In 1874 vond de Amerikaanse grootgrondbezitter en sheriff Joseph F. Glidden (1813-1906) het prikkeldraad uit. Zijn uitvinding sloeg snel aan bij een groot publiek. Prikkeldraad was ijzersterk en kon je op allerlei manieren gebruiken.
In de twintigste eeuw kwam prikkeldraad symbool te staan voor ‘het kwaad’, of voor het tegenhouden daarvan. Met Gliddens ijzeren begrenzing kon je eenvoudig criminelen, vijanden en migranten in- of buitensluiten. Voorbeelden zijn niet moeilijk te vinden: de talloze Amerikaanse gevangenissen, de loopgraven van 1914-1918, naziconcentratiekampen, het IJzeren Gordijn of de zwaarbewaakte hekwerkwijken van Johannesburg. Maar Gliddens ijzerdraad kon nog meer, zo ontdekten de Duitsers. Je kon er ook medemensen mee doden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd dat pijnlijk duidelijk met de beruchte ‘Dodendraden’.
Overprikkeld
Het prikkeldraad van Glidden was een sterk staaltje vakmanschap en verkocht meteen goed. Dat gold niet voor eerdere oervormen, zoals dat van de Fransman Léonce Eugène Grassin-Baledans, die in 1860 een octrooi verdiende met zijn ijzeren nieuwtje. Zijn ijzeren draad diende om bomen te beschermen tegen klimmende kinderen en schurende dieren. Dat was best handig, maar alleen op kleine schaal. Het was geen vondst waar de boeren massaal warm van werden. Ook eerder prikkeldraad van Lucien B. Smith, die in 1867 een patent aanvroeg, sloeg nog niet aan.
haarspelden van zijn vrouw en draaide die in elkaar tot een sterke, puntige ijzerdraad. Hiermee scheidde Joseph de grasweide van zijn vrouw van de graasweide van zijn koeien.
‘Het internet van de negentiende eeuw’
De vraag naar Gliddens ijzeren draad, barbed wire, was meteen enorm. In de regio schoten in de jaren erop tientallen prikkeldraadfabriekjes uit de grond die, zonder het eigendomsrecht van prikkeldraad te hebben (sinds 24 november 1874 bezat Glidden het octrooi), illegaal prikkeldraad gingen produceren. Al snel werden deze onwettige fabriekjes verboden. De populariteit van het prikkeldraad was groot. Het prikkeldraad was als het ware ‘het internet van de late negentiende eeuw’. Iedereen wilde het hebben en wel nu. De vraag was zo groot, dat het weekblad The Prairy Farmer in 1884 een special wijdde aan het fenomeen dat ‘in de geschiedenis van de industrie zijn gelijke niet kent’.
Ruim vijftig bedrijven waren continu bezig om prikkeldraad te maken. De verkoopcijfers waren astronomisch, zo meldde The Prairy Farmer. In 1882 bedroeg de verkoop 82 miljoen kilo ijzerdraad, achttienduizend keer zoveel als in het beginjaar 1874. De grootste uitbaters, naast Glidden zijn plaatsgenoten Isaac Ellwood (1833-1910) en Jacob Haish (1826-1926), werden razendsnel multimiljonair.
In een pamflet beschreef Ellwood onder meer de volgende voordelen van de uitvinding:
“Het neemt nauwelijks ruimte in
Het hoeft niet elk jaar gesnoeid te worden
Vuur kan het niet vernietigen
De wind heeft er weinig of geen effect op
Het is sterker dan welke omheining ook
Het is goedkoper dan welk ander draad ook
Het wordt erkend als de standaardomheining voor de hele wereld
Prikkeldraad op de prairie
Waar boeren en veehouders elkaar ontmoetten, deden zich nog wel confrontaties voor. Rondtrekkende veehouders kwamen in conflict met boeren (‘nestors’ noemden de veehouders hen cynisch) die hun land afschermden voor derden. Maurice De Bevere (‘Morris’) en René Goscinny maakten rond dit thema een speciaal Lucky Luke-album: Prikkeldraad in de prairie. Het Westen was door het prikkeldraad niet meer het exclusieve domein van de veehouder of cowboy, maar van de landbouwer.
Dodendraden
Prikkeldraad ging ook landsgrenzen afbakenen. Letterlijk en figuurlijk het meest schokkende voorbeeld zijn de ‘Dodendraden’ uit de Eerste Wereldoorlog. Deze hoogspanningsdraden moesten smokkelhandel tegengaan en voorkomen dat eigen militairen deserteerden naar neutrale buurlanden. Dodendraden maakten van 1915 tot 1918 in het grensgebied van Nederland, Duitsland en België slachtoffers, veelal smokkelaars maar een enkele keer ook onoplettende burgers of gemobiliseerde militairen. De schattingen van het aantal mensen dat sneuvelde bij een ‘Dodendraad’ variëren van enkele honderden tot enkele duizenden. De Dodendraad was een Duitse uitvinding. Een hoge Duitse militair genaamd Schütte concludeerde dat de stroomdraden in de Elzas enkele Duitse dorpen prima afschermden van het nabijgelegen neutrale Zwitserland. Dit technische hoogstandje wilde hij daarom ook benutten langs de grens met Nederland. De voorbereidingen begonnen in het voorjaar van 1915. De grootste kopzorg van de Duitsers was de toevoer van elektriciteit. Het draad was zo geplaatst.
Lees ook: Prikkeldraad: een frisse blik op een vertrouwd fenomeen
Boek: Prikkeldraad. Een geschiedenis van goed en kwaad
Bronnen â–¼