De islam gezien door een middeleeuws christelijke bril

16 minuten leestijd
Paus Urbanus II predikt de kruistocht
Paus Urbanus II predikt de kruistocht - Jean Fouquet

Vanaf het ontstaan van de islam wordt door christelijke denkers in de Middeleeuwen de nieuwe geloofsrichting afgeschilderd als de religie van het kwaad waarin geloofsijver en het gebruik van geweld innig verstrengeld zijn. Tegelijkertijd omarmt het christendom de kruistocht als gerechtvaardigde vorm van agressie jegens moslims. Mohammed wordt gezien als de man die een religie uitvindt en gebruikt voor eigen wereldse en zinnelijke doeleinden.

In Bulgarije breekt in 1875 een opstand uit van revolutionairen tegen het Ottomaanse bewind. Omdat het de Ottomanen ontbreekt aan voldoende geregelde manschappen, laten zij het neerslaan van de opstand over aan lokale moslimbendes, de başibazuks, die, vervuld van haat jegens de christenen, hen meedogenloos over de kling jagen.1 Dit nieuws dringt door tot Engeland, waar oppositieleider William Edward Gladstone zijn gal spuugt over het optreden van de Turken (waarmee hij de Ottomanen in zijn algemeenheid bedoelt en niet specifiek de başibazuks). In zijn pamflet Bulgarian Horrors and the Question of the East fulmineert hij:

Zij waren, al met al, vanaf de zwarte dag dat zij Europa binnenkwamen, het ene grote antimenselijke specimen van de mensheid. Waar zij ook gingen, een brede lijn van bloed markeerde het spoor achter hen; en zover hun heerschappij reikte, verdween de beschaving uit het zicht. Zij stonden overal voor een regering door middel van geweld, in tegenstelling tot een regering op basis van de wet. Voor de leidraad van dit leven hadden zij een onverbiddelijk fatalisme: voor de beloning in het hiernamaals, een zinnelijk paradijs.2

Gladstone, oprecht geschokt door de gruwelijkheden, houdt de Ottomaanse regering hiervoor verantwoordelijk en zoekt de wortels van het geweld in een voor die tijd zeker geen nieuw ‘inzicht’ in de geestesgesteldheid der Turken. Zij zouden fatalistisch zijn en gedreven door zinnelijk genot. Een paar eeuwen verder terug in de geschiedenis treffen we de humanisten, die ook niet mals zijn in hun kritiek op wat zij de Turken noemen. Onder hen is Desiderius Erasmus die in zijn Consultatio de bello Turcis inferendo over de successen van de Turkse legers schrijft:

Wat is dan de verklaring van hun succesverhaal? De oorsprong van het volk laat een combinatie zien van obscuriteit en barbarisme. [….] Van verderfelijke huwelijkspolitiek, goddeloze broedermoord, afzetting van vaders door zonen; van flagrante trouweloosheid en onmenselijke wreedheid. Om nog te zwijgen over hun zeden en geloof.3

Het is dat andere geloof, de islam, dat middeleeuwse theologen van christelijke huize beweegt tot de productie van talloze pennenvruchten waarin zij de superioriteit van hun eigen religie trachten aan te tonen. Niet alleen met theologische argumenten, maar ook met welhaast vileine aanvallen, gebaseerd op eenzelfde vooroordeel waarmee Gladstone en Erasmus behept zijn. Paus Urbanus begint in 1095 te Clermont zijn oproep tot deelname aan de eerste kruistocht met de woorden:

Uit Jeruzalem en Constantinopel heeft ons het droevige nieuws bereikt dat de mensen van Perzië, een vervloekt ras, volslagen vervreemd van God, [….] de landen van die christenen zijn binnengevallen en hen hebben verwoest met het zwaard, plundering en vuur.4

Theologische bedenkingen

Mohammed geeft aan dat zijn boodschap, neergelegd in de Koran, niet de eerste openbaring van God aan de mens is. Soera III-3 luidt:

Hij is Degene die het Boek met de Waarheid aan jou heeft gezonden, bevestigend wat hiervoor kwam. En Hij heeft de Thora en de Bijbel gezonden.5

