Nico Swaager, 'Frederiksplein. Biljet van de SDAP; Kiest Miranda lijst 3', 1931, Stadsarchief Amsterdam. Uit: Het verhaal van Nederland - Amsterdam
Nico Swaager, 'Frederiksplein. Biljet van de SDAP; Kiest Miranda lijst 3', 1931, Stadsarchief Amsterdam. Uit: Het verhaal van Nederland - Amsterdam

Amsterdam als socialistisch arbeidersparadijs

7 minuten leestijd
In de 750 jaar van zijn bestaan ontwikkelde Amsterdam zich tot spiegel van Nederland. In aanloop naar een nieuwe televisieserie over de geschiedenis van de stad, verscheen deze week het boek Het verhaal van Nederland – Amsterdam. Hierin wordt het verhaal beschreven van de Amsterdammers en dat van de vele migranten en passanten die geschiedenis maakten in de stad. Op Historiek plaatsen we een fragment uit het boek, over de socialistische ambities van Amsterdam aan het begin van de twintigste eeuw.

Naar het arbeidersparadijs

Amsterdam, 1 september 1929

Portretfoto van Fré Cohen
Portretfoto van Fré Cohen (CC0 – wiki)
Met snelle pas slaat Fré Cohen de hoek om naar de Stadstimmertuinen. Het is de eerste werkdag van haar nieuwe baan. Geen kantoorwerk meer, ze hoeft alleen nog maar te doen wat ze het liefste doet: tekenen en ontwerpen. Fré heeft een wensenlijst van drie kantjes aan haar nieuwe werkgever doorgegeven met daarop alles wat ze nodig heeft, van paperclips tot penselen en een passerdoos.

Voor de Stadsdrukkerij zal ze alles wat ambtelijk, formeel en saai is met behulp van de vloeiende lijnen van de Amsterdamse School transformeren in schoonheid.

Niet dat ze haar rode familie in de steek laat – er blijft genoeg tijd over voor de programmakranten van de AJC, de boekomslagen van Querido en de ex librissen van socialistische prominenten. Cohens motto: ook de arbeiders verdienen schoonheid. Het is de kern van haar werk – en van de Amsterdamse tijdgeest in de eerste helft van de twintigste eeuw.

Fré Cohen, 'Stadswapen Amsterdam', 1930, Museum Het Schip.
Fré Cohen, ‘Stadswapen Amsterdam’, 1930, Museum Het Schip. Uit: Het verhaal van Nederland – Amsterdam

In de jaren dertig geeft Fré Cohen de gemeente Amsterdam een gezicht. Zo ontwerpt ze een beeldschoon nieuw stadswapen, het trouw- en giroboekje, de gemeentekalender en verschillende schooldiploma’s. Zelfs van de jaarverslagen weet ze nog iets moois te maken. Dat de Stadsdrukkerij haar drukwerk uitbesteedt aan een ‘eigen’ kunstenaar, is tekenend voor de greep die de gemeente inmiddels heeft op wat er in Amsterdam gebeurt.

In de laatste decennia van de negentiende eeuw is de stad getransformeerd in een mondaine metropool, met een bloeiende economie, trein- en bootverbindingen met Europa en de wereld, parken, musea en luxe warenhuizen. Een groot deel van deze verworvenheden was toen in eerste instantie te danken aan de daadkracht van individuele Amsterdammers. Maar met het naar zich toe trekken van openbare voorzieningen als het telefoonnet, openbaar vervoer en de riolering nam het stadsbestuur de regie al enigszins in eigen hand.

Palmstraat 23-31', 1918, Stadsarchief Amsterdam.
Palmstraat 23-31′, 1918, Stadsarchief Amsterdam. Uit: Het verhaal van Nederland – Amsterdam
In de twintigste eeuw zal het nog veel meer verantwoordelijkheid nemen. En dat is vooral te danken aan een nieuwe speler in de gemeentepolitiek: de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Een paar gebeurtenissen in het eerste jaar van de kersverse eeuw wijzen vooruit naar het rode elan dat het stadsbestuur vleugels zal geven. Op maandag 2 april 1900 verschijnt het eerste nummer van Het Volk, uitgegeven door de SDAP. En op 1 augustus 1900 neemt de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkers Bond zijn intrek in een spiksplinternieuw bondsgebouw, ontworpen door de architect Hendrik Petrus Berlage, die een groot hart heeft voor de linkse zaak.

