offensief. En met succes: overal worden de KNIL-militairen ontvangen, tot aan het hof toe.
Nederlandse historici hebben lang verzaakt met het beschrijven van de oorlog in Indonesië (1945-1950). Daardoor hebben ze sterk bijgedragen aan het ‘ont-herinneren’ van die oorlog en zeker van de ergste aspecten daarvan, zoals extreem geweld en oorlogsmisdaden.
Op 7 mei 1940 ontving de Koninklijke Militaire Academie (KMA) een kort en dreigend telegram. Twee woorden slechts: ‘Verloven intrekken’. Hiermee begon de oorlogstijd voor de KMA. Na de sluiting in juli 1940 door de nazi’s herrees de KMA in Nederlands-Indië, in Bandoeng.
Hoeveel profijt heeft Nederland, in klinkende munt uitgedrukt, getrokken van drieënhalve eeuw aanwezigheid in Indië?
Frits van Daalen hield zich strak aan regels en reglementen, en schreef ze zelf ook. Hij bezat ambitie, durfde verder te gaan dan menig ander en bereikte hoge posten. Lange tijd werd hij bewonderd vanwege zijn militaire expeditie in 1904, waar hij gebruik maakte van wat nu extreem militair geweld heet. Toen lag dat anders.
Hij is een van de meest omstreden militairen uit de Nederlandse geschiedenis, maar tijdens zijn carrière als militair en bestuurder klonk er vooral lof.
Generaal Karel van der Heijden. Een self made man, dus zonder opleiding van de Koninklijke Militaire Academie. De eerste militaire en civiele gouverneur van Atjeh, met hem werd dus het koloniale gezag daar officieel gevestigd. Toch leidde het tot knallende ruzies.
Politieke springstof met een ongekende kracht. Die indruk blijft achter na lezing van de rapportage van twee juristen over Nederlandse militaire ‘excessen’ in Indonesië (voornamelijk Zuid-Celebes). Lang hebben kabinetten de documenten in een diepe la verborgen gehouden. Later waren ze beperkt toegankelijk voor wetenschappers. Nu kan het grote publiek er kennis van nemen.
De oorlog in Indonesië en het extreme geweld dat de Nederlandse troepen daarbij gebruikten, zijn lange tijd geen onderwerp geweest waarover in Nederland veel werd gesprokenen geschreven. Na het einde van de oorlog deed de regering veel moeite om discussies daarover uit de weg te gaan of zelfs in de kiem te smoren.
Was het Renville-akkoord (januari 1948) wel zo’n groot Nederlands succes als wordt beweerd? Hoe kwam Nederland ondanks boycots aan materieel voor de troepen in Indonesië? Het zijn twee van de vragen die aan de orde komen in het derde boek naar aanleiding van het grote Indonesië-onderzoek door drie wetenschappelijke instituten. Ditmaal staat de internationale context van de oorlog in Indonesië
Het lesmateriaal moet klassen inspireren tot gesprekken over “de impact van het koloniaal verleden en de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd”.
Het tweede boek dat voortkomt uit het grote Indonesië-onderzoek door drie wetenschappelijke instituten, laat getuigen van de oorlog uit 1945-1950 aan het woord, plus hier en daar de volgende generatie(s). Het bevat mooie uitspraken en observaties. Maar ook roept het soms meer vragen op dan het antwoorden geeft.
Aan hard nieuws heeft het grote Indonesië-onderzoek door drie Nederlandse wetenschappelijke instituten vrij weinig opgeleverd. Toch zijn de resultaten waardevol. Ze bieden een goed overzicht van eerdere bevindingen, vullen die aan met nieuwe details en hier en daar een brok echt nieuws.
Over de dekolonisatie-oorlog lezen we in Nederland vrijwel alleen publicaties die de zaken benaderen vanuit Nederlands perspectief. Dat vertrekpunt is op zichzelf wel begrijpelijk. De allereerste vraag bij zulke ingrijpende gebeurtenissen is immers wat ‘we’ hebben gedaan en hoe dan. Maar als het daarbij blijft, ontstaat een eenzijdig beeld.