Richard FitzRalph
Richard FitzRalph
De Koran is volgens de islam de definitieve openbaring en moslims menen dan ook dat de Koran de Bijbel corrigeert of dat christenen de openbaring verkeerd interpreteren. Voor middeleeuwse christelijke denkers staat het echter a priori vast dat de Heilige Schift de hoogste waarheid bevat en dat Mohammeds ontkenning van de goddelijkheid van Jezus en van de Heilige Drie-eenheid niets anders kan betekenen dan dat hij een valse profeet is. De Ierse aartsbisschop en scholasticus Richard FitzRalph (ca. 1300-1360) beredeneert waarom Mohammed het bij het verkeerde eind heeft en zichzelf tegenspreekt. Hij voert aan dat volgens de Koran het evangelie door God aan mensen is geopenbaard als zijnde de ware weg voor godvrezenden, als een licht op het pad:

En inderdaad, als het evangelie de waarheid aller dingen bevat, zoals Mohammed toegeeft in de Koran, dan volgt daaruit dat de Koran onwaarheden vertelt die onverenigbaar zijn met het evangelie; dus is het hoogst ondoordacht dat hij eindeloos herhaalt dat God geen zoon heeft, terwijl dit keer op keer wordt bevestigd in het evangelie [….] 6

Eerste pagina van het Corpus Cluniacense in het Arsenal-handschrift
Eerste pagina van het Corpus Cluniacense
In de ogen van moslims mag dit een onzinnige redenering zijn, maar van kwaadaardigheid van de kant van FitzRalph kunnen zij hem toch moeilijk beschuldigen. Het kan echter ook anders. Petrus de Eerbiedwaardige, de laatste abt van de benedictijner kloosterorde van Cluny, heeft de ambitie om Arabische werken te vertalen in het Latijn in de hoop dat dit kan bijdragen aan de bekering van moslims tot het christendom. De vertaling van de Koran vormt het belangrijkste onderdeel van deze verzameling van geschriften, het zogeheten Corpus Cluniacense, dat in de periode 1142-1143 het licht ziet. Voor de vertaling van de Koran, de eerste in de geschiedenis en vele eeuwen toonaangevend, doet Petrus een beroep op de Britse astronoom, priester en vertaler Robert van Ketton, wiens vertaling voorzien is van tal van annotaties waaronder:

In het eerste hoofdstuk (bijvoorbeeld soera II) prijst hij het gebed en het geven van aalmoezen, wat betekent dat hij, de schijn ophoudend goed te zijn, de argeloze ertoe verleidt hem te geloven. Merk op dat hij door het gehele boek met verbazingwekkend vernuft, als hij iets goddeloos te berde wil brengen, of zich herinnert zoiets gezegd te hebben, hij snel iets toevoegt over vasten, of over gebed, of het loven van God…7

Deze annotatie suggereert dat Mohammed goede en goddeloze zaken mixt om geloofwaardig over te komen op zijn toehoorders, oftewel hen ‘een dodelijk gif aanbiedt in een zoete appel’. Natuurlijk, het kan niet ontkend worden dat Mohammeds boodschap prijzenswaardige zaken bevat en ook Petrus de Eerbiedwaardige is zich daarvan bewust, zij het dat hij meent dat de solide waarheden die hij tegenkomt in de Koran vermoedelijk ontleend zijn aan de Heilige Schrift.8 Mohammeds getuigenis valt dus niet zo gemakkelijk met een grote zwaai als een complete leugen te bestempelen, maar, zoals blijkt uit de hierboven vermelde annotatie, je kunt die getuigenis wel verdacht maken.