Met zijn strikte discipline, strakke organisatie maar ook grote zorg voor het welzijn van zijn leden is de ANDB een voorbeeld voor de moderne vakvereniging. En voorzitter Henri Polak is in 1903 het eerste – maar zeker niet het laatste – SDAP-lid dat een zetel krijgt in de gemeenteraad van Amsterdam.

Wethouderssocialisme

De socialisten zijn van mening dat de gemeente verantwoordelijk is voor het welzijn van haar bewoners en daarin actief moet optreden. Aan het begin van de twintigste eeuw zijn vooral armoede en de gebrekkige huisvesting voor het immer groeiende aantal Amsterdammers een groot probleem. Ondanks de nieuwe wijken – de Dapperbuurt, Oud-West en De Pijp – die buiten de Singel zijn verrezen, leven veel Amsterdammers nog steeds met hele gezinnen in eenkamerwoningen die eigenlijk niet meer bewoonbaar zijn.

Buste van Floor Wibaut
Buste van Floor Wibaut

De Woningwet van 1901 maakt het gemeentes mogelijk krotten te ontruimen en te slopen en dwingt ze bestemmingsplannen te maken en bouwvoorschriften op te stellen. En hier gaat het groeiende aantal SDAP-raadsleden voortvarend mee aan de slag. Grote motor achter het bouwen is de eerste wethouder uit de SDAP Floor Wibaut, die vanaf 1915 nauw samenwerkt met de Gemeentelijke Woningdienst. Zij trekken de woningbouw vlot die door de schaarste aan materialen in de Eerste Wereldoorlog praktisch stil ligt.

De gemeente gaat zelf bouwen, maar ook verenigingen en coöperaties kunnen van het rijk geld krijgen voor sociale woningbouw. Onder leiding van Wibaut (‘de Machtige’) en zijn opvolger Salomon Rodrigues – ‘Monne’ – de Miranda verrijzen in snel tempo huizen die niet alleen licht en ruim maar ook nog eens mooi zijn. Want door schoonheid, is de gedachte, worden de arbeiders ook betere mensen. Architecten van de Amsterdamse School ontwerpen bovendien badhuizen, bruggen, speeltuinen, pleinen, scholen – veel scholen – en bibliotheken, zodat buurten een eenheid worden waar het goed wonen is.

Transvaalstraat. Architect: Hendrik Petrus Berlage (1856-1934)', 1923, Stadsarchief Amsterdam.
Transvaalstraat. Architect: Hendrik Petrus Berlage (1856-1934)’, 1923, Stadsarchief Amsterdam. Uit: Het verhaal van Nederland – Amsterdam

Zo verrijzen de Spaarndammerbuurt in Amsterdam-West, de Transvaalbuurt in Oost, de Apollo-, Stadion en Rivierenbuurt in Zuid, en romantisch aangelegde groene tuinwijken in Noord en de Watergraafsmeer, waar de annexaties van 1921 extra Amsterdams grondgebied hebben opgeleverd. In de nieuwe, fraai opgezette stadsdelen heeft de arbeider alle ruimte om zich te ontplooien, is de gedachte achter het wethouderssocialisme van deze tijd. Niet-functionerende gezinnen komen overigens terecht in ‘opvoedwijken’ als Flora- en Asterdorp in Noord; het negentiende-eeuwse paternalisme is nog niet verdwenen.

Algemeen Uitbreidingsplan

Toch blijft dit een periode die Amsterdam siert, een tijd van vooruitgang, idealisme en bevlogenheid. Het culturele leven bloeit in schouwburg, theater en bioscoop. De arbeider leest en kinderen gaan naar school. In 1917, ’18 en ’19 krijgen alle mannen en ook vrouwen actief en passief kiesrecht, wat voor een deel de linkse successen in de politiek verklaart.

