Pieter-Jan De Smet, missionaris en vriend van de ‘roodhuiden’

Grooten Zwartrok
9 minuten leestijd
1
Pieter-Jan De Smet
Pieter-Jan De Smet

Pieter-Jan De Smet (1801-1873) was een zoon van een reder, hield van boompje klimmen, van schip tot schip springen (de Schelde stroomde voor het ouderlijk huis in Dendermonde) en droomde van zeereizen. Volgens zijn vader zou hij zeker nog eens ‘soldaat of wereldreiziger’ worden. Thuis zou hij in ieder geval niet blijven. Pieter-Jan kon in internaten niet aarden. Volgens zus Rosalia was hij uitermate onstuimig en een waterrat. Het was de tijd van de Napoleontische oorlogen en Pieter-Jan ronselde, elf jaar oud, vriendjes om met stokken ‘de Russen’ (jongens uit een naburig dorp) te lijf te gaan.

Toen De Smet student was aan het Mechelse bisschoppelijk college, wierf een jezuïetenpriester kandidaat-missionarissen. Pieter-Jan ging met deze Karel Nerinckx mee naar Noord-Amerika zonder zijn ouders te informeren. Hij reisde met nog zes kandidaten door vijandig protestants Holland en ging ’s nachts heimelijk aan boord van een schip, dat vanuit Texel naar Philadelphia voer. Ze reisden naar een noviciaat in Maryland en na anderhalf jaar door naar Florissant bij St. Louis, waar De Smet een Oyonezen-opperhoofd ontmoette:

Hij had de gestalte van een reus. (…) Zijn haar en gezicht was beschilderd met rode kleur. Zijn oren waren doorboord met grote gaten. Twee blikken pijpen in kruisvorm en gevuld met veren in allerlei kleuren hingen bengelend aan zijn hoofd. Hij droeg (…) een broek van hertenleer, en aan zijn knieën hingen staarten van wilde katten…

Stripboek van Jef Nys  (1960) over het werk van jezuïeten-missionaris Pieter-Jan De Smet
Stripboek van Jef Nys (1960) over het werk van jezuïeten-missionaris Pieter-Jan De Smet
De protestanten, die ook zieltjes wonnen in Noord-Amerika, waren volgens Pieter-Jan charlatans en fanatiekelingen. De Smet werd benoemd tot docent Engels van de katholieke universiteit in St. Louis, maar na veertien jaar keerde hij terug naar België en verliet vanwege ziekten de jezuïetenorde in 1835. Daarna was hij twee jaar directeur van het weeshuis in Dendermonde. In 1836 stapte hij echter aan boord van pakketboot De Baltimore om missiewerk te gaan verrichten onder indianen.

Vredestichter

De Smet, een gedrongen, imposante man (1,67 meter lang), met afhangend, vlassig haar, hielp vervolgens bij Council Bluffs een missiepost oprichten en vrede te stichten tussen Sioux en Potawatomi. Begin 1840 werd hij met aderlatingen en bloedzuigers behandeld vanwege borstpijn. Na een boottocht op de Missouri reisde hij, koortsig, in een karavaan van de American Fur Company westelijk van de Rocky Mountains. Op een tekening is te zien hoe de Grote Zwartrok (bijnaam van katholieke geestelijken vanwege hun zwarte soutane) door Plathoofdkrijgers, zittend op een doek, hun nederzetting wordt binnengedragen. De Smet doopte opperhoofd Big Face zonder schroom om tot ‘Peter’ en een Langooropperhoofd ging voortaan als ‘Paul’ door het leven.

De Smet op bezoek bij de Plathoofdkrijgers
De Smet op bezoek bij de Plathoofdkrijgers

De Smet’s (reis)brieven, geschreven aan bekenden en geestelijken, zijn gepubliceerd in boekvorm. Een heruitgave uit 1931 vermeldt: ’…al kent U alle geheimen en knepen uit de Indianenwereld, zooals U die gelezen hebt in ‘Far West’ romans, dit boek zal Uw stoutste verbeelding overtreffen.’ Onderweg maakte De Belg naar eigen zeggen onder meer een buffeljacht mee:

…de zon is nog niet onder, of reeds zijn honderd drie en vijftig buffels neergelegd. Men zal moeten erkennen, dat, als dit geen wonderbare jacht is, zij veel gelijkt op de vischvangst, die het wel was.