Mohammed op de korrel

Petrus de Eerbiedwaardige
Petrus de Eerbiedwaardige
Mohammed ontmaskeren als een valse profeet, dat is het doel van de christelijke theologen in de Middeleeuwen. Een van de dingen die je volgens hen van een echte profeet mag verwachten, is het vermogen om wonderen te bewerkstelligen. Mohammed, zo betoogt Petrus de Eerbiedwaardige, verklaart weliswaar tot in den treure dat hij een profeet van God is, maar bewijst dat nergens door het verrichten van een wonder. Dat Mohammed de openbaringen die hij ontvangt van God en neerlegt in de Koran als een groot wonder beschouwt gaat kennelijk aan Petrus voorbij, evenals de belofte die Mohammed van God ontvangt aan de vooravond van de slag bij Badr waarin de Profeet voorspelt dat zijn aanhangers met Gods hulp zullen overwinnen. Dat wil zeggen, dat driehonderd moslims een leger van ongeveer duizend leden van de Koeraisj clan zullen verslaan. In de woorden van de chroniqueur Ibn Ishaak:

Nadat de Profeet de manschappen in het gelid had gezet keerde hij terug naar de hut [….]. Daarbij begon de Profeet te bidden om de hulp die Hij had beloofd. [….] Aboe Bakr (Mohammeds schoonvader, WP) zei: “Profeet, van uw Heer niet lastig met uw gebed! God komt echt wel na wat Hij heeft beloofd”. Daarop sliep de Profeet even in en toen hij wakker werd zei hij: “Houd goede moed, Aboe Bakr! Gods hulp is gekomen.” 9

Ter vergelijking de aankondiging door de profeet Mozes van het wonder dat God verricht door de Rode Zee tijdelijk droog te leggen om het Israëlische volk een doortocht te geven die hen bevrijdt van het juk der Egyptenaren. De vertelling uit de Bijbel luidt:

Maar Mozes zei tegen het volk: Wees niet bevreesd, houd stand, zie het heil van de HEERE dat Hij vandaag nog voor u zal bewerken! [….] Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee, en de HEERE liet de zee die hele nacht wegvloeien door een krachtige oostenwind. Hij maakte de zee droog, en het water werd doormidden gespleten.10

Als het laatste als wonder beschouwd wordt door christenen dan kan, naar hun maatstaven gemeten, de vertelling over Mohammeds zege bij Badr onmogelijk als een verzinsel, een valse profetie, worden afgedaan.11

Birmingham Quran-manuscript
Een van de oudste Koranteksten ter wereld: het Birmingham Quran-manuscript, bestaande uit twee perkamentbladen, in 2015 gedateerd op 568-645 na Christus.

Voor alle christelijke denkers uit de Middeleeuwen staat a priori vast dat de islam onwaar is en dus een menselijke uitvinding. Omdat Mohammed de belangrijkste boodschapper is van deze pseudoreligie, de zogenaamde profeet die zelf de Koran heeft geschreven en die nimmer als openbaring kan hebben ontvangen van God, ligt het voor de hand om via een analyse van zijn motieven en handelingen de ware aard van de islam bloot te leggen. Daarbij staat voor christenen de stelling centraal dat Mohammed de islam heeft uitgevonden en voor wereldse doeleinden aan de man heeft gebracht. Hij heeft zijn volgelingen misleid met het sprookje als zou hij met de engel Gabriël of met God zelf hebben gesproken en zijn ontboezemingen hebben doen voorkomen als goddelijke openbaringen. Doorgaans heftige openbaringen waarachter hij wellicht zijn epileptische aanvallen voor zijn vrouw Khadija wil verbergen.

Bovendien zou hij allerlei trucjes hebben gebruikt. Zo heeft hij een duif getraind om graankorrels uit zijn oor te pikken waarmee de indruk wordt gewekt dat hij communiceert met een hemelse boodschapper en heeft hij een stier geleerd hem op zijn bevel de Koran op zijn horens aan te reiken.

Mohammed is afkomstig uit de Banu Hashistam, ook wel die der Hasjemieten genoemd. Afstamming van hen wordt vanaf de achtste eeuw beschouwd als een teken van adel.12 Zijn critici beweren echter dat hij van lage komaf is, een analfabeet en zoals alle Arabieren in die tijd een aanhanger van afgoderij. De Dominicaner monnik Riccoldo da Monte Cruce beweert zelfs dat Mohammed…

…eenmaal een prins der dieven geworden, vervalt hij tot zulk een hoogmoed dat hij niets minder ambieert dan ook koning te worden van alle Arabieren. Maar omdat zij hem niet accepteerden vanwege zijn lage afkomst en slechte reputatie, beweerde hij een profeet te zijn.13

