Dark
Light

De Dodendraad – Dodelijke draadversperring tijdens de Eerste Wereldoorlog

‘Draden des doods’ eisten veel slachtoffers
8 minuten leestijd
Replica van de Dodendraad in het Openluchtmuseum in Arnhem
Replica van de Dodendraad in het Openluchtmuseum in Arnhem (CC BY-SA 4.0 - Busspotter - wiki)

Een berucht verschijnsel uit de Eerste Wereldoorlog was de Dodendraad, een draadversperring die onder een hoog voltage stond en door Duitse bezettingstroepen in België langs de Belgisch-Nederlandse grens werd aangebracht. Maar wat was het idee achter deze Dodendraden, ook wel aangeduid als Dodendraad, Draden des Doods of het Dodenhek? Waarom gebruikten de Duitsers de stroomdraden en wat waren hun motieven? En welke gevolgen had de aanleg van de Dodendraden?

Dodendraden: motieven voor plaatsing, kenmerken & bouw

Zelf noemden de Duitsers hun Dodendraden ook wel, in officiële stukken, Grenzhochspannungshindernis of Todesstreifen. Deze benaming maakt direct duidelijk dat het om bedrading ging langs (lands)grenzen en om een type draad dat onder hoogspanning stond. Gemiddeld stond er zo’n 2000 Volt op de grensversperring. Maar waarom werden de draden geplaatst en hoe verliep de bouw van de Dodendraden?

De uitwerking van de ‘Dodendraad’ langs de Belgische grens, geïllustreerd door karikaturist Albert Hahn in ‘De Notenkraker’.
De uitwerking van de ‘Dodendraad’ langs de Belgische grens, geïllustreerd door karikaturist Albert Hahn in ‘De Notenkraker’.

Motieven voor plaatsing

Het belangrijkste doel van de stroomdraden was om mensen tegen te houden en hen te verhinderen de grens te passeren. Eind 1914 besloten de Duitsers om dit te doen, vooral om daarmee te voorkomen dat Belgische militairen en burgers naar Nederland vluchtten. Andere motieven waren het tegenhouden van Duitse deserteurs en geallieerde spionnen, die via Nederland naar België konden komen, en de groeiende smokkelhandel in de grensregio tegengaan. Door een stroomdraad aan te leggen, had het Duitse leger aanzienlijk minder grensbewakers nodig, wat uiteraard een belangrijk militair voordeel voor Duitsland betekende.

Belangrijke kenmerken van de Dodendraden

Een van de eerste Draden des Doods die gebouwd werden, kwam in januari 1915 tot stand bij de grensplaats Essen, iets onder Roosendaal. De draadversperring was 1,4 meter hoog en bestond uit drie hekken, die elk tussen de vijf en zeven draden hadden. De hekken stonden ongeveer een meter uit elkaar. Alleen op het middelste hek stond stroom. De twee ‘buitenhekken’ werden geplaatst om te voorkomen dat zich ongelukken zouden voordoen als iemand het buitenste hekdraad per ongeluk aanraakte.

Duitse bewakers bij de Dodendraad bij Sluis
Duitse bewakers bij de Dodendraad bij Sluis (CC BY-SA 3.0 – Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad – wiki)
Ter waarschuwing plaatsen de Duitsers bij de hekken ook borden met daarop de tekst:

“ACHTUNG: HOOGSPANNING – DOODSGEVAAR”

Op afstanden die varieerden van 500 tot 3000 meter stonden schakelhuisjes, die bedoeld waren voor de stroomvoorziening. Vaak deden deze stroomhuisjes ook dienst als wachthuisjes voor Duitse grensbewakers. Langs de complete stroomgrens waren in totaal ongeveer vijfenzeventig plekken te vinden waar de grens gepasseerd kon worden door militairen of burgers, de zogenoemde Militärdurchläße en Zivildurchläße. Deze doorgangsplekken lagen meestal op cruciale wegen of bij een spoorweg en stonden onder strenge bewaking. Met een Passierschein was het mogelijk om als burger de grens over te steken. Maar deze vrijbrieven werden door de Duitsers slechts zelden verstrekt.

De bouw van de grensversperring: hoofdlijnen

De werkzaamheden aan de elektrische grensversperring kenden een piek in de maanden april, mei en juni 1915. Voor de bouw werden Belgische arbeiders ingezet, die vaak uit de directe omgeving kwamen. Ze stonden onder toezicht van Duitse bewakers en kregen een beperkt dagloon uitbetaald. Tal van Belgische arbeiders maakten van de gelegenheid gebruik om tijdens het werk de vlucht naar Nederland te nemen. In een aantal gevallen zetten de Duitsers mede hierom ook eigen militairen in om de Doodsdraden aan te leggen.

Dodendraad aan de Belgisch-Nederlandse grens
Dodendraad aan de Belgisch-Nederlandse grens

In totaal zou de Duitse draadversperring zo’n 180 kilometer lang worden en lopen van het Zwin bij Knokke tot aan Vaals in Zuid-Limburg. Degenen die de bedrading aanlegden, werkten ook niet van een beginpunt naar een eindpunt toe: ze begonnen op uiteenlopende plekken tegelijkertijd of kort na elkaar met de aanleg van de draden.