Het is ook de tijd waarin de Joodse gemeenschap uit de schaduw treedt en zij Amsterdam, ondanks de chronische armoede in de Waterloopleinbuurt, op maatschappelijk, cultureel en politiek gebied verrijkt. Naast Henri Polak is Monne de Miranda een van de belangrijkste gezichten van die gemeenschap. Met een achtergrond als diamantbewerker, klimt hij op tot de derde socialistische wethouder van Amsterdam. Zijn nalatenschap aan de stad bestaat uit zwembaden en badhuizen, de centrale markthallen en de duizenden woningen die in zijn tijd als wethouder voor Volkshuisvesting tot stand komen. Veel Amsterdamse Joden verlaten het centrum en trekken naar de nieuwe huizen in Zuid en in Oost.

Hoewel de woningbouw in de tweede helft van de jaren twintig weer wordt overgelaten aan particulieren, is er geen sprake meer van de wildwestpraktijken uit de speculatiebouw van de negentiende eeuw. En het voortschrijdend inzicht ontwikkelt zich dat men in de nieuwe wijken ook rekening moet houden met zaken als groenvoorziening, bereikbaarheid en (sociale) voorzieningen. In 1905 ontwikkelt Berlage een eerste plan voor Amsterdam-Zuid, dat hij in 1917 herziet en dat de basis vormt voor de aanleg van dit deel van de stad.

D. Greiner, 'Buiksloterham, niet-gerealiseerd ontwerp voor het complex van de woningbouwvereniging "De Dageraad"', 1919, Stadsarchief Amsterdam
D. Greiner, ‘Buiksloterham, niet-gerealiseerd ontwerp voor het complex van de woningbouwvereniging “De Dageraad”‘, 1919, Stadsarchief Amsterdam. Uit: Het verhaal van Nederland – Amsterdam

Maar omdat Amsterdam naar alle kanten uitbreidt, is er behoefte aan een visie die de hele stad omvat, en die wordt ontworpen onder leiding van stedenbouwkundige C. van Eesteren. Zijn Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) wordt in 1935 aangenomen en is om verschillende redenen baanbrekend. Voordat het wordt uitgewerkt, is er namelijk eerst uitgebreid demografisch onderzoek gedaan in Amsterdam, met prognoses die doorlopen tot het jaar 2000.

Voor het eerst ook gaat het ontwerp uit van een scheiding van de functies wonen, werken, recreatie en verkeer. Licht, lucht en ruimte moeten er komen, en het AUP voorziet in veel groen dat diep in de stad doordringt, volgens Van Eesterens motto:

Groen + water + zon = gezondheid is de tooverformulevan onzen tijd geworden.

Van Berlage neemt Van Eesteren het principe over dat er altijd een winkelstraat, een school en een kerk op loopafstand aanwezig moeten zijn.

Uiteindelijk wordt het Algemeen Uitbreidingsplan pas na de Tweede Wereldoorlog uitgevoerd. Het optimisme van de jaren na de Eerste Wereldoorlog loopt in de jaren dertig een flinke deuk op als de wereldwijde economische crisis ook Amsterdam treft. In december 1929 telt de stad 15.000 ingeschreven werkzoekenden, eind 1930 zijn het er 21.000 en een jaar later 35.000. In januari 1936 is het dieptepunt bereikt met 60.000 werklozen, bijna een vijfde van de Amsterdamse beroepsbevolking. Het arbeidersparadijs blijkt kwetsbaar.

Het verhaal van Nederland – Amsterdam
 
Voor de mensen en gezinnen zonder inkomen is het een bar bestaan. De magere steun die ze krijgen gaat gepaard met vernederende maatregelen, zoals huisbezoeken om te controleren of er echt gebrek is, twee keer per dag in de rij staan om een stempel te halen waarmee je laat zien dat je niet toch aan het werk bent, of duidelijk herkenbare schoolkleding en -schoenen. Verlaging van de steun leidt in 1934 tot wanhopige protesten in de Jordaan.

In tegenstelling tot het beleid van de regering menen de socialisten dat mensen aan het werk geholpen moeten worden om met hun salaris de economie weer op gang te helpen. In Amsterdam trekt wethouder De Miranda verschillende werkverschaffingsprojecten van de grond, waar werklozen arbeid kunnen (en moeten) verrichten. Zo bouwen zeshonderd mannen het City Theater bij het Leidseplein, maar regelt hij ook dat geschoolde werklozen klussen krijgen bij het Gemeentearchief, de Universiteitsbibliotheek en het nieuwe Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.

0
Reageren?x
×