De Spanjaarden noemden hem El Draque, de draak, maar de Engelsen zagen Francis Drake (1540/43-1596) lang als hun grootste zeeheld. Zijn grootste roem verwierf hij met het zeilen om de aarde (1577-1580), als eerste bevelvoerder die dit volbracht na Ferdinand Magellaan. In tegenstelling tot Magellaan overleefde Drake deze expeditie, om later deel te hebben aan de overwinning van de Spaanse Armada. Maar Drake was ook actief als slavenhaler en vooral als piraat. Een harde en drieste man, die echter voor de kroon schatten opbracht en dan ook in 1581 door Elizabeth I geridderd werd.
Groot van gestalte was Drake niet, maar wel ‘sterk van lijf en leden, met rond hoofd, bruin haar, volle baard, zijn ogen rond, groot en helder, regelmatig gezicht en een opgewekte oogopslag’. Andere bevelhebbers en kapiteins noemden Drake onbetrouwbaar en zelfzuchtig, maar niemand kon de uitzonderlijke kwaliteiten van de ‘meesterdief van de onbekende wereld’ (aldus een Spaanse ambassadeur in Engeland) ontkennen, ook al hadden zijn meer aristocratische maritieme collega’s een sterke afkeer van deze zeebonk met zijn ruwe manieren en boerse accent.

Vroege ondernemingen
Drake’s afkomst was nederig. Zijn vader was pachter op een landgoed in Devonshire, maar ontvluchtte het land na een aanklacht voor beroving en mishandeling in 1548. Francis was toen al ondergebracht bij verwanten in Plymouth. Deze familie Hawkins hield zich bezig met zeehandel en piraterij, maar ging ook vroeg in de slavenhandel. John Hawkins, beschouwd als de eerste Engelsman die de driehoekshandel uitbaatte, was Drake’s oudere neef en werd later net als Francis bevelvoerder in de strijd tegen de Armada. Francis diende vanaf ongeveer zijn achttiende op de Hawkins-vloot; in 1568 voerde hij het bevel op een schip van Hawkins dat zich bezig hield met illegale slavenhandel in de Spaanse Caribische wateren.
Drake’s tweede reis naar West-Indië resulteerde in een daverende nederlaag voor de kust van Mexico. Vol haat jegens de Spanjaarden en hun koning Filips II keerde hij terug in Engeland. Koningin Elizabeth had zelf ook al geïnvesteerd in de slavenhandel. In 1572 verleende ze Drake een commissie om te plunderen in de Spaanse overzeese gebieden. Met twee kleine schepen viel hij de Panamese stad Nombre de Dios aan. Hij raakte zelf gewond en de aanval mislukte. Wel stak Drake de landengte van Panama over en aanschouwde de Stille Oceaan, waar tot op heden vanuit Europa alleen Spaanse scheven voeren. Een beslissende ervaring, waarbij hij God gesmeekt zou hebben om…
…hem tijd van leven te geven om een Engels schip in die zee te laten varen.

Vervolgens wist Drake een zilvertransport op muilezels te verschalken. Hij keerde huiswaarts als een rijk man; zijn roem kon wegens de precaire vredestoestand met Spanje echter geen volle hoogte bereiken. In dienst van de graaf van Essex zeilde Drake vervolgens naar Noord-Ierland en was zijdelings betrokken bij het beruchte bloedbad van Rathlin in juli 1575, waarbij in de strijd tegen de Schots-Ierse MacDonnell-clan zeshonderd mannen, vrouwen en kinderen na hun overgave werden omgebracht.
Reis om de wereld
Bij een persoonlijke ontmoeting had de koningin tegen Drake gezegd:
Ik zou graag op de koning van Spanje gewroken worden voor de diverse krenkingen die ik heb ondergaan.
Onvoorbereide slachtoffers
Het tot twee bodems gereduceerde flottielje voer in zestien dagen door Straat Magellaan, waarna beide schepen elkaar in een storm kwijtraakten. Drake begon nu aan een verbluffende rooftocht, waarbij hij vele totaal onvoorbereide Spaanse schepen en onversterkte havens ontdeed van goud en zilver, edelstenen, parels en muntschatten. Zo plunderde hij de belangrijkste Peruaanse haven Callao en maakte het met zilver en edelstenen geladen galjoen Nuestra Señora de la Concepción buit, met The Golden Hind vermomd als koopvaarder. Na het uitladen van de enorme buit, dat zes dagen kostte, toonde Drake zijn ridderlijke zijde. Hij dineerde met de officieren en hooggeplaatste passagiers van het vernederde galjoen, deelde geