‘Al klimmend opkomen voor je rechten’

De vriendschap van Jenny Visser-Hooft en Lizzy van Dorp
15 minuten leestijd
Foto's van Jenny Visser-Hooft, gemaakt tijdens de Eerste Karakorumexpeditie
Foto's van Jenny Visser-Hooft, gemaakt tijdens de Eerste Karakorumexpeditie (CC0 - wiki)

Afgelopen zomer waren mijn vriend en ik aan het klimmen aan het eind van het Haslital in Zwitserland, in de omgeving van de Grimselpass en de Oberaarsee. Vanaf het berghaus Oberaar liepen we langs het meer en over de gletsjer naar de Oberaarjochhutte, die boven het Oberaarjoch op een prachtige plek als het ware tegen de bergwand is aangeplakt. Vanuit dit punt kunnen de mooiste tochten gemaakt worden, onder andere naar de Finsteraarhutte, de Konkordiahutte en de Hollandiahutte en verder het Jungfraugebied in. Tijdens het diner die avond in de Oberaarjochhutte valt me ineens wat op: ik blijk die avond de enige vrouwelijk gast in de hut te zijn tussen een stuk of vijfentwintig mannen. Wat gek denk ik, die tocht over de gletsjer hiernaartoe was toch niet zo gevaarlijk of moeilijk, wel zwaar door de papperige sneeuw en de felle zon, maar voor een sportief stukje wandelen draaien vrouwen hun hand toch niet om?

Deze merkwaardige ervaring blijft me bij en laat me niet meer los. Het viel me tijdens eerdere vakanties en huttentochten al op, dat je als vrouw vaak in de minderheid bent in berghutten in de Alpen, vooral in de hoger gelegen onderkomens, maar zoals in de Oberaarjochhutte, de enige vrouw, dat was ik nog nooit geweest. Waardoor komt die ondervertegenwoordiging van vrouwen in de huidige – op het oog althans – geëmancipeerde tijden toch? En hoe was dat vroeger, is er een tijd geweest dat het anders was?

Jeanne Immink
Jeanne Immink
Ik begin me te verdiepen in de begintijd van het Alpinisme, vanaf het begin van de negentiende eeuw tot aan de ‘gouden tijd’ van het alpinisme, 1850-1865. Er werden toen 51 van de 74 vierduizenders in de Alpen voor het eerst beklommen. Dat was een bijzondere prestatie gezien de omstandigheden waaronder geklommen werd. Er waren nog geen hutten hoog in de bergen waarin bergbeklimmers konden overnachten zodat ze niet helemaal vanuit het dal moesten beginnen.

Tijdens het grasduinen kom ik vele dappere, vooral Britse en Amerikaanse vrouwen tegen zoals Lucy Walker, Elizabeth Le Blond, Katherine Richardson, Annie Smith Peck and Fanny Bullock Workman. Ook Nederland had een beroemde bergbeklimster in die begintijd, die nu grotendeels vergeten is: Jeanne Immink (1853-1929), een vrijgevochten dame die vele zeer moeilijk routes in de Italiaanse Dolomieten als eerste beklom, soms zelfs voordat een man dat had gedaan.

Jenny Visser-Hooft

Maar na de oprichting van de Nederlandsche Alpen Vereniging in 1902 springt het echtpaar Philips Visser (1882-1955) en Jenny Visser-Hooft(1888-1939), het meest in het oog, zie ook het zeer boeiende boek van Maarten Faas en zijn artikel op deze website.

Het echtpaar Visser-Hooft voltooide in zeer korte tijd alle denkbare tochten in de Alpen en zocht het vervolgens verderop naar het oosten. Eerst gingen ze naar de Kaukasus, daarna ondernamen ze maar liefst vier expedities naar de Karakoram, een deelgebied van de Himalaya, om met steun van de Survey of India nog onbekende dalen (waaronder Ladakh in de deelstaat Jammu en Kasjmir), in dat onherbergzame gebied tussen India en China in kaart te brengen. Jenny Hooft kreeg de bergen al van jongs af aan met de paplepel ingegoten, als meisje op een Zwitserse kostschool aan het meer van Genève was ze meerdere zomers achter elkaar vier weken lang met haar kostschoolgenoten naar het Zwitserse dorp Saas Fee dat op 1800 meter hoogte tussen de gletsjers ligt, geweest.1 Op één van die reizen moet ze Philips Visser hebben ontmoet, die zelf ook al van jongs af aan verslingerd was aan de bergen en vanaf dat moment ondernamen ze gezamenlijk hun tochten. De twee trouwden in 1912 in Den Haag.

Het echtpaar Visser - Hooft
Het echtpaar Visser – Hooft bij hun terugkeer in Nederland na de tweede Karakorum expeditie met de hond Patiala in 1926

Er is de laatste jaren al de nodige aandacht geweest voor de ervaringen van Philips Visser en Jenny Visser-Hooft. Zo is er de eerder genoemde biografie van Maarten Faas, en in 2006 stelde Frans Visser, zoon van Philips Visser en zijn tweede vrouw, de honderd jaar oude pickel van Jenny beschikbaar als prijs voor de meest bewonderenswaardige klimprestatie door een Nederlandse vrouw. Hij gaf de pickel aan Frederike Bloemers, omdat zij als eerste Nederlandse vrouw tot boven de 7200 meter klom. Frederike gaf hem in 2012 door aan Katja Staartjes, die onder andere als eerste Nederlandse vrouw op de Mount Everest stond. Vervolgens gaf zij de pickel op haar beurt in 2015 door aan Marianne van der Steen, die al jaren mooie alpiene avonturen beleeft en lid is van het Nederlandse ijsklimteam.

Dit is een heel mooi en passend initiatief om Nederlandse vrouwelijke bergbeklimmers meer in de spotlight te zetten maar waar nog niet veel aandacht voor is geweest, is hoe Jenny Visser-Hooft eigenlijk zelf haar avonturen in de bergen beleefde. Dat is iets wat ik me steeds blijf afvragen, met mijn eigen ervaring als enige vrouw in een hooggelegen hut vol mannen in gedachten. Hoe moet dat voor Jenny Visser Hooft zijn geweest? Zich staande houden in een mannenwereld aan het begin van de twintigste eeuw, terwijl ze met volle overgave deelnam aan het bergbeklimmen—een activiteit die destijds door de publieke opinie als volkomen ongepast voor vrouwen werd beschouwd.

Bergbeklimmen en de strijd voor gelijkheid

Lizzy van Dorp (1938)
Lizzy van Dorp (1938)
Dan stuit ik toevallig tijdens een ander onderzoek over de internationale vrouwenbeweging van begin twintigste eeuw op een interessant feit: Jenny Visser-Hooft was nauw bevriend met Elisabeth Carolina van Dorp (1872-1945, ook bekend onder haar roepnaam Lizzy), de eerste gepromoveerde, vrouwelijke student rechten aan de universiteit Leiden en zeer actief in de vrouwenbeweging. Deze vondst leidt me naar een volgende vraag: omdat Jenny zich als enige vrouw staande moest houden in een mannenwereld, moet ze haast wel sympathie hebben gehad voor de vrouwenbeweging. Het is dan ook aannemelijk dat zij en haar vriendin Lizzy van Dorp, die actief was in de Nederlandse vrouwenbeweging, elkaar wederzijds hebben beïnvloed. De vraag is alleen: hoe?

Waren de feministes bijvoorbeeld geïnspireerd geraakt door het verhaal van een groep Amerikaanse bergbeklimsters die in 1909 Mount Rainier, een berg van 4392 meter hoog in de staat Washington, beklommen en op de top een vlag met Votes for Women plaatsten? Op die manier koppelden deze vrouwen de betekenis van het bergbeklimmen in de wildernis aan het verwerven van het vrouwenkiesrecht.

Ultieme vorm van vrijheid

Tegelijkertijd werd bergbeklimmen gepresenteerd als een ultieme vorm van vrijheid. Het werd niet alleen verbonden met het verkrijgen van stemrecht, maar met vrouwenrechten in bredere zin. Het toonde aan dat vrouwen fysiek sterk genoeg waren om volwaardig deel te nemen aan het publieke leven van de vroege twintigste eeuw en dat hun rol niet per se beperkt hoefde te blijven tot het huishouden en de opvoeding van kinderen.