Deze profeet zou op handige wijze met zijn leerstellingen hebben ingespeeld op de zwakheden van de menselijke natuur. Van de Arabische natuur welteverstaan, die in de ogen van christenen staat voor sensualiteit en lust. En Mohammed, die daar geen uitzondering op is, rechtvaardigt volgens hen zijn seksuele escapades door te verwijzen naar openbaringen waarin God hem zijn gedrag vergeeft, ja zelfs ertoe aanzet. Een voorbeeld daarvan is het zevende huwelijk van Mohammed, dat met Zaynab bint Jahsh, voordien getrouwd met Zayd ibn Haritha, de geadopteerde zoon van Mohammed.

De Profeet kan rekenen op afkeuring vanuit de eigen gelederen, omdat in de pre-islamitische traditie een huwelijk met de van een geadopteerde zoon gescheiden vrouw wordt veroordeeld. En geadopteerde zoon wordt namelijk beschouwd als een echte zoon en een dergelijk huwelijk als incestueus. Van het verhaal dat hierover in christelijke kringen de ronde doet bestaan tal van versies waarvan die van de hand van frater Fidenzio da Padova (dertiende eeuw) er een is:

Er was een zekere man Saidus wiens vrouw Sebid heette die in haar tijd een van de mooiste vrouwen op aarde was. Hoe dan ook, toen Mohammed kennis kreeg van haar schoonheid, brandde hij van verlangen naar haar. Begerig om haar te zien, begaf hij zich naar de woning van de vrouw terwijl haar man afwezig was en vroeg naar haar echtgenoot. Zij zei: “O, Boodschapper van God, wat wilt u, waarom bent u hier? Mijn man is weg voor zaken.” Dit bleef voor de man niet onopgemerkt. Toen hij thuis kwam zei hij tegen zijn vrouw: “Was de Boodschapper van God hier?” “Hij was hier”, zei zij. Hij zei: ”Zag hij je gezicht?” Zij antwoordde: “Hij zag het en bekeek me langdurig”. Hij zei: “Ik kan met jou niet verder leven.” 14

De setting is duidelijk, Mohammed kan zijn lust niet bedwingen. Het verhaal gaat verder met de openbaring waarin God van Mohammed verlangt met Zaynab te trouwen. Hiermee wordt Mohammeds perfiditeit benadrukt: zijn verleidingskunst verhult hij in de mantel der openbaring. Riccoldo trekt dit element in zijn versie van dit verhaal door tot in het absurde:

God gaf me opdracht dit overspel te plegen.

Maar veel aannemelijker is dat Mohammed met dit huwelijk een eind wil maken aan de bovengenoemde pre-islamitische traditie die de positie van gescheiden vrouwen bemoeilijkt. Soera XXXIII-37 luidt:

En (gedenk) toen jij (O Mohammed) tot degene zei die Allah gunsten had verleend en aan wie jij genade had gegeven: “Hou je vrouw voor jezelf en vrees Allah.” Maar jij verborg in je hart wat Allah openbaar wilde maken, en jij vreesde voor de mensen terwijl Allah er meer recht op heeft dat je Hem zult vrezen. Toen Zaid geen behoefte meer aan haar had gaven Wij haar aan jou om te huwen, zodat er geen moeilijkheden onder de gelovigen zou bestaan met betrekking tot het (huwen van) de (voormalige) vrouwen van hun geadopteerde zonen, wanneer de laatste niet de wens hebben om hen te houden. En Allah’s bevel moet worden nageleefd.’ 15

De betekenis van deze soera wordt door middeleeuwse christelijke denkers verdraaid door vol te houden dat Mohammed datgene predikt wat ongelovigen bevalt. En dat is vooral het bevredigen van hun lusten die in westerse ogen nu eenmaal hoog oplaaien bij oosterlingen levend in een erg warm klimaat.16

Het gebruik van geweld

In de Middeleeuwen wordt algemeen aangenomen dat geweld, de jihad, een essentieel onderdeel is van de islam. Het christendom daarentegen is een religie van liefde en omdat de islam zich keert tegen het christelijk geloof, moet dat wel een religie zijn van hardvochtigheid. Die inherente gewelddadigheid is een duidelijke aanwijzing voor de dwaling van deze leer. Daarbij wordt verondersteld dat de wijze waarop Mohammed zijn gevechten voert met de Koeraisj een meer dan episodisch karakter draagt en hij van daaruit zijn religieuze theorie ontwikkelt die het gebruik van geweld rechtvaardigt. Zijn volgelingen – aldus de christenen – krijgen de opdracht om de vijanden van God en zijn profeet te beroven, gevangen te nemen en te doden.