De bedrading stond op Belgisch grondgebied en liep niet altijd exact langs de grens met het neutrale Nederland. Een probleem was namelijk dat de grens tussen beide landen op meerdere plekken door woongebieden heenliep en dat er ook diverse watergangen waren. Op die plekken moesten aanpassingen gedaan worden qua plaatsingslocatie, bijvoorbeeld door gebouwen en woningen te slopen of de route van de draden licht aan te passen aan de actuele situatie.

Voorafgaand aan de aanleg van de Todesstreifen lieten de Duitsers ook bosgebieden in de grensregio ontbossen, om zo ruimte te maken voor de Dodendraden. Geregeld liepen de dodendraden dwars over landbouwpercelen en door straten heen, wat uiteraard problemen veroorzaakte. Agrariërs en burgers die hiermee te maken kregen, konden hun land alleen nog via een omweg bereiken of – erger nog – vanwege de draadversperring hun familie of vrienden niet meer zien.

Replica van een uitkijktoren bij de Dodendraad, Braakmanstraat in Boekhoute
Replica van een uitkijktoren bij de Dodendraad, Braakmanstraat in Boekhoute (CC BY-SA 4.0 – Funkyxian – wiki)
In Achel, dat even ten zuidwesten van Budel (Noord-Brabant) ligt en bekend is vanwege hun trappistenbier, liepen de hekken met stroomdraden dwars door een kloostertuin heen. Veel kloosterlingen sloegen op de vlucht naar Nederland en het klooster werd leeggeplunderd. Na aanleg van de elektrische draadversperring kregen de monniken zelfs de rekening van de Doodsdraad gepresenteerd. Leo Oele schrijft hierover op de website wereldoorlog1418.nl het volgende:

“Er werden aanzienlijke voorraden hooi, meel en aardappelen meegenomen, alsmede veel zilverwerk, 30 horloges en twee albums met zeldzame postzegels. Uit de wijnkelder verdwenen 675 liter Franse wijn, 675 liter Italiaanse wijn, 220 flessen rode en 500 liter witte wijn en 2300 liter bier.”

In augustus 1915 waren inmiddels veel Belgisch-Nederlandse grensgebieden voorzien van stroombedrading. Het betrof onder meer de landstreek tussen Minderhout en Arendonk, bij Maldegem, Boekhoute, de Prosperpolder en Neerpelt. In Zondereigen, onder Baarle-Hertog, begon men begin juli 1915 een Dodendraad aan te leggen. Op 24 juli 1915 was dit traject klaar en zetten de Duitsers stroom op deze draad.

Enkele gebieden kregen ‘pas’ in 1916 een eigen Dodendraad, zoals Hamont-Achel, waar in het jaar 2000 ter herinnering aan de elektrische draadversperring een replica, ‘Den Doodendraad Hamont-Achel‘, aangelegd werd.

Deel van de Dodendraad
Deel van de Dodendraad

Pogingen tot sabotage

Belgische vluchtelingen en smokkelaars aan beide kanten van de grenzen lieten het er, ondanks de aanwezigheid van de dodendraden, niet bij zitten en probeerden de stroomhekken te saboteren. Er werden allerlei trucjes bedacht om tóch de grens over te komen. Aanvankelijk gebeurde dit door het graven van gangen onder de hekken door. Een nadeel hiervan was dat het graven behoorlijk veel tijd kostte en snel opviel bij de grenswachten. Wie gepakt werd tijdens dit soort pogingen, liep een gerede kans om stante pede geëxecuteerd te worden, vaak door ophanging.

Al snel zochten mensen die de grens wilden passeren naar andere methoden, bijvoorbeeld door een ladder of een polsstok te gebruiken en zo over de Dodendraden heen te klimmen of springen. Andere slimmeriken bedachten weer andere plannen. Zo waren er grenspassanten die de oversteek waagden door een regenton tussen de draden te steken en daar doorheen te kruipen. Dit hulpmiddel werd in korte tijd geperfectioneerd en uitgebouwd tot een zogenoemd ‘passeursraam’. Dit was een raamwerk van hout, dat uitgeklapt kon worden als het tussen de stroomdraden gestoken werd. Langs de randen van het houtwerk zaten sterke fietsbanden, die stroomstoten voorkwamen.

Geschat aantal slachtoffers & incidenten

Over het aantal slachtoffers dat de dodendraden geëist hebben, lopen onder historici de schattingen behoorlijk uiteen. Het ging om minimaal enkele honderden slachtoffers. De hoogste schattingen lopen richting de drieduizend doden. De Vlaamse historicus dr. Alex Vanneste meldt in diens boek Den Doodendraad (2013) dat er minimaal 850 slachtoffers gevallen moeten zijn. Volgens hem was 50 procent van hen Belg, 25 procent Duitsers en 10 procent Nederlander. Daarnaast stierven er Russische krijgsgevangenen bij de draden (10 procent) en had 4 procent van de slachtoffers de Franse nationaliteit. Ten slotte stierven nog verschillende personen met andere nationaliteit bij de dodendraden. Driekwart van de slachtoffers overleed door onmiddellijke elektrocutie, terwijl de overigen om het leven kwamen door schietincidenten nabij de elektrische draadversperring.