‘Bloomer’ in het tijdschrift Harper’s Bazar 1894
‘Bloomer’ in het tijdschrift Harper’s Bazar 1894
Met andere woorden, door de bergtop te bereiken, veroverden deze vrouwen niet alleen symbolisch hun stemrecht, maar ook het recht op bredere ontplooiingsmogelijkheden buitenshuis.2 Die vrijheid weerspiegelde zich ook in hoe deze vrouwen in de bergen bewogen en in de kleding die ze droegen. Zeker op grotere hoogte bevrijdden ze zichzelf van de zware, voor bergsport onpraktische, traditionele lange rokken, en droegen in plaats daarvan zogenaamde ‘bloomers’, een soort wijde, broekrok, die enigszins lijkt op hedendaagse harembroeken.

Als de bewoonde wereld aan het einde van hun tocht weer in zicht kwam, deden de vrouwen vaak weer een rok aan om niet te veel uit de toon te vallen. Later, in de tijd van Jenny Visser-Hooft, kwamen knickerbockers (een soort kniebroeken) voor vrouwen meer in zwang. En volgens Lizzy van Dorp in een stuk over de wederwaardigheden van Jenny Visser-Hooft uit 1926…

…draagt men natuurlijk heel zware kousen en met spijkers beslagen schoenen en wollen onderkleeding.3

Nederlandse feministes uit de eerste golf van de jaren 1910 en 1920, zoals Aletta Jacobs, Wilhelmina Drucker, Anna Polak en ook Lizzy van Dorp, gingen weliswaar niet zo militant te werk gingen als hun Britse en Amerikaanse geestverwanten, de beruchte suffragettes, maar natuurlijk steunden ze hun gedachtegoed wel. Lizzy had zo haar eigen manieren om dat tentoon te spreiden.4 Het vrouwenkiesrecht en het recht van vrouwen op onderwijs, werk en een eigen inkomen stonden centraal. Zoals al gezegd studeerde Lizzy als eerste vrouw rechten in Leiden en promoveerde daar in 1903, waarna ze haar eigen advocatenkantoor oprichtte in Den Haag. Net als haar moeder was Lizzy van Dorp actief in de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht. Maar de Nederlandse feministes waren het onderling vaak met elkaar oneens over de te volgen strategie.

Lizzy van Dorp werd gezien als gematigd-feministisch en dat leidde op een gegeven moment tot zoveel onenigheid met de radicalere Aletta Jacobs en Anna Polak dat ze in 1907 haar eigen Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht oprichtte.5 Ze had naast haar drukke werkzaamheden ook nog tijd én geld voor vakanties in de Zwitserse Alpen. Zowel vrouwen actief in de vrouwenbeweging zoals Lizzy, als bergbeklimmers zoals het echtpaar Jenny Visser-Hooft moesten over aanzienlijke financiële middelen beschikken om respectievelijk alle internationale bijeenkomsten te kunnen bijwonen en de lange buitenlandse reizen naar verre gebergten te kunnen maken.

Uit de notulen van een vergadering van de Nederlandsche Alpenvereniging blijkt dat Lizzy van Dorp al in juni 1902 als één van de eersten lid was geworden van de net opgerichte vereniging. Ze ging ook op bergtochten mee met de zussen Jenny (toen ze nog niet getrouwd was) en Wanda Hooft, Philips Visser en andere prominente personen uit de begintijd van de alpenvereniging. Dit blijkt uit een bewaard gebleven artikel ‘der Unteraargletsjer’ dat in 1912 zowel in het tijdschrift van de Vrouwenleesvereniging als de Nederlandse Alpenvereniging verscheen. Daarin beschrijft ze de gevolgen van een te late start in de ochtend (herkenbaar voor hedendaagse bergwandelaars en -beklimmers)