Hij schrijft dat Raven, ‘de leergierigste indianen’, hem duizend vragen stelden en hij hen vertelde over ‘reizende hutten (wagons), voortgetrokken door machines, die golven rook spuwen en de vlugste paarden achter zich laten en vuurschepen (stoombooten), die in enkele dagen heele dorpen, met wapens en bagage van het ene naar het andere land brengen’.

Pieter-Jan De Smet, gravure
Pieter-Jan De Smet, gravure
Maar De Smet waarschuwde zijn toehoorders ook: ‘Raven, die zich aan allerlei zonden overgeven, moeten zich niet beklagen als de Groote Geest hen schijnt te straffen door ziekten, oorlog en hongersnood’. Als tijdens zijn verblijf twee stamleden door Zwartvoeten in een hinderlaag zijn gelokt en vermoord, wordt het krijgslied aangeheven en beloven jonge krijgers plechtig, dat zij niet zonder scalpen zullen terugkeren. Reizen is gevaarlijk. Soms wordt ’s avonds een vuur aangelegd, een provisorische hut gebouwd, maar doorgetrokken om vijandige indianen te misleiden. Rivieren zijn moeilijk bevaarbaar.

De Omega, waarmee De Smet reisde, dreigde meermalen te vergaan door puntige rotsen en boomstronken die de raderen beschadigden. Toen De Smet op een dag aan wal ging, kwam het schip in een draaikolk terecht: ‘De boot begon te draaien als een windvaan in den storm; de nuttelooze riemen ontvielen aan de handen der roeiers (…) de steven verdween in de diepte.…’ en nadat de boot gezonken was: ‘…worstelden mannen in vreeselijken doodsstrijd!’

Brieven

De Smet reisde in 1843 naar Europa om zijn brieven te publiceren, wierf acht rekruten en de paus verleende hem audiëntie. De terugreis liep rond Kaap Hoorn naar Oregon vanwege zes zusters, die er voor de missie gingen werken. Van boord gegaan in Chili, ontving de missionaris een collectie gesteente, die hij doorstuurde naar het Brusselse Museum. Hij was inmiddels een ervaren natuurvorser en verzond regelmatig zeldzame dieren en plantenzaden naar familie en missie-weldoeners. Na acht maanden varen sloeg de Infatigable, de verkeerde rivierarm van de Columbia opgevaren, bijna te pletter op klippen.

Verder stroomopwaarts beschreef De Smet de natuur ‘…gezegend met de rijkste verscheidenheid van kleuren en de verrukkelijkste landschappen. Bij elken stap worden de gezichten grootscher en indrukwekkender.’ Verder over land reizend kreeg hij ’s nachts bezoek van wilde honden: ‘…den volgenden morgen waren mijn schoenen gevlogen (….) en er ontbrak een pijp aan mijn buffelleeren broek!’ Hij gaf de volgende reistip:

Als men een dicht woud binnengaat, moet men zich zoo dun en zoo klein mogelijk maken (…) en de verschillende houdingen en bewegingen van een dronken ruiter nabootsen.

Het verhaal van Pieter-Jan De Smet verbeeld in een Belgisch plaatjesboek
Het verhaal van Pieter-Jan De Smet verbeeld in een Belgisch plaatjesboek

Hij beschrijft dat een haakvormige tak zijn weg versperde: ‘….terwijl mijn paard zijn weg vervolgde. Daar hing ik in de lucht en spartelde als een visch aan den haak!’ Ook lopen met sneeuwschoenen ging niet probleemloos: ‘Hoe dikwijls ik gestruikeld ben, weet ik niet: telkens zaten mijn sneeuwschoenen ergens in verward….’. Onderweg ontplofte een doos buskruit, waardoor zijn gezicht ontveld raakte en hij moest vanwege koude afzien: ‘Al de nagels mijner voeten vielen af, en het bloed vulde mijn mocassins…’.

Te gast bij indianen was een oudje ‘zoo goed een vettige, vuile hoornen lepel met haar tong schoon te maken’. Hij kreeg gebraden mos voorgeschoteld, ‘dat naar zeep smaakt en zwart is als teer’, evenals vlees ‘fijn gehakt met de tanden. Met deze bewerking zijn een half dozijn vrouwen soms uren bezig’ terwijl…

…het kauwen begeleid wordt door krakende en andere onaangename geluiden uit den neus, den mond en de keel; enkel de herinnering aan dit tooneel is in staat een reiziger ziek te maken.

Maar ook schrijft hij dat bij de Kalispels grijsaards, gebrekkigen en weduwen een even groot deel ontvangen als de jagers:

Lijkt dit niet eenigszins op dien gouden tijd, toen alles gemeenschappelijk was, toen allen slechts één hart en één ziel waren, zooals de Apostelen ons verhalen?

‘Beste vriend van de indianen’

Vaak hebben indianengroepen al voor zijn komst gehoord over ‘de blanke die geen gespleten tong heeft, en de beste vriend van de indianen is’. Er zijn vijfhonderd indianenvolken verspreid over Noord Amerika. Maar in 1832 worden ze via de Removal Act ‘weggezuiverd’ ten oosten van de Mississipi. In 1838 schrijft De Smet: ‘…veel van die stammen die eertijds bloeiden, zijn van de aardbodem verdwenen.’

Pieter-Jan De Smet
Pieter-Jan De Smet
In 1846 schrijft hij broer Frans: ‘Bij het beklimmen van iedere berg heb ik het gevoel dat mijn krachten me in de steek laten.’ Als hij bij St. Mary’s missiepost aankomt, blijkt dat de Plathoofden steeds agressiever worden tegenover andere stammen, zich beschermd voelend door De Smets opperwezen. De missionaris was uitgegroeid tot een volksheld vanwege zijn topografische kennis, brievenboeken en unieke band met indianenvolken. Maar het reizen werd tevens kritiekpunt. Volgens sommigen binnen jezuïetenkringen had de Belg iets teveel zwerflust in de aderen. Hij kreeg opdracht zijn indianenwerk vanuit St. Louis te continueren en de financiën van universiteit en kerkprovincie te beheren. De Smet legde zich erbij neer vanwege zijn gelofte van gehoorzaamheid, maar voelde zich wel onheus bejegend. In 1851 riep de Amerikaanse overheid hulp van de Belg in bij indianenzaken.

Onderweg naar Fort Laramie brak aan boord van een schip op de Missouri cholera uit. Achttien passagiers overleden. Ook De Smet werd ziek. Collega pater Hoeken nam zelfs de biecht al af. Maar de Belg wist als door een godswonder te overleven, terwijl Hoeken dezelfde nacht nog bezweek. De Smet kreeg van Sioux de erenaam Wak ant anka Wawokiya (Helper van de Grote Geest) en geloofde dat een verdrag vrede zou brengen. Maar de overheid brak beloften qua schadeloosstellingen.

Bemiddelaar

Terugkerend van zijn achtste ‘thuisreis’ leed stoomschip Humbold schipbreuk bij een rotskust, waarbij De Smet een jongetje redde. Terug in St. Louis vochten de katholieken met Europese avonturiers en atheïsten, die priesters vervolgden en kerken in brand staken. In 1858 werd De Smet door John Floyd, minister van Oorlog, gevraagd zich officieel als legeraalmoezenier in te zetten als bemiddelaar. De New York Freeman’s Journal schreef:

Deze waarlijk apostolische man heeft meer dan een kwart eeuw bij allerlei indianen verbleven, en heeft met hen al hun angsten, hun hongersnoden, hun nederlagen in de oorlogen met andere stammen, hun zwervend en ellendig leven gedeeld.

Pieter-Jan De Smet te midden van enkele indianenleiders
Pieter-Jan De Smet te midden van enkele indianenleiders

Op een foto staat de Belg tussen langharige opperhoofden tijdens een vredesbijeenkomst in Fort Vancouver. Opnieuw onderweg naar Europa werd hij ontvangen door president Abraham Lincoln. De missionaris bepleitte bij hem de belangen van de indianen. In 1863 bezocht De Smet vervolgens missieposten in Montana en op zijn vierenzestigste schreef hij dat, mede vanwege reuma, zijn einde nabij was: ‘Fiat voluntas Dei!’. Desondanks zette hij zich hierna nog jarenlang in als speciaal gezant van het Indian Office. Op bezoek bij de Arikaras smeekt zij hem om regen na langdurige droogte. De Smet legde uit dat hij daar niet voor kon zorgen, maar wel met hen wilde bidden en het misoffer eraan wilde wijden. En zo waarlijk: de dag erna vierl er vierentwintig uur lang regen. Deze hemelse gunst maakt grote indruk.

