Rubens’ tuin: een barokke oase in ’t Stad

6 minuten leestijd
De nieuwe tuin van het Rubenshuis, zicht op het paviljoen
De nieuwe tuin van het Rubenshuis, zicht op het paviljoen - Foto: Ans Brys

Klanten en opdrachtgevers ontvangen, vredesonderhandelingen in goede banen leiden, kinderen zien ronddartelen, dansen, de geur van kruiden en bloemen opsnuiven, vers fruit plukken en vooral een plek van rust. Met al deze functies in het achterhoofd legde schilder Pieter-Pauwel Rubens (1577-1640) de binnentuin aan zijn huis in hartje Antwerpen in de eerste helft van de zeventiende eeuw aan. Die oase is nu heraangelegd, min of meer zoals toen. Een bijhorend boek Rubens’ tuin, een meesterwerk in bloei graaft nog dieper.

Tienduizend bloembollen steken in de grond. Daarbij duizend tulpen. Wel historische tulpen zoals in de zeventiende eeuw. Want ook in de Zuidelijke Nederlanden woedde toen een tulpomanie, een verzamelwoede van in oorsprong Turkse bollen. Dat is één van de verrassende archiefontdekkingen die Klara Alen, kunsthistoricus en tuinconservator bij het Rubenshuis, deed: de (tot nu ongekende) tulpengekte en -speculatie in het zeventiende-eeuwse Antwerpen.

Een kleine groep verzamelaars organiseerde bijeenkomsten bij floristen en verzamelaars thuis, en ook in herbergen. In Antwerpen ontmoetten ze elkaar in De Zwaan, bij brouwer Hendrik Stockmans […]. Bollen gingen er over (of onder) de toog en zo’n bol kon op één avond meerdere keren van eigenaar wisselen. Niet alleen de zeldzaamheid van de tulp was van belang, ook het gewicht van de bol bepaalde de prijs. In de Sint-Joriskerk, op een boogscheut van Rubens’ huis en tuin, hielden de tulpenverzamelaars missen opdat de tulpen goed zouden groeien en werd een beeld van Flora opgesteld, versierd met de rozen en gevlochten bloemenkransen.

Na de viering kwamen de tulpenspeculanten bij elkaar in de herberg om het vertrouwen onder elkaar te versterken. Op hun initiatief werden in de Sint-Joriskerk een altaar en een broederschap voor de heilige Dorothea opgericht, de beschermheilige van floristen en hoveniers. Klara Alen, boek Rubens’ tuin

Brouwer Stockmans, die zelf een prachtige bloemenhof bezat, leverde ook bier ten huize Rubens en misschien stak tussen de levering al wel eens een tulpenbol. Enkele tulpenfanaten waren ook kennissen-kopers-opdrachtgevers van Rubens, zo ook Antonio de Tassis die in 1637 aan de brouwer een vroege tulp voor 1.800 gulden had verkocht.

Wandeling in de tuin - Rubens
De wandeling in de tuin – Peter Paul Rubens, ca. 1630-1631 (Bayerische Staatsgemäldesammlungen, Alte Pinakothek, München)

Peren en vijgen

De heraanleg van de tuin is speurwerk maar ook teamwerk. Een exacte inventaris van wat er in Rubens’ tijd in zijn tuin groeide en bloeide, is niet gekend. En na het overlijden van de meester-schilder betrokken andere bewoners het huis en de tuin. Nu werden bijna 18.000 planten bij mekaar gesprokkeld door het nauwkeurig bestuderen van Rubens’ schilderijen, maar ook die van tijdgenoten, van rafels archiefstukken, van brieven, van getuigenissen. Er bestaat maar één schilderij van Rubens, met name Wandeling in de tuin, die een directe bron is (en dan nog).

