Hans Katan (1919-1943) was zeer gedreven in het verzet tegen de Duitse bezetting van Nederland. Ook liquidatie van Nederlandse collaborateurs gingen hij en zijn strijdmakkers niet uit de weg. Op 1 oktober 1943 is hij gefusilleerd. In een afscheidsbriefje aan zijn moeder maakte hij duidelijk nergens spijt van te hebben. “Ik weet dat diegenen, die mij werkelijk hebben gekend, mij niet zullen beklagen.”
Volgens diverse auteurs was het een ‘warm’ gezin waarin Hans Katan in Hilversum opgroeide. Op 9 augustus 1919 werd hij geboren als eerste kind van de joodse juwelier David Katan en diens niet-joodse vrouw Johanna (Jo) Romunde. Op 30 april 1923 volgde broertje Ernst. Ook hij belandde in het verzet en zou de oorlog niet overleven.
Aanvankelijk woonden David en Jo boven de zaak, aan de Kerkstraat 4 in Hilversum. Toen hun zoons werden geboren waren ze al verhuisd naar Gerard Gullaan 26, in een aangename, groene buurt. In 1924 opende David een tweede zaak (Kerkstraat 1A), nu in kunstnijverheid, en in 1926 werd hij op gezag van de Amsterdamse rechtbank beëdigd tot makelaar en taxateur in goud- en zilverwerken.
Zwitserland
Het was een bijzondere school, waar hiërarchische verhoudingen niet telden, waar leerlingen een kritische houding werd bijgebracht en waar jongens en meisjes vrij met elkaar konden omgaan. Dat was al zo toen de instelling, gesticht door het joodse echtpaar Paulus en Edith Geheeb, nog ten noorden van Heidelberg in Duitsland was gevestigd als de Odenwaldschule, met een flink aantal joodse leerlingen. De uitgangspunten van de school bevielen de Hitler-aanhang geenszins. Na een overval door naziknokploeg SA verplaatste het echtpaar Geheeb de school daarom in 1934 naar Zwitserland. Daar werd leerling Hans Katan duidelijk wat joden van het nazisme konden verwachten. Aan joodse rituelen deden de Hilversumse Katans overigens weinig of niets. Veel later schreef hun verre familielid Martijn Katan treffend:
De buitenwereld zag hem (Hans, red.) als jood, ook als hij dat zelf niet deed. (…) Zijn jood-zijn werd hem door de Duitsers bijgebracht.

In maart 1938 deed Hans met succes staatsexamen in Bern. Direct daarna keerde hij terug naar Nederland, waar hij in april werd gekeurd voor militaire dienst en in september begon aan de studie agronomie (landbouwkunde) in Wageningen. Na een jaar gooide hij echter het roer om en ging biologie studeren aan de Universiteit van Amsterdam (destijds en nog lang daarna in de volksmond de Gemeente Universiteit dan wel de GU genoemd ter onderscheiding van de gereformeerde VU/Vrije Universiteit).
Begin van de oorlog
In de meidagen van 1940 was Hans gemobiliseerd en lag hij als militair in Alkmaar. Na de capitulatie en ontbinding van het Nederlandse leger keerde hij tijdelijk terug naar Hilversum. Daar had vader David al in 1937, vermoedelijk onder druk van de economische crisis, de juwelierszaak plus bovenwoning verkocht (en naar valt aan te nemen ook de kunstnijverheidswinkel).
In oktober 1940 gingen David en Jo Katan uit elkaar. Diverse auteurs veronderstellen dat ze dat deden om hun zoons te beschermen. Maar gezien het tweede huwelijk van Jo, dat verderop ter sprake komt, was bescherming van zoons Hans en Ernst misschien toch niet de reden, althans niet de enige reden van het uiteengaan. Hoe dan ook, vanaf oktober 1940 woonden Hans en Ernst niet meer onder één dak met hun joodse vader, maar huisden ze met moeder Jo in Amsterdam-Zuid aan het Westerscheldeplein 1-II (sinds 1958: Europaplein).