…den volgenden morgen gingen wij veel te laat weg, ik om half vyf (..) in ieder geval kwam dan boontje om zijn loontje, want de sneeuw was zoo slecht, dat wij den grootste moeite met den Bergschrund (daar waar de gletsjer op de vaste berggrond ‘leunt’) hadden en in de rotsen moesten gaan, waar wij een voor mijn krachten moeilijke klauterpartij kregen.6

Toch blijkt Lizzy van Dorp niet zo’n fanatieke bergbeklimster als Jenny en de rest van het gezelschap, want later in het stuk vervolgt ze met de opmerking: ‘een week bleven wij in Grindelwald, freule W. Hooft (zus van Jenny) en ik beperkten ons tot een Wetterhorntraverseering, terwijl onze reisgenooten ongeveer alle toppen van de Jungfraugroep voor hun rekening namen.’

Hoewel Lizzy dus niet veel op had met de militante Britse suffragettes, blijkt uit latere stukken uit haar archief zeker een feministisch neiging om het bergbeklimmen als een manier te zien om vrouwen te bevrijden van een strak, traditioneel maatschappelijk keurslijf. Dat komt het meest duidelijk naar voren in de recensie van Winter in de Alpen die Van Dorp als ‘Sonja’ in de NRC van december 1913 publiceerde. In het beschreven boek deed Philips Visser verslag van de wintersportvakantie (én tegelijk de huwelijksreis) die hij samen met zijn vrouw Jenny doorbracht in de Zwitserse Alpen. Naast het verslag bevat het boek ook allerlei adviezen over kleding en materiaal en een speciaal hoofdstuk voor vrouwen die overwegen om te gaan wintersporten, geschreven door Jenny Visser-Hooft.

‘Welk een volharding’

Van Dorp is vol lof over het werk van het echtpaar Visser-Hooft. Vooral het feit dat Philips Visser het boek dat hij zelf voor het overgrote deel schreef, opdraagt aan ‘Mijn vrouw en tochtgenoote’, kan op haar goedkeuring rekenen. Ook benadrukt ze hoe uitzonderlijk het destijds was – begin twintigste eeuw – dat Jenny als vrouw bij alle activiteiten tijdens hun reis op gelijke voet stond met haar man:

Is het niet aardig en teekenend voor onze tijd dat deze prachtige sport bij het grootere publiek in Nederland wordt ingeleid door een echtpaar, waarvan de vrouw niet onderdoet voor den man in de beste sporteigenschappen? Wie het verhaal van de Breithornbestijging (Breithorn is een top van meer dan vierduizend meter hoog boven het Zwitserse dal van Zermatt) leest, zal allicht beseffen welke een moed, welk een volharding, welk een gehardheid tegen ontberingen, deze jonge vrouw getoond heeft te bezitten.7

Om die situatie nog eens te onderstrepen laat Jenny Visser-Hooft in het speciaal door haarzelf geschreven hoofdstuk zien dat, ook al is er de nodige durf en uithoudingsvermogen voor nodig, wintersport geen enkel bezwaar kent voor de gezonde vrouw.8

Breithorn
Breithorn (westtop), 2008 gezien vanaf Klein Matterhorn (westkant)

En daarom roept Lizzy van Dorp aan het eind van haar recensie vol vuur andere Nederlandse vrouwen op om, net als Jenny Visser-Hooft, de bergen in te trekken. In die oproep is duidelijk een verband te zien met het heersende beeld van die tijd: vrouwen zouden niet geschikt zijn voor het buitenleven en zware lichamelijke inspanning. Een goede klimmer moest immers moedig, bekwaam, zelfredzaam en sterk zijn -eigenschappen die toen als typisch mannelijk werden beschouwd, terwijl vrouwen dit alles juist niet ‘behoorden’ te zijn.