De nieuwe tuin van het Rubenshuis in Antwerpen
De nieuwe tuin van het Rubenshuis in Antwerpen – Foto: Ans Brys

Slechts eenmaal schrijft de schilder over zijn stadstuin. Aan beeldhouwer Lucas Faidherbe die tijdens Rubens’ afwezigheid in het huis woont, vraagt hij:

Lieve Lucas, kijk bij je vertrek zeker na of je mijn huis goed hebt vastgemaakt, en dat er geen originelen of schetsen op het schilderhuis blijven staan. Zeg ook eens aan Willem, de hovenier, dat hij wat Rosilepeyrkens en vijgen naar Elewijt stuurt – als die er zijn – of iets anders lekkers uit mijn hof. Rubens uit Elewijt aan Lucas Faydherbe in Antwerpen, 17 augustus 1638 – In Elewijt had Rubens een groot landelijk domein met kasteel gekocht waar hij vooral ’s zomers verbleef.

Kweepeer in de tuin van het Rubenshuis
Kweepeer in de tuin van het Rubenshuis – Foto: Ans Brys
Twee hoveniers had de schilder in dienst: Willem Donckers voor algemeen onderhoud en Jaspar Verbrugghen voor de orangerieplanten. De tuin was onmiskenbaar essentieel voor de zeventiende-eeuwse schilder. Tuinen in binnensteden zijn ook een uitzondering. Stadsgrond is namelijk ontzettend duur door de beperkte oppervlakte.

Rubens koopt het huis aan de Antwerpse Wapper in 1610 na een achtjarig verblijf in Italië en het jaar na zijn huwelijk met Isabella Brant. Beïnvloed door de Italiaanse palazzi en hun weelderige tuinen, wenst hij een eigen elegante, eigentijdse, esthetische en rustgevende stek.

Hij kent de plek want zijn moeder Maria Pijpelinckx woonde tijdens haar jeugd op de Meir, in het huis Den Cleynen Sint-Arnold, om de hoek. Daar trekken Maria en haar kinderen opnieuw in, wanneer ze Siegen, de Duitse geboortestad van Pieter-Paul, na het overlijden van zijn vader verlaten. Vanuit het zolderraam van die woning kon hij die groene plek in de stad zien. Het was een bleekweide, een plek waar op houten kaders lakens lagen te drogen en te bleken.

Calvinisten in Antwerpen

Archeologisch onderzoek bracht nog een andere verrassing naar boven: in een deel van de tuin werd in 1566, het jaar van de Beeldenstorm, een calvinistische tempel gebouwd. Een jaar later beval de landvoogdes alle protestantse tempels te slopen en de religieuze hervorming teniet te doen. Vele Antwerpse en Vlaamse protestanten vluchtten naar het Noorden of naar Duitsland, zoals vader Jan Rubens.

De portiek in de tuin van het Rubenshuis
De portiek in de tuin van het Rubenshuis – Foto: Ans Brys

Eerst verbouwt workaholic Rubens het woonhuis en het atelier waar ruim twintig assistenten en collega’s aan het werk kunnen. Dan pas komt de tuin. Zoals voor zijn schilderijen ‘componeert’ de barokschilder zichtlijnen, assen en dynamiek in zijn buitenkamer.

De binnenkoer wordt afgelijnd door een grote, zelf ontworpen, Italianiserende portico met drie bogen met bovenaan Latijnse spreuken uit Juvenalis. Van daar uit vertrekken drie zichtlijnen: twee diagonalen, zo kenmerkend ook voor zijn schilderijen. Een centrale as mondt in de achtertuin uit in een paviljoentje, met beelden van Venus en Bacchus en een groot barokbeeld van Hercules. Er staat ook een achthoekig tafeltje uit Rubens’ tijd, dat misschien nog door hemzelf en zijn gezin werd gebruikt.

Zicht op de kunstenaarswoning vanuit de tuin
Zicht op de kunstenaarswoning vanuit de tuin – Foto: Ans Brys
De tuin zelf is opgedeeld in vier parterres, omkranst met taxus met afgeronde hoeken. Elk perceel is toegankelijk via een tuinpoortje. Dat is ook te zien op een schilderij.