Op 5 juni 1941 werd de echtscheiding officieel uitgesproken. Vader David was in oktober 1940 eerst verhuisd naar een ander adres in Hilversum, vervolgens in april 1941 naar Laren en tot slot in september 1942 naar de Scheldestraat 62-I in Amsterdam, slechts een paar minuutjes lopen van het Westerscheldeplein, waar Jo, Hans en Ernst woonden. Jo had een verhouding gekregen met Henri Tibbe, violist in het Concertgebouworkest. Ze trouwden eind mei 1942. Kort na zijn verhuizing naar Amsterdam werd David opgeroepen voor ‘tewerkstelling’ in Duitsland. Pogingen om aan de greep van de bezetter te ontkomen mislukten. David Katan is eerst gedeporteerd naar kamp Westerbork, daarna naar Sobibor, waar hij op 14 mei 1943 is vermoord.
Verzetsgroep CS-6
Hans intussen had na zijn diensttijd in het najaar van 1940 zijn studie biologie hervat. In de Korte Leidsedwarsstraat bezocht hij graag café Eijlders, waar veel linkse intellectuelen en kunstenaars kwamen. Verder kwam hij in contact met de linkse studentenverzetsgroep De Vrije Katheder, waarbij hij zich aansloot. Dat was in december 1940 of begin 1941 en voor verzetswerk opvallend vroeg in de bezettingstijd. Vervolgens kwam hij in aanraking met verzetsgroep CS-6, genoemd naar Corellistraat 6 in Amsterdam-Zuid. Daar woonde de familie Boissevain, van wie de zoons Gideon Willem en Jan Karel tot de oprichters van de groep behoorden.
CS-6 zou uitgroeien tot een illegale organisatie met zo’n vijftig tot zeventig hoofdzakelijk Amsterdamse leden, vrijwel allemaal twintigers, en velen van hen – maar niet allemaal – communistisch georiënteerd. Volgens rijksgeschiedschrijver Loe de Jong hadden de CS-6-leden ‘een ontzaglijke dadendrang’, omdat naar hun mening ‘in Nederland niet genoeg daadwerkelijk verzet (werd) geboden’. Binnen deze groep kwam Hans Katans verzetswerk tot volle ontplooiing.
Betrokkenheid bij liquidaties
In totaal benam CS-6 vierentwintig gevaarlijk geachte collaborateurs het leven en bij een flink deel van die acties was Hans Katan (schuilnaam Bernard) betrokken, soms als uitvoerder, vaker als organisator of leverancier van een wapen. Zo schoten CS-6-leden Leo Frijda (of Gerrit Kastein, daarover bestaat onduidelijkheid) en Jan Verleun op 5 februari 1943 generaal Hendrik Seyffardt dood in diens woning in Den Haag. Seyffardt was chef-staf geweest van het Nederlandse leger, werd NSB-sympathisant en wierf Nederlanders voor de Waffen-SS. Een week voor de aanslag was Seyffardt lid geworden van het schaduwkabinet waarmee NSB-leider Anton Mussert hoopte Nederland te gaan besturen (wat nooit is gebeurd). Na Seyffardt liquideerde CS-6 in 1943 ook Musserts kandidaat-ministers Hermannus Reydon en Folkert Evert Posthuma.
Op de korrel
Intussen maakte CS-6 in 1942 een verbeterslag nadat Hans Katan contact tot stand had gebracht met Militair Contact, het sabotage-apparaat van de illegale Communistische Partij Nederland (CPN). CS-6 werd opgedeeld in cellen, zodat leden die na arrestatie eventueel zouden doorslaan alleen de namen van de leden van de eigen cel zouden kunnen prijsgeven. Tegenover die verbetering stond dat de Duitse Sicherheitsdienst (SD) CS-6 zo belangrijk was gaan vinden dat tegen de groep de effectiefste en dus gevaarlijkste verraders werden ingezet: Anton van de Waals en George (officieel Matthijs Adolf) Ridderhof.
Op 2 augustus 1943 deden SD’ers een inval bij de familie Boissevain aan de Corellistraat. Na de oorlog verklaarde een van hen wat ze er allemaal aantroffen.
In de kelder vonden we een complete werkplaats. Er stond een draaibank, boormachine, autogenisch lasapparaat, werkbank met bankschroeven en volledige sleutels. In een geheime bergplaats onder de tuin vonden we een aantal klaargemaakte sleepcontacten en in een kast in de kelder een partij dynamiet.
Veroordeling
Tijdens het proces voor het Polizeistandgericht in Amsterdam werd Hans voorgesteld als de leider van CS-6. Dat paste mooi in het Duitse verhaal: een half-jood als aanvoerder van een als gevaarlijke terreurorganisatie beschreven groep. Hoewel hij in de groep een prominente rol speelde, was de Duitse voorstelling van zaken wel erg overdreven. Katan was een van de brigadecommandanten die elk zestien illegale werkers aanstuurden (vier cellen van vier personen) en die samen de leiding van CS-6 vormden. Hans en achttien andere CS-6-leden werden op 30 september 1943 door het Polizeistandgericht ter dood veroordeeld.
Ook NSB-weekblad Volk en Vaderland vond ze uiteraard schuldig. Maar volgens het blad was bij de veroordeelden geen sprake van ‘een aan edele vaderlandsliefde ontsproten heilig verzet tegen vermeende onderdrukking’, maar van een ‘waanzinnige en hoopeloze verzetsactie van onrijpe kwajongens, die regelrecht slachtoffer zijn geworden van het patriottische gezwets voor den Oranjezender’.