Veelvuldig wordt beweerd dat de snelle expansie van de moslims onder de eerste kaliefs slechts een kwestie is geweest van gewapende macht en dat de belofte dat het ombrengen van niet-moslims beloond wordt met de geneugten van het paradijs daarin een belangrijke rol speelt. Dit wordt vaak in een adem genoemd met het argument dat Mohammed zijn volgelingen verbiedt om in discussie te gaan. Petrus de Eerbiedwaardige zegt hierover:

Hij nam de wapenen op als een substituut voor de redelijkheid en, op de manier van een dolleman die niemand beantwoordt die hem vragen stelt, nam hij zijn toevlucht tot stenen, stokken of zwaarden. Moslims, dit is de manier – zo rechtvaardig, zo redelijk! – waarop jullie profeet Mohammed discussies beëindigt.17

Thomas van Aquino
Thomas van Aquino
Deze visie van christenen op de islam als zijnde een religie van het geweld, wordt moeiteloos gecombineerd met de omarming van de vrijwel gelijkluidende doctrine van de kruistocht die zowel in morele als juridische zin gerechtvaardigd wordt. Thomas van Aquino meent dat agressie – en derhalve de kruistocht – geoorloofd is als inbreuk wordt gemaakt op christelijke rechten. Hij ondersteunt de kruistochten als een poging om het christelijke geloof te verdedigen en te verspreiden, vooral tegen de islamitische veroveringen.

Daarbij onderstreept hij het belang van moreel gedrag in oorlogvoering. Het gebruik van geweld is toegestaan, zo zegt hij, als middel om moslims te beletten…

…inbreuk te maken op het christelijk geloof door hun godslasteringen, verdorven propaganda en zelfs vervolgingen. Het is om reden hen ervan te weerhouden obstakels in de weg te leggen van het christelijk geloof dat de gelovige christen vaak tegen ongelovigen ten strijde trekken.18

En Thomas’ tijdgenoot Hendrik van Segusio (Hostiensis), kenner van het canonieke recht, stelt het Goddelijk gezag en dus ook dat van de paus als diens plaatsvervanger op aarde boven dat van wereldlijke vorsten en meent dat daarom alleen de paus kan overgaan tot een kruistocht, waarbij geweld is toegestaan, mits dat voorafgegaan wordt door missiewerk.19 Hoe dan ook, als de paus ten strijde wil trekken tegen moslims, wordt dat gesanctioneerd door het canonieke recht. Deze rechtvaardiging van de kruistocht berust op het concept van de rechtvaardige oorlog: justissimum bellum. De status van een man die vecht tegen de vijanden van God en in zijn strijd tegen ongelovigen christenen bevrijdt die leven onder het moslimgezag. Dat is de kern van de kruistochtmoraal. De kruistocht wordt gezien als het hoogste en meest doeltreffende van goede werken.20

Het oorlogsdoel van de kruistocht is de herovering van gebieden – met name het Heilige Land – die rechtmatig bezit zijn van het christendom en door moslims wederrechtelijk geroofd van de Romaanse Kerk. Het weer onder controle brengen van het graf van Jezus door de verovering van Jeruzalem wordt beschouwd als het herstel van het heilige patroon van de wereldgeschiedenis. Dit idee treffen we niet alleen aan als het gaat om het Heilige Land, ook voor het Iberisch schiereiland, dat in de achtste eeuw door moslims is veroverd, propageert de paus de kruistocht als gerechtvaardigde heilige oorlog. Al in 1064, dus voordat de eerste kruistocht richting Jeruzalem van start gaat, trekt op aandringen van paus Alexander II een christelijk leger op richting de in Noord-Spanje gelegen stad Barbastro, waarmee de heilige oorlog verweven wordt met de Reconquista van het Iberisch schiereiland door christelijke vorsten.21

Met een indrukwekkende toespraak roept paus Urbanus II in 1095 tijdens een concilie te Clermont zijn geloofsgenoten op ten strijde te trekken tegen de islam. Van deze redevoering zijn vijf weergaven bewaard gebleven.

