Dark
Light

Getto’s, ontwikkeling van een begrenzend begrip

Auteur:
4 minuten leestijd
Markt in het overbevolkte ghetto van Warschau. Foto:cc
Markt in het overbevolkte ghetto van Warschau. Foto:cc

Het thema discriminatie is regelmatig in het nieuws. Zo zwengelde de DENK-partij van Sylvana Simons een debat aan over ‘etnisch profileren’, een verschijnsel waarbij de politie – al dan niet bewust – de bevolking ongelijk behandelt op grond van etniciteit. Ook de Zwarte Piet-discussie borrelt regelmatig op.

Maand van de GeschiedenisNog een stap verder dan mensen ongelijk benaderen, gaat het uit- of insluiten van minderheden. De meest extreme vorm hiervan is het getto, een vorm van begrenzing van bevolkingsgroepen die dit jaar vijfhonderd jaar bestaat. Tegenwoordig associëren we getto’s met rapmuziek, segregatie in Amerika of met de Tweede Wereldoorlog. Maar in de Middeleeuwen hadden getto’s een ander aanzien. Het begrip maakte een bijzondere evolutie door en kreeg sinds de jaren 1940 een écht negatieve connotatie.

De eerste Europese getto’s

Op 29 maart 1516 kwam op initiatief van het stadsbestuur in Venetië voor het eerst een joods getto tot stand. In Europa wel te verstaan, want in bijvoorbeeld Marokko bestond vanaf 1438 al de mellah, een ommuurde joodse wijk. De massale toestroom van Sefardische joden naar Venetië – sinds de Reconquista trokken joden vanuit het Iberisch schiereiland door Europa – deed de autoriteiten in Venetië besluiten deze niet-christelijke nieuwkomers in een ommuurd gebied te plaatsen, dat ze getto noemden en later uitgebreid werd met een nieuw getto. Deze gebieden telden op het hoogtepunt ongeveer 5000 bewoners.

'Gheto Vecchio' in Venetië
‘Gheto Vecchio’ in Venetië

Het Venetiaanse getto was niet altijd afgesloten, alleen ’s nachts: dan sloten christenen de poorten en mocht er niemand meer uit. Verder bleef er overdag, zo toonde historicus David B. Ruderman aan in The Cultural Significance of the Ghetto in Jewish History (1997), sprake van interactie tussen joden en mensen buiten het getto: christenen liepen in en uit en er werd volop handel gedreven. ’s Nachts mochten alleen joodse artsen of muzikanten het getto verlaten. Interessant maar controversieel is in dit verband ook de stelling van historicus Benjamin Ravid, die stelt dat de joden met het getto feitelijk voor het eerst een erkende plek kregen in de christelijke samenleving en zo enigszins emancipeerden.

Paus Paulus IV
Paus Paulus IV
Het Venetiaanse getto kwam in 1516 natuurlijk niet uit de lucht vallen, maar ontstond uit het rooms-katholieke antisemitisme. Al in 1179 bepaalde de katholieke geestelijkheid dat joden in aparte straten en buurten bij elkaar moesten wonen. Vanaf de twaalfde eeuw associeerden opiniemakers joden met moord (op Jezus en later op christelijke kinderen), woekerrente, hebzucht en de pest. Vervolgens joegen Engeland (1290) en Frankrijk (1394) de joden hun land uit. Ook moesten joden vanaf 1215 kenmerkende kleding dragen: een ‘jodenhoed’ of gele kentekenen op hun kleding. Deze stigmatisering liep uiteindelijk uit op het fysiek begrenzen van joodse minderheden in getto’s en al snel volgden andere Italiaanse en Europese plaatsen, zoals Rome, Frankfurt en Praag, het Venetiaanse voorbeeld. Met name de beruchte pauselijke bul Cum nimmis absurdum (1555) was een stimulans voor het fenomeen getto. Hierin stelde Paulus IV onder meer dat ‘alle joden op één plek horen te wonen, en als dat onmogelijk is in twee of drie, strikt gescheiden van de christelijke bevolking’.

