De uitvinding van de telescoop wordt vaak toegeschreven aan de Middelburgse lenzenslijper Hans Lippershey. In 1608 vroeg deze Zeeuw octrooi aan op een instrument ‘om verre te sien’.
Of Lippershey daadwerkelijk de eerste was die een telescoop maakte, wordt wel betwijfeld. Vaak wordt ook de naam van Lippershey’s buurman genoemd: Zacharias Jansen. Die ontwikkelde rond dezelfde tijd namelijk ook een kijker. En ook Jacob Metius wordt soms genoemd als uitvinder van de telescoop. Feit is dat deze Alkmaarse opticien ook een kijker ontwikkelde, maar hij vroeg enkele weken na Lippershey bij de Staten-Generaal patent aan op zijn uitvinding, waardoor zijn aanvraag werd afgewezen. Verder wordt wel eens beweerd dat de Engelse astronoom Thomas Digges al eerder een telescoop ontwikkelde. Rond 1570 schreef hij namelijk dat men dingen die zich op grote afstand bevonden vergroot kon waarnemen wanneer “proportionele glazen in bepaalde hoeken” van elkaar werden geplaatst. Tot slot valt ook soms de naam van de in 1615 overleden Italiaanse architect Giambattista della Porta wanneer het gaat om de uitvinding van de telescoop.
Verspreiding van de telescoop
Het nieuws over de nieuwe uitvinding verspreidde zich snel, net als de telescoop zelf, die relatief makkelijk na was te maken. In de eerste helft van de zeventiende eeuw circuleerden er in Europa al talloze exemplaren, soms ‘dutch trunks’ genoemd. Slechts een handjevol van deze eerste telescopen is bewaard gebleven.
Wetenschappelijke waarnemingen
De Nederlander Christiaan Huygens zette de wetenschappelijke traditie voort. Met zijn eerste telescoop ontdekte hij in 1655 Titan, een maan bij Saturnus.
Boek: Kijker, kerk en kosmos
-https://historiek.net/lenzen-in-de-zeventiende-eeuw/47259/
-De zon – David Whitehouse (p. 95-96)
-1001 Uitvindingen – Challoner (p. 178)