Mooi-medisch-eetbaar

Binnen de perken werd vooral een lentetuin met bollen aangelegd, maar Rubens had ook – toen al – een vijgenboom. Elk perceel werd gradueel opgebouwd. Langs de buitenrand stonden voornamelijk kruiden: tijm, rozemarijn, laurier, marjolein, bergamot en anjertjes. Dat is een bewuste keuze omdat kruiden ‘laag’ groeien maar ook omdat ze slenterende bezoekers verblijden met hun geuren. Bovendien zijn kruiden (en sommige planten) eetbaar of werden als medicijn genuttigd, bijvoorbeeld bernagie met de blauwe bloemetjes, Napolitaanse cyclaam, hop of goudsbloem die ook als kleurstof kon gebruikt worden. Vijgen moesten Rubens dan weer van zijn kwellende jicht afhelpen.

Rondom op de ‘schaduwrijke’ loofgangen klimmen kamperfoelie, klimop, rozen, het symbool van liefde. Bloemen en planten hebben immers een symbolische betekenis. Viooltjes zijn in het Frans pensées (gedachten aan… ). Kievietsbloemen, meiklokjes met hun hangende klokjes staan voor nederigheid. Geurende bloemen als jasmijn en oranjebloesem zijn het symbool van de deugden van Maria. Planten met stekels of doornen verwijzen naar het lijden van Christus en de martelaren. Wintergroene klimop staat voor eeuwigheid of eeuwige roem.

De nieuwe tuin van het RubenshuisDe nieuwe tuin van het Rubenshuis, detail citrusbomen
De nieuwe tuin van het Rubenshuis, detail citrusbomen – Foto: Jeroen Broeckx

Appelsien, laat u zien!

Maar Rubens en zijn tweede echtgenote Helena Fourment waren eveneens verzot op exotische planten: ze schaften zich een collectie sinaasappel-, citroen- en limoenbomen, maar ook granaatappels aan. Die niet winterharde exoten stonden in houten kuipen (nu in kopieën gefabriceerd door een vrouwelijke kuipster), in terracotta en groen geglazuurde potten, zodat ze in de winter naar een beschutte plek konden verhuizen.

Rubens’ tuin - Klara Alen
 
De gereconstrueerde museumtuin is geen exacte kopie van de oorspronkelijke. Dat kan ook niet wegens gebrek aan documenten. Maar minutieus archief-, bronnenonderzoek en beeldmateriaal geven toch een idee van de weelderige plek die het in de zeventiende eeuw moet zijn geweest. Een archiefstuk meldt de getuigenis van een tijdgenoot, een Antwerpse koopman:

Rubens heeft al 24.000 gulden… ‘versnoept’ in zijn tuin

Een imposant bedrag. Het (hoge) jaarloon van tuinman Willem bedroeg 72 gulden. Maar:

Zoals de schilder, die zijn ogen vermoeid heeft door het lange geconcentreerde kijken, ze met een spiegel of tussen het groen weer aanscherpt, zo verfrissen we in de tuin ons matte en verstrooide gemoed. Justus Lipsius in zijn boek De Constantia, geciteerd door Klara Alen in haar boek Rubens’ tuin, een meesterwerk in bloei.

Tot 2030 is het Rubenshuis nog gesloten voor verbouwingswerken. De voormalige toegang via de Wapper werd vervangen door een nieuwbouw aan Hopland. Daar bevindt zich ondergronds een ‘belevingsruimte’ die breed publiek via een audiovisuele opbouw en enkele schilderijen en objecten Pieter-Paul Rubens wil leren kennen. Op die plek huisde ooit de rijkelijke bibliotheek van ruim vijfhonderd boeken die de leergierige en meertalige schilder-diplomaat verzamelde. Nu is het een open bibliotheek voor eenieder, nieuwsgierig om te snuisteren.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×