Achterstandswijken

De Verlichting, Industriële en Franse Revolutie zorgden ervoor dat in de negentiende eeuw veel getto’s geleidelijk verdwenen. Het getto van Venetië verdween iets abrupter, toen Napoleons troepen in 1797 de joodse stadsdelen ophieven. De term getto bleef echter wel gangbaar, aanvankelijk voor dichtbevolkte joodse enclaves in Oost-Europa, waar joden ongedwongen samenwoonden en woonden in wijken die niet hermetisch afgesloten waren. Vanuit Oost-Europa kwam de term in West-Europa terecht, waar zich vooral in Duitstalige gebieden nieuwe joodse immigranten vestigden.

Coolio - Gansta's Paradise
Coolio – Gansta’s Paradise
Tussen 1890 en 1940 blies de migratie van Afro-Amerikanen vanuit het zuiden van de Verenigde Staten naar de steden in het noorden, de term getto nieuw leven in. Getto werd – denk aan de rapsong Gangsta’s Paradise van Coolio –, synoniem voor een Amerikaanse achterstandswijk, waar armoede en werkloosheid heersten en zwarte straatbendes de dienst uitmaakten. De boodschap van de gangsterrap is overigens niet per se hopeloos: het getto is deels een keuze, als je slim bent vertrek je naar elders. Amerikaanse getto’s zijn fysiek gezien open terrein.

Duitse getto’s

De Tweede Wereldoorlog leidde tot een verdere diffusie van het begrip getto. De acties van de nazi’s maakten ‘getto’ tot een zeer geladen begrip. In bezet gebied richtten de nazi’s drie soorten getto’s in: open getto’s, gesloten getto’s en afgesloten getto’s gericht op destructie. In West-Europa kwamen vooral open getto’s voor, begrensd met het bord Judenviertel en eventueel bewaking. Gesloten getto’s waren dominant in Oost-Europa. In Polen en de Sovet-Unie bevonden zich minstens duizend getto’s alias gevangenissen, met het Getto van Warschau als dé grote gigant. Op enkele vierkante kilometers zaten daar meer dan 400.000 joden op elkaar gepropt. Het meest berucht werden echter de vele vernietigingsgetto’s of vernietigingskampen, die erop gericht waren om de bevolking massaal uit te roeien.

Arrestaties tijdens de opstand in het Ghetto van Warschau. Foto: cc
Arrestaties tijdens de opstand in het Ghetto van Warschau. Foto: cc

De Holocaust zorgde ervoor dat het fenomeen getto door velen voortaan geassocieerd werd met gevangenschap en moordpartijen. Niet onterecht, want de meeste nazigetto’s waren – anders dan die in het Venetië van 1516 tot 1797 – volledig afgesloten, terwijl joden in de jaren 1930 en 1940 zelfs binnen het getto hun leven niet zeker waren vanwege honger, razzia’s en willekeurige moordpartijen. Een totaal andere situatie dus.

Gettostad Amsterdam

Dat het relevant is om het fenomeen getto en de mate van begrenzing vanuit historisch perspectief te onderzoeken, bewees Amsterdam enkele jaren geleden. Na een hele discussie of deze stad tijdens de Tweede Wereldoorlog een getto was, het Judenviertel was tijdens de bezetting niet altijd volledig afgesloten, erkende de Duitse regering in 2013 een claim van het Verbond Belangenbehartiging Vervolgingsslachtoffers (VBV) om Amsterdam een gettostatus te geven. Nabestaanden hebben hierdoor recht op een Duitse uitkering. In 2015 kreeg ook het Amsterdamse stadsgebiedje Asterdorp de status van getto.

Artikel in het kader van de Maand van de Geschiedenis

Boek: Ochenebbisj – Verhalen en geintjes over het Amsterdamse getto (1870-1925)
Boek: Anti-Joodse beeldvorming en Jodenhaat
Meer Maand van de Geschiedenis

Bronnen

Bronnen:
– Mitchell Duneier, Ghetto: the Invention of a Place, the History of an Idea (New York: Farrar,
Straus en Giroux, 2016).
– Benjamin Ravid, ‘All Ghettos Were Jewish Quarters, But Not All Jewish Quarters Were
Ghettos’, Jewish Culture and History 10.2/3 (2008) 5-24.
– http://www.dedokwerker.nl/getto.html (pageview 8 juni 2016)

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×