Monument ter herdenking van de electrische draadversperring op de Belgisch Nederlandse grens tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het momument staat in de Peelse Hei, Reusel, Nederland
Monument ter herdenking van de electrische draadversperring op de Belgisch Nederlandse grens tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het momument staat in de Peelse Hei, Reusel, Nederland (CC BY-SA 4.0 – Funkyxian – wiki)

In elk geval eisten de ‘Draden des Doods’ dus veel mensenlevens. Sommige mensen testten de draad uit, om te kijken of ze wel echt zo gevaarlijk waren als men beweerde. Historicus Paul Moeyes schrijft hierover in zijn boek Buiten Schot (p.127):

“Een van de eerste slachtoffers van de ‘electrische draad’ was een postbode die in het grensplaatsje Sluis waarschijnlijk heeft willen testen of het nu allemaal zo’n vaart liep met die stroom. Hij was op slag dood…”

Gruwelijk zijn de verhalen over spelende kinderen, die door de elektrische draden stierven. Een voorbeeld is de Nederlandse kleuter Peter Wuijts, het jongste geregistreerde slachtoffer van de Dodendraad. Dit kleurtjes, dat nog maar vier jaar jong was, speelde in de buurt van zijn ouderlijk huis in Bergeijck in de buurt van de grens, toen het op vrijdag 8 september 1916 gruwelijk misging. Bij grenspaal grenspaal 187 in Bergeijk wilde hij tijdens het spelen onder de elektrische draden doorkruipen, maar kwam in contact met de dodelijke stroomdraden.

Krantenbericht over slachtoffers van de Dodendraad - Algemeen Handelsblad, 24 oktober 1917
Krantenbericht over slachtoffers van de Dodendraad – Algemeen Handelsblad, 24 oktober 1917 (Delpher)

Gevolgen & einde van de elektrische grensversperring

De stroomhekken die langs de Nederlands-Belgische grens neergezet werden, hadden naast veel menselijk leed – de doden en (zwaar)gewonden die vielen – ook nog andere gevolgen. Een belangrijk gevolg was dat de grenshandel tussen Nederland en België stil kwam te liggen. Dat leidde met name in de grensgebieden tot economische schade. Tal van arbeiders die in het buurland werkten, kregen geen toestemming om de grens te passeren en daar hun werk te doen.

Veel grensbewoners leden daarnaast emotionele schade, doordat ze hun geliefden in de regio – die geregeld over de grens woonden – niet meer konden bezoeken en spreken. Verder waren er kinderen die niet langer naar school konden gaan en agrariërs die hun eigen grond niet meer konden bereiken, of slechts via een grote omweg op hun landbouwgrond konden komen.

Toen eind 1918 de wapenstilstand getekend werd en de Eerste Wereldoorlog officieel ten einde kwam, brak men de hekken met dodendraden af. Op diverse plekken bleken de draden al verdwenen te zijn. Sommige mensen dachten na afloop van de oorlog dat er geen stroom meer stond op het overgebleven hekwerk, maar dat was niet altijd zo. Vermoedelijk een van de laatste slachtoffers van de elektrische grensdaden was de agrariër Jan van Looveren uit Meer (België). Op 12 november 1918, één dag na de wapenstilstand, besloot hij na lange tijd weer zijn ouders op te zoeken, maar moest daarvoor wel een Dodenhek passeren. Er stond helaas nog stroom op de grensversperring, waardoor hij het leven liet. Vermoedelijk was deze Van Looveren het allerlaatste slachtoffer van de Dodendraad.

Lees meer: Dossier Eerste Wereldoorlog
Boekentip: Limburg en de Eerste Wereldoorlog

Korte video over de Dodendraad:

Bronnen

Gedrukte bronnen
-Paul Moeyes, Buiten schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 (2e druk; Amsterdam en Antwerpen: De Arbeiderspers, 2005 [2001]) p.126-129.
-Alex M.N. Vanneste, Den Doodendraad: de elektrische draadversperring aan de Oost- en Zeeuws-Vlaamse grens tijdens de Eerste Wereldoorlog (Gent 2013).

Internet
-https://www.wereldoorlog1418.nl/elektrischen-draad/
-https://www.dodendraad.org/teksten3/algemene-geschiedenis
-https://www.zeeuwseankers.nl/verhaal/de-doodendraad
-https://anderetijden.nl/aflevering/553/De-grens-onder-hoogspanning
-https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Draad

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Historiek is een onafhankelijk online geschiedenismagazine voor een breed publiek. We willen geschiedenis en actualiteit met elkaar verbinden en geschiedenisverhalen gratis toegankelijk maken. Meer informatie

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 50.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×