Op de avond van 5 mei 1980 keken ongeveer veertien miljoen Britten op BBC Two naar de finale van het Embassy World Snooker Championship. Opeens werd de uitzending onderbroken voor belangrijk nieuws. Een kijker klom nadien in de pen, vanwege het “laakbare” besluit van de BBC om “op het meest cruciale punt van de wedstrijd” te onderbreken. De man vond dit “onverdraaglijk”, zo schreef hij in de boze brief die hij aan The Guardian stuurde.
Was de programmering onderbroken voor onbenullig nieuws, dan zou je de klager gelijk geven, maar er was wel degelijk iets groots gaande. De op 30 april begonnen gijzelneming in de Iraanse ambassade in Londen kwam tot een ontknoping en de televisiekijker zou getuige worden van de eerste militaire actie op Brits grondgebied die live werd uitgezonden. Miljoenen Britten zaten aan de buis gekluisterd om in de langste nieuwsflits in de geschiedenis van de Britse televisie te zien hoe dit drama zou eindigen.
Achtergrond van de terreurdaad
Dit nieuwe boek is ingedeeld in hoofdstukken waarin dag voor dag wordt beschreven hoe de gijzeling zich ontwikkelde. Daarbij maken we kennis met zowel de gijzelnemers als de gijzelaars. De gijzelnemers waren zes Iraanse terroristen die zich ‘de groep van de martelaar’ noemden. Towfiq Ibrahim al-Rashidi was de leider en wordt door Macintyre “een onwaarschijnlijke terrorist” genoemd. Hij was noch een religieuze fanaticus, noch een makkelijk te manipuleren meeloper, maar een intelligente en gevoelige man die zich ten opzichte van zijn gijzelaars meelevend en soms zelfs sympathiek opstelde. De zaak die hij en zijn medestanders onder de aandacht wilden brengen, was voor hem echter heilig.
De gijzelnemers waren afkomstig uit het deel van Iran dat door de oorspronkelijke Arabische inwoners Arabistan wordt genoemd en in het Iraans bekend staat als Khoezistan. De bevolking werd decennialang onderdrukt door sjah Reza Pahlavi en diens opvolger, zijn zoon Mohammad Reza Pahlavi. Toen er als gevolg van de Iraanse Revolutie in 1979 een einde kwam aan de macht van de sjah, hoopten de Arabieren in Khoezistan op meer vrijheid, maar het nieuwe regime van de islamitisch-fundamentalistische ayatollah Ruhollah Khomeini zette de onderdrukking nog bloediger voort.
Het conflict rondom Arabistan ging grotendeels voorbij aan de rest van de wereld. De aandacht ging meer uit naar de islamitische revolutie en de vlucht van de sjah naar de VS. Ook de bezetting van de Amerikaanse ambassade in Teheran, waar Iraanse revolutionairen meer dan zestig Amerikanen gegijzeld hielden, hield de gemoederen bezig. Deze gijzelneming begon op 4 november 1979 en zou voortduren tot 20 januari 1981. Een Amerikaanse militaire operatie om de gijzelaars met helikopters te bevrijden was op een groot fiasco uitgelopen waarbij acht militairen en een Iraanse burger omkwamen.
Stockholm- en Limasyndroom
De gijzelneming in de Iraanse ambassade in Londen begon met de overmeestering van de enige Britse politieman die hier op wacht stond, agent Trevor Lock, die op dat moment net een kopje koffie aangeboden had gekregen van de portier. Terwijl hij beschrijft hoe de gijzeling zich verder ontwikkelde, introduceert Macintyre alle gegijzelden. Behalve agent Lock waren dit medewerkers van de ambassade, onder wie diplomaat Gholam-Ali Afrouz en vijf secretaresses, en verschillende bezoekers, onder wie de Syrische journalist Mustapha Karkouti en BBC-medewerkers Sim Harris en Chris Kramer.