Paus Urbanus II predikt de eerste kruistocht, Jan Luyken, 1683 (Rijksmuseum)
Paus Urbanus II predikt de eerste kruistocht, Jan Luyken, 1683 (Rijksmuseum)

Een ervan is de Gesta francorum et aliorum Hierosolymytanorum (De daden van de Franken en andere pelgrims naar Jeruzalem), waarschijnlijk geschreven rond 1100 door een anonieme kruisvaarder die niet in Clermont aanwezig was. Ook is een weergave van de rede van Urbanus te vinden in de Historia Hierosolymitana (Geschiedenis van Jeruzalem) van de hand van de kapelaan Fulcher van Chartres. Niet duidelijk is of Fulcher zijn tekst uit de mond van Urbanus heeft opgetekend of van anderen heeft vernomen. En dan is er de tekst van Robert de Monnik van Reims die evenmin aanwezig was in Clermont en sterk leunt op de Gesta. Het in de inleiding weergegeven citaat is afkomstig uit deze verslaggeving. Robert vervolgt zijn relaas met hoe Urbanus zijn volgelingen opzweept tot vernietiging van de bloeddorstige, goddeloze wilden die zich verlustigen in het martelen en doden van weerloze christenen en het schenden van hun heiligdommen.

Zij vernielen de altaren na ze ontwijd te hebben met hun vuiligheden. Zij besnijden de christenen en het bloed van de besnijdenis smeren ze op de altaren of gooien ze in de bekkens van het Doopvont. Als ze iemand willen martelen door middel van een laffe dood, doorboren zij hun navel, trekken het uiteinde van de darmen eruit en binden dat aan een paal; met de zweep dwingen zij hen rond te gaan totdat de ingewanden naar buiten gulpen en het slachtoffer gebroken ter aarde valt. Anderen binden zij vast aan een staak en doorboren hem met pijlen. Anderen dwingen zij hun nek uit te steken en in een aanval met het blote zwaard proberen zij hun nek met een enkele slag door te houwen. Wat zal ik zeggen over de afschuwelijke verkrachtingen van vrouwen? Ervan spreken is slechter dan te zwijgen.22

Dergelijke verhalen doet ridders, opgevoed in een traditie van christelijk militarisme, in toorn ontsteken en overal weerklinkt de leuze, God wil het, God wil het!23 Deze oproep blijft niet onbeantwoord. De wreedheden begaan door de eerste kruisvaarders tijdens de verovering van Jeruzalem in 1099 getuigen van hun blik op de moslims als onmenselijke vijanden van God. Daarover lezen we in het verslag van de Arabische chroniqueur Ibn Al-Athïr:

In de Al-Asquamoskee slachtten de Franken meer dan zeventigduizend moslims af, waaronder een groot aantal imams en moslimwetenschappers, devoot en ascetisch, die hun vaderland hadden verlaten om hun bestaan van vrome afzondering te leiden in de heilige plaats.24

Fulcher van Chartres vermeldt in zijn kroniek over dit gebeuren het volgende.

In de Tempel van Salomo werden ongeveer tienduizend onthoofd. Als je erbij had kunnen zijn zouden je voeten tot aan de enkels zijn besmeurd met het bloed van de afgeslachten. Wat zal ik nog zeggen? Geen van hen werd het leven gegund. Zij spaarden vrouwen noch kinderen.25