Nadat De Smet al eerder het bisschopsambt had afgewezen, wimpelde hij het op latere leeftijd opnieuw af:

Ik ben er oprecht van overtuigd dat ik noch de deugden noch de talenten heb die een dergelijk ambt vereist…

Kruisbeeld dat Pieter-Jan De Smet aan Sitting Bull schonk (CC BY-SA 4.0 – Paul Hermans – wiki)

Sitting Bull

In 1866 reisde hij nog zevenenvijftig dagen naar de Rocky Mountains, door opstandig indianengebied (hij vroeg vier kloosters in St. Louis dag en nacht een kaars voor hem te branden bij een beeld van de Moeder Gods). Onderweg diende hij 420 doopsels toe, hielp een indianenmissie opzetten en belegde een vredesbijeenkomst met de generaals Sully, Parker en indianenstammen. De eerste tekenen van doofheid drongen zich op en terug in St. Louis was De Smet sterk verzwakt. In 1868 bezocht hij bij Yellowstone de Hunkpapa en hun medicijnman Sitting Bull. Andere opperhoofden raadden het af; te gevaarlijk. De Smet stuurde vooraf tabak als vredesgebaar. Korte tijd later reden enkele ruiters hem tegemoet:

De Tabak is aanvaard. Blackrobe mag alleen het kamp binnen. Elke andere blanke riskeert zijn scalp…

De Smet hield voor het Mariavaandel een toespraak en later werd een verdrag ondertekend aan de Missouri (met tweehonderd opperhoofden), maar het werd al snel wederzijds geschonden. Bijna zeventig jaar oud ging De Smet voor het laatst op reis naar bevriende stammen, maar keerde voortijdig terug naar St. Louis. In de zomer van 1871 reisde hij nog acht maanden door Europa. Terug in St. Louis waren de nier- en rugpijnen erger dan ooit: ‘Wat mijn gezondheid aangaat, de machine is geheel defect’. In een brief dankte hij familieleden die zijn genezing waren gaan vragen aan Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes. Zijn linkeroog raakte verlamd en hij kreeg een zware beroerte.

Lake Desmet
De missionaris beschreef voor het eerst het nu naar hem vernoemde Lake Desmet in de staat Wyoming. Hier is tegenwoordig een gedenkteken te vinden. (CC BY-SA 3.0 – Paul Hermans – wiki)

Overlijden en eerbetoon

Pieter-Jan De Smet overleed op 23 mei 1873 en werd in St. Louis begraven. De doortastende man schreef vier boeken, werd geprezen als etnograaf en natuurvorser die landkaarten tekende. Hij legde bijna 400.000 kilometer af en begeleidde zo’n honderd missionarissen naar de VS. In 1878 werd voor de kerk in Dendermonde een standbeeld voor hem opgericht en in het stadhuis hangt zijn geschilderde portret.

Aan de overkant van de Atlantische Oceaan herinneren Mountain De Smet (Alberta, Canada) en twee gemeenten (Zuid-Dakota, Montana) met zijn naam aan hem. Een standbeeld bij de Universiteit van St. Louis, waarbij De Zwartrok indianen het kruis voorhoudt, werd onlangs verwijderd als uiting van kolonialisme, imperialisme, racisme, christelijke en blanke suprematie. Het krijgt nu een plaats in het museum van de universiteit. In onderstaande video is te zoen hoe Sioux Indianen in 1932 ter nagedachtenis van De Smet Dendermonde bezoeken. Ze voerden met imposante verentooien een dans uit bij zijn standbeeld. Een tussentekst bij het zwart-wit filmpje meldt dat de Belg…

…in eeuwigen roem zal leven omdat hij door zijn dertig jaren zwoegen de Indianen van het Rotsgebergte van de barbaarschheid tot christelijk leven en beschaving opvoedde.

Beeld van Pieter-Jan De Smet in Dendermonde
Standbeeld pater Pieter-Jan De Smet in Dendermonde, opgericht in 1879 naar een ontwerp van Charles Auguste Fraikin. Het huidige beeld is een polyester replica, geplaatst na het instorten van het origineel in 1982 door corrosie. (CC BY-SA 3.0 – Ad Meskens – wiki)

Lex Veldhoen is journalist en auteur van diverse boeken en uitgaves. Hij schreef en schrijft onder meer voor NRC-Handelsblad, Trouw, HP-De Tijd en het Parool. Zijn specialisaties zijn biografieën, reisverhalen en de onderwerpen India, België, Kunst, wetenschap en techniek. Zie ook zijn website lexveldhoen.nl.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
1 Reactie
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
1
0
Reageren?x
×