Het is fascinerend om te lezen hoe er tussen de gijzelaars onderling, maar ook tussen gijzelaars en gijzelnemers een dynamiek ontstond die soms haast doet denken aan de sfeer tijdens een schoolreisje. Er werd met elkaar gegeten en gedronken, er werden gesprekken gevoerd en grapjes gemaakt en een van de gijzelaars maakte als aandenken zelfs enkele foto’s van zijn lotgenoten met een fototoestel dat hij ergens in een la vond. Macintyre legt uit hoe zowel het Stockholm- als Limasyndroom zich in het ambassadegebouw uitten, fenomenen waarbij respectievelijk gijzelaars sympathie opvatten voor hun gijzelnemers en andersom.
Ook buiten het gebouw ontstond een eigenaardige sfeer. De directe omgeving van de ambassade werd hermetisch afgesloten, maar daarbuiten verzamelden zich journalisten, activisten en allerlei ‘ramptoeristen’. Samengekomen Khomeini-aanhangers scandeerden ‘Dood aan president Carter’, terwijl een groep rivaliserende Britten God Save the Queen zong. Een man hield een spandoek omhoog met ARSENAL KAMPIOEN, terwijl een Tibetaanse monnik zittend in het gras bad voor vrede. Een groep skinheads was uit op een vechtpartij.
Journalisten bouwden hoge stellages waarvandaan ze goed zicht op het gebouw hadden en maakten gebruik van communicatieapparatuur, zoals een draagbare radiotelefoon, die toen heel modern was, maar tegenwoordig allang achterhaald. De politie moest dit alles in goede banen leidden en ondertussen de gijzelaars aan de praat houden. Dit laatste ging gepaard met grote stress, want hoe sympathiek de gijzelnemers zich soms ook opstelden, hun dreigement om gijzelaars te executeren was bloedserieus.
Operatie Nimrod
Na zes dagen viel het besluit om de gijzelneming met geweld te beëindigen. De politie droeg de verantwoordelijkheid over aan de SAS-troepen die intussen klaarstonden met vuurwapens, explosieven en abseiluitrusting om operatie Nimrod uit te voeren, zoals de bevrijdingsactie was gedoopt. Deze spectaculaire actie vond, in de woorden van de schrijver, “plaats in ruwweg de tijd die nodig is om een hardgekookt ei te koken”, maar zowel de levens van de gijzelaars als de SAS-militairen stonden daarbij op het spel.
Voor wie de afloop van het gijzelingsdrama niet kent, leest Macintyre’s als een razend spannende thriller vol cliffhangers, plottwisten en aansprekende karakters. De schrijver baseerde zich op gepubliceerde en ongepubliceerde memoires van betrokkenen, interviews, officiële rapporten en literatuur. Hij weet triviale zaken, zoals het welzijn van hamster Nibbles in een ontruimd pand nabij de ambassade, ongedwongen te combineren met geopolitiek.
De gijzeling in Londen was geen lokale aangelegenheid, maar onderdeel van wat Macintyre een proxy-oorlog noemt tussen Irak en Iran. Het waren namelijk een inlichtingenofficier van de Irakese dictator Saddam Hoessein en een in Irak verblijvende terrorist die respectievelijk de organisator en het brein achter de gijzelactie waren. Irak en Iran waren elkaars gezworen vijanden en door het vuurtje op te stoken rondom de kwestie Arabistan probeerde Irak interne chaos in zijn buurland te veroorzaken. “De bezetting was geen losstaande gebeurtenis”, zo betoogt de schrijver,
…maar maakte deel uit van een internationale terroristische samenzwering, een zijtak van Midden-Oosters politiek geweld dat plotseling in het hart van Londen tot uitbarsting kwam.
De filmrechten zijn reeds verkocht, dus het is uitkijken naar een verfilming van deze bloedstollende dagen in de recente Britse geschiedenis die, gezien de internationale betekenis, ons ook iets vertellen over de verhoudingen in het Midden-Oosten van vandaag de dag.