Slot

Beschrijving van de islam als een religie van het kwade, van moslims als barbaren zet zich voort na de Middeleeuwen. Ook de humanisten van de Renaissance drukken zich uit in niet mis te verstane termen als het gaat om islamieten en vormen een volgende schakel in de geschiedenis van hoe westerlingen aankijken tegen de islam. Nancy Bisaha, auteur van het boek Creating East and West, meent dat het na de Middeleeuwen alleen maar erger wordt. Het is op dat moment dat de Ottomanen opdringen naar het westen en de Europese grenzen bedreigen zoals sinds eeuwen niet het geval is geweest. Deze bedreiging doet bij Renaissancedenkers een houding jegens de islam postvatten die nog vijandiger is dan onder de middeleeuwse theologen.26

Noten

1 – Hupchick, Dennis P., The Balkans, Palgrave, New York 2002 p. 263-264.
2 – Gladstone, W.E., Bulgarian Horrors and the Question of the East, John Murray, London 1876 p. 9.
3 – Erasmus, D., De Turkenkrijg, Ad. Donker, Rotterdam 2005 p. 35.
4 – Billings, M., De Kruistochten, Pearson Education Benelux 2009 p. 9.
5 – Waardenburg, J. (red.), Islam, Norm, ideaal en werkelijkheid, Spectrum, Houten-Antwerpen 2009 p. 54. Zie ook: https://koran.nl/soera-3-ali-imran-imrans-mensen/
6 – Daniel, N., Islam and the West, the Making of an Image, Oneworld Publications, Oxford 1960 (reprint 2000) p. 72.
7 – Op. cit., p. 187
8 – Op. cit., p. 188
9 – Ibn Hashaak, Het leven van Mohammed, Bulaaq, Amsterdam 2015 p. 131
10 – Exodus 14 / 13-21
11 – Daniel, op. cit., p. 89
12 – https://www.wikiwand.com/en/articles/Banu_Hashim#References
13 – Malcolm, N., Useful Enemies, Oxford University Press, 2019 p. 33
14 – Daniel, op. cit., p. 119-121.
15 – https://koran.nl/soera-33-al-ahzab-de-partijen/
16 – Daniel, op. cit., p. 171
17 – Malcolm, op. cit., p. 35
18 – Daniel, op. cit., p. 132
19 – Malcolm, op. cit., p. 9
20 – Daniel, op. cit., p. 135
21 – De term Reconquista (herovering), die inzwang komt tegen het einde van de achttiende eeuw, is misplaatst. Als de christenen in 1495 met de verovering van het rijk Granada hun doel bereiken, ziet de plaatselijke bevolking hen dan als bevrijders of domweg als veroveraars? Met andere woorden kan hier überhaupt sprake zijn van een herovering? Of, zoals de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset het stelt: ‘Ik begrijp niet hoe men iets dat acht eeuwen heeft geduurd een herovering kan noemen. Zie: O’Callaghan, J.F., Reconquest and Crusade in Medieval Spain, Univ. of Pennsylvania Press, Philadelphia, 2004 p. 24 en Ortega y Gasset, J., La España Invertebrada, Ed. Calpe, Madrid 1921 p. 158
22 – Peters, E., (ed.), The First Crusade, The Cronicle of Fulcher of Chartres and other source materials, University of Pensilvania Press, Philadelphia 1971 p. 27
23 – Maddens, Th. F., The new History of the Crusades, Rowman & Littlefield Publishers, Lanham 2006 p. 9
24 – Gabrieli, F., Arab Historians of the Crusades, Routledge & Kegan Paul, London 1984 p. 11
25 – Peters, op. cit., p. 91
26 – Bisaha, N., Creating East and West, Renaissance Humanists and the Ottoman Turks, University of Pennsylvania Press, Philadelphia 2006 p. 15

Willem Peeters (1944) is redacteur van de website Casa Cultural waarop naast de complete geschiedenis van Spanje en biografieën van prominente Spaanse politici, artikelen te vinden zijn over tal van andere landen en onderwerpen. Zijn speciale aandacht gaat uit naar Amsterdam. Niet alleen schrijft hij over de historie van de hoofdstad, maar ook heeft hij fotoseries gemaakt waarin afbeeldingen van vroeger gekoppeld zijn aan hedendaagse foto's. Regelmatig verzorgt hij lezingen in samenwerking met Station-West, een culturele hotspot in het centrum van Amsterdam.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 55.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×