In zijn cel in het Huis van Bewaring Weteringschans in Amsterdam schreef Hans de avond voor hij de kogel kreeg een afscheidsbriefje aan zijn moeder.
Ik besef dat dit erger is voor jou dan voor mij, en ik kan me t.o.v. jou niet anders verontschuldigen, dan door te zeggen, dat ik het diepe besef heb, mijn plicht, ondanks mijn korte levensduur, op aarde meer dan te hebben vervuld. (…) Ik weet dat diegenen, die mij werkelijk hebben gekend, mij niet zullen beklagen. Wees dus ook moedig.
Op 1 oktober werden hij en de achttien anderen gefusilleerd in de duinen bij Overveen (gemeente Bloemendaal) en in een massagraf gedeponeerd. Na de oorlog kregen ze allemaal een plekje op de Eerebegraafplaats Bloemendaal aan de Zeeweg. Op Hans’ steen stond vanaf het begin ook de naam van zijn broer Ernst vermeld. Daarover is veel later nog heel wat gecorrespondeerd.

Ernst Katan
Eerst echter een blik op de levensloop van Ernst Katan. Na de HBS in Hilversum ging hij cello studeren aan het Muzieklyceum in Amsterdam. In mei 1942 vertrok hij bij zijn moeder aan het Westerscheldeplein en ging elders in Zuid, in de Jan van Eijckstraat, op kamers wonen. In de winter 1942/’43 bleek zijn vriendin Annelies Nelck, wier ouders in Zuid-Frankrijk woonden, zwanger. Ernst (19) nam zijn verantwoordelijkheid en ging met Annelies (17) in april 1943 naar het stadhuis. Daar liet hij registreren dat het nog ongeboren kindje het zijne was.
Niet zo intensief dan zijn broer Hans, maar ook Ernst Katan was betrokken geraakte bij de activiteiten van verzetsgroep CS-6. Zo nu en dan deed hij koerierswerk. Dan vervoerde hij geld, voedselbonnen en valse persoonsbewijzen, maar ook wel wapens, wat erg riskant was.
Arrestatie
Op 23 juni 1943 vroeg hij een nieuw paspoort aan, maar dat kreeg hij niet. Wel verscheen zijn naam op een transportlijst van het Gewestelijk Arbeidsbureau Amsterdam. Daarop stond dat het transport met arbeidskrachten op 12 oktober zou vertrekken naar Berlijn, waar Ernst zou gaan werken voor de A.G. Brandenburg. Die lijst was echter nep, gemaakt dankzij illegale contacten bij het arbeidsbureau en bedoeld om de sporen van Ernst en anderen uit te wissen. In plaats van op de trein naar Berlijn stapte Ernst op 13 oktober – twaalf dagen na de executie van Hans – in een trein naar Brabant, waar hij bij familie wilde schuilen. Onderweg werd hij aangehouden, omdat er met zijn papieren iets niet in orde zou zijn.

Ernst werd afgevoerd naar kamp Amersfoort, waar hij bijna een jaar verbleef. In augustus 1944 werd hij naar Westerbork gebracht. Daar besloot hij met enkele andere joodse gevangenen een vluchtpoging te wagen. Die mislukte. Al vlak buiten het kamp werden ze gepakt door Nederlandse bewakers. Het was 6 september 1944. Kampcommandant Gemmeker gaf bevel ze nog diezelfde nacht te fusilleren. Ze kregen een nekschot en werden gecremeerd.
Graf
Omdat Ernst geen graf had, werd na de oorlog zijn naam toegevoegd aan die van Hans op de steen op diens graf op de Eerebegraafplaats Bloemendaal. In 1988 kwam echter onverwacht de urn met as van Ernst en de drie andere in Westerbork gefusilleerden tevoorschijn. Op de urn stonden drie namen, die van Ernst was er met potlood bij geschreven. Het was en raadsel voor de betrokken instanties – de Oorlogsgravenstichting, Stichting De Eerebegraafplaats te Bloemendaal en Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Was de as van Ernst dan niet samen met zijn broer herbegraven in de Bloemendaalse duinen? Nee dus, zo bleek na uitvoerig zoekwerk en heel wat briefverkeer.

De urn met as werd herbegraven op Nationaal Ereveld Loenen (Veluwe) en daar heeft Ernst ook een grafsteen gekregen. Op de Bloemendaalse steen is een tekstregel toegevoegd zodat er sindsdien onder de naam Hans Katan staat: ‘mede ter herinnering aan Ernst Katan’.



Bronnen ▼
– Delpher.nl.
– Eerebegraafplaatsbloemendaal.eu.
– Dr. L. de Jong: Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, delen 5 tweede helft, 6 eerste helft en 7 tweede helft (’s-Gravenhave 1974, 1975 en 1976).
– Martijn Katan: Geen makke schapen. Een persoonlijke geschiedenis van joods verzet. (Amsterdam 2021)
– Rob van Olm: Recht al barste de wereld. Reina Prinsen Geerlings en de ondergang van de verzetsgroep CS-6. (Groet 1998)
– Oorlogsgravenstichting.nl.
– Stadsarchief Amsterdam.