Uitgedaagde ego’s

Als vrouwen goed konden klimmen (zoals Jenny), en zeker zoals ze dat later gingen doen zonder begeleiding van mannen, daagden ze niet alleen individuele mannelijke ego’s uit, maar het hele waardesysteem van aannames over gender en ideaalbeelden in de eigentijdse samenleving.9

Natuurlijk is Lizzy van Dorp zich ervan bewust dat tochten naar vierduizend meter hoge toppen niet voor alle vrouwen zijn weggelegd, zowel vanuit financieel als fysiek oogpunt, ‘maar ook de tochten in het Middengebergte zijn heerlijk’, en over de bergsport in het algemeen voegt ze eraan toe…

…en dan vraag ik: is dat geen sport, waardiger voor uw jonge leden, uw frisschen moed, uw “pluck” dan het eeuwige getennis en gehockey? Want deze sport opent het gemoed voor de eeuwige verrukkingen der natuur, en staalt het karakter, niets is zoo goed voor ons, o zoo verwende stadsmenschen, als enkele dagen standvastig dragen van ontberingen en vermoeienissen.

Daarop eindigt Lizzy van Dorp haar recensie met een onvervalste oproep, recht uit het hart:

Op naar de bergen dan, Hollandsche jonge vrouwen, waar het zoo grootsch, zoo stil, zoo wijd en zoo rein is. Daar vindt ge u zelve terug als ge u zelve misschien dreigde te verliezen in salons en balzalen, tusschen winkele en tearooms. Ook op dit gebied is ’t zoo’n heerlijke vrijwording der vrouw van oude conventies en vooroordelen. Onze grootmoeders mochten niet schaatsenrijden, omdat het niet fatsoenlijk was. En haar kleindochters glijden in knickerbockers en ‘Waden binden’ (een soort gamaschen, stevige, waterdichte hoezen voor de onderbenen) op de lange, smalle plankjes de eindelooze sneeuwvelden af. Ook dit is een waardevolle verovering, een heerlijke winst aan levensvreugde. Moge mevrouw Visser een schare kloeke navolgsters vinden. ‘Le sport le plus sportif’ wacht op de vrouw.10

Lizzy zet Jenny Visser-Hooft nog meer in het zonnetje in een artikel in het tijdschrift De vrouw en haar huis uit 1926. Ze prijst haar expedities in de Indiase Karakoram, die ze samen met haar man ondernam, als een bewonderenswaardig voorbeeld van moed. Dat is op zichzelf al een feministische activiteit, want in die tijd was het zeer ongebruikelijk om de ‘mannelijke’ eigenschappen als kracht en doorzettingsvermogen van een vrouw zo prominent te beschrijven. Want volgens Lizzy was Jenny niet alleen een grote steun voor haar man, de leider van de expeditie, maar ze bezat ook als…

…schijnbaar, teere, bekoorlijke jonge vrouw een energie, een doorzettingsvermogen, een persoonlijken moed, een volharding, een zelfbeheersching en onaandoenlijk tegenover ontberingen als zelden worden aangetroffen. Een zwijgzame Zwitsersche gids sprak mij eens de volle maat zijner bewondering uit in deze weinige woorden: ‘sie hat nie kalt, sie hat nie warm, sie hat nie durst, si hat nie Hunger, si eist nie müd.11

Vlinders en bloemen

Andere tijdschriften, zoals het christelijke De jonge vrouw uit 1931, schetsen een meer traditioneel beeld, dat beter aansluit bij de gangbare opvattingen over hoe een vrouw zich destijds hoorde te gedragen, namelijk vooral druk doende met het huishouden. Na een algemene beschrijving van de expedities, legt dit tijdschrift vooral de nadruk op de voedselvoorziening waarin ‘mevrouw Visser-Hooft haar man tot een groote steun is geweest. Bij de huishouding van een dergelijke expeditie komt nog wat anders kijken dan bij die van een familie of ook van een groote inrichting in de bewoonde wereld.’ Maar er wordt aan toegevoegd:

…behalve deze echt-vrouwelijke taak heeft Mevrouw Visser-Hooft nog ander belangrijk werk op haar reizen verricht. Ze heeft namelijk een groote kennis van vlinders en bloemen en de verzamelingen die zij van haar tochten meebrengt, hebben voor de wetenschap groote betekenis.12

Volgens Engelstalige literatuur werd juist dit aspect, bewondering van de bloemenpracht, naar voren gebracht als een passend tijdverdrijf voor een vrouw, ook al was de hoofdactiviteit, het beklimmen van bergtoppen, eigenlijk ongepast voor vrouwen. De wildernis intrekken en je verwonderen over de natuur, de bloemen, planten en vlinders die je onderweg tegenkwam, liet vrouwen juist puurheid, moraliteit en religie ervaren en dat was precies wat de maatschappij in die tijd van vrouwen verwachtte. De wildernis werd neergezet als een virtuele plek voor de verering van God.13

