Qua weer kan de maand maart nogal wisselvallig zijn. Op het ene moment lijkt de lente zich aan te dienen en op het andere moment kan die euforie en lentezin weer de grond in worden geboord.
Capelle. Zelfs met de ogen gesloten kun je er de huidige tijd voelen; de tijd van ná de ramp. Het is het geluid dat het verschil maakt, of beter gezegd: de afwezigheid ervan. Het geluid van een levend gehucht versus dat van een bevroren gehucht, met daartussen de harde grenslijn die Watersnoodramp heet.
Eurus behoort tot de zogenoemde windgoden uit de Griekse mythologie. Hij was de personificatie van de oostenwind (of zuidoostenwind) en werd vaak geassocieerd met de herfst.
Veel mensen zeggen het vaak achteloos, zonder dat ze precies weten waar de zegswijze vandaan komt: ‘Ik heb een donkerbruin vermoeden dat…’ Waar komt de uitdrukking eigenlijk vandaan?
Als het een tijd niet geregend heeft en de aarde droog en stoffig is, smachten bomen, planten en struiken naar wat regen. Als die regen dan eindelijk valt, hangt er vaak een bijzondere geur boven de aarde. Die geur heeft een eigen naam: Petrichor.
In de nacht van zaterdag 30 op zondag 31 maart 2024 wordt de klok weer een uur vooruit gezet. Het is dan weer zomertijd. Hoe lang doen we dat al, de klok verzetten, en waarom eigenlijk?
De in 1986 voltooide Oosterscheldekering is het grootste onderdeel van de zogenoemde Deltawerken. De waterkering is zo ontworpen dat hij een hoogwatersituatie kan weerstaan die zich statistisch gezien eens in de vierduizend jaar voordoet.
In de nacht van 18 op 19 november 1421 werd een deel van het tegenwoordige Nederland getroffen door een watersnoodramp die bekend is komen te staan als de Sint-Elisabethsvloed. Een noordwesterstorm in combinatie met een hoge stormvloed en slecht onderhouden dijken veroorzaakte een overstroming waardoor met name de Grote Waard werd getroffen. Dordrecht en Geertruidenberg zijn de grootste steden in
Kranten en een tijdschrift publiceerden in de negentiende eeuw de eerste voorstellen om de Zuiderzee af te sluiten. Een dijk tussen Stavoren en Enkhuizen wordt het meest genoemd, voor het eerst in 1834, in het tijdschrift de Algemeene Konst- en Letterbode.