Er valt niet te achterhalen of Jenny met opzet, dus om te voldoen aan maatschappelijke verwachtingen, gegevens van bloemen en vlinders verzamelde, maar wat wel zeker is, dat het werkte als compensatie voor haar ‘mannelijke’ klimavonturen. Het paste in die zin perfect bij het gematigd-feminisme van haar vriendin Lizzy van Dorp. Daardoor voerde in plaats van afkeuring van het ‘onfatsoenlijk gedrag in de bergen’, toch voornamelijk bewondering over haar prestaties de boventoon in alle commentaren en artikelen van die tijd. In het verlengde daarvan past de opmerking van Knottenbelt in een ‘ter nagedachtenis’ artikel in de Berggids van 1939 dus vlak na haar dood, dat Jenny Visser-Hooft tijdens de expedities soms ‘gedwongen was rust te houden, als haar man en de andere mannelijke leden der expeditie op excursie waren en zij in het kamp achterbleef, bewaakt door haar trouwen hond Patiala.’ Want…

…ook daarbij toonde zij haar sterk karakter. Want, gelijk ik eens raak heb hooren zeggen: er is onder de omstandigheden waarin de expeditie verkeerde, meer moed noodig voor de vrouw om alleen achter te blijven dan voor den man om een tocht in het onbekende te ondernemen.14

Eerste Britse editie, uitgegeven bij Edward Arnold, Londen, 1926
Eerste Britse editie, uitgegeven bij Edward Arnold, Londen, 1926
Ondanks het sterke karakter van Jenny klinkt hier tussen de regels door toch ook het kwetsbare van de vrouw die helemaal alleen in een onherbergzaam gebied achterblijft, met slechts haar hond als gezelschap en afschrikking. Maar het is de vraag of ze dat zelf ook zo ervaarde, want in het Engelstalig boek dat Jenny zelfstandig over de expeditie van 1925 schreef, Among the Karakorum Glaciers in 1925, rept ze met geen woord over deze momenten waarop ze als vrouw alleen was. Ze verwijst alleen naar de hoofdstukken die haar echtgenoot schreef, omdat hij soms met een kleinere groep op verkenning ging.15 Maar voor het overgrote deel is dit boek haar eigen werk en het doet zeker niet onder voor alle boeken die haar man over de Karakoram-expedities schreef.16

Laatste jaren

Voor en na de vier Karakoram-expedities volgde Jenny Visser-Hooft haar man naar de verschillende posten die zijn diplomatieke carrière met zich meebracht. Hij was al in 1919 honorair attaché in Zweden geworden, ging in 1931 naar Calcutta om daar op het Nederlands Consulaat consul-generaal te worden en werd in 1938 tenslotte benoemd als gezant in Turkije.17 Daarop reisde Lizzy van Dorp naar Philips Visser in Turkije in maart 1940, om de nalatenschap van haar vriendin Jenny af te handelen en nadat de Duitsers Nederland waren binnengevallen besloot ze verder te reizen naar Nederlands-Indië. Daar was haar vader als oprichter van de uitgeverij G.C.T. van Dorp en Co in Semarang een prominente Nederlander. Lizzy vond werk als docente economie aan de Technische Hogeschool in Bandung. Ze had al plannen gemaakt om naar de VS te gaan om aan een nieuw onderzoek te werken maar zover is het nooit gekomen. In 1942 werd ze door de Japanners geïnterneerd in vrouwenkamp Ambarawa. Verzwakt door jarenlange uitputting overleed Lizzy van Dorp op 6 september 1945, op 73-jarige leeftijd, drie weken na de Japanse capitulatie.18

Noten

1 – Jonkvrouwe, J. Hooft, ‘Saas Fee, een kostschoolherinnering’, Jaarboek van de Nederlandsche Alpenvereniging (2011) 117
2 – T. Lewis, ‘The mountaineering and wilderness rhetorics of Washington Woman Suffragists’, Rhetoric and Public Affairs 21:2 (2018) 279-315, 279.
3 – Atria, archief Elisabeth Carolina van Dorp (1872-1945) Collection ID IIAV00000382 onder de kopjes: ‘Priveleven’, ‘Reizen’. E.C. van Dorp, ‘Jenny Visser Hooft’, ‘De vrouw en haar huis’, (1926) 492-495.
4 – M. Aerts, ‘Hollandsche vecht-suffragettes’? Een kwestie uit de geschiedenis van het Nederlandse feminisme’, BMGN-Low Countries Historical Review 124:4 (2009) 599-61
5 – https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Elisabeth_Dorp (26-02-2025)
6 – Atria, archief Elisabeth Carolina van Dorp (1872-1945) Collection ID IIAV00000382 onder de kopjes: ‘Priveleven’, ‘Reizen’. No. 420. ‘Der Untere Aargletsjer’, zomer 1911.
7 – Atria, archief Elisabeth Carolina van Dorp (1872-1945) Collection ID IIAV00000382 onder de kopjes: ‘Priveleven’, ‘Reizen’. No. 421, Sonja (E.C. van Dorp), ‘Wintersport’, Het Algemeen Handelsblad, december 1913.
8 – Ph. C. Visser en J. Visser-Hooft, Winter in de Alpen (Schiedam 1913) 99-103
9 – David Mazel (ed.) Mountaineering Women: stories by early climbers (1994) 14.
10 – Atria, archief Elisabeth Carolina van Dorp (1872-1945) Collection ID IIAV00000382 onder de kopjes: ‘Priveleven’, ‘Reizen’. No. 421. Sonja (E.C. van Dorp), ‘Wintersport’, Het Algemeen Handelsblad, december 1913.
11 – Atria, archief Elisabeth Carolina van Dorp (1872-1945) Collection ID IIAV00000382 onder de kopjes: ‘Priveleven’, ‘Reizen’. E.C. van Dorp, ‘Jenny Visser Hooft’, ‘De vrouw en haar huis’, (1926) 492-495.
12 – ‘Mevrouw Jenny Visser-Hooft. Een Nederlandsche vrouw op wie wij trotsch zijn’, De jonge vrouw ; geillustreerd Christelijk tijdschrift voor de vrouwelijke jeugd ter voorbereiding van de taak der vrouw in huis en maatschappij 13: 6 (1931) 175.
13 – T. Lewis, ‘The mountaineering and wilderness rhetorics of Washington Woman Suffragists’, Rhetoric and Public Affairs 21:2 (2018) 279-315, 300.
14 – H.J. Knottenbelt, ‘Jeannette Visser-Hooft. Ter nagedachtenis’, De Berggids. Orgaan van de Nederlandscha alpen Vereen., waarin opgenomen de ‘mededeelingen der Nederlandsche Alpen Vereeniging 7:10 (1939) 217-221.
15 – Dit boek staat in zijn geheel online op internet archive: https://archive.org/details/in.ernet.dli.2015.39962/page/n59/mode/2up (04-03-2025)
16 – Ph. Chr. Visser, Naar Himalaya en Kara-korum (Rotterdam 1925) Ph. Chr Visser, Naar onbekend Midden-Azië: Tusschen Kara-korum en Hindu-Kush (Rotterdam 1926); Ph. Chr. Visser, Door de bergwoestijnen van Azië. Derde Karakorum-expeditie (Rotterdam 1931); Ph. Chr. Visser, Langs de noordelijke flanken van den Karakorum (Rotterdam 1936).
17 – https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Hooft (28-02-2025), door Maarten Faas opmerkzaam gemaakt op de datering en de exacte diplomatieke functies die Philips Visser uitoefende.
18 – https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Elisabeth_Dorp S Legêne,’Flatirons and the Folds of History. On archives, cultural heritage, and colonial legacies’ uit: S. Wieringa, Traveling Heritages. New perspectives on collecting, preserving and sharing women’s history (Amsterdam 2008) 47-64, 52 (28-02-2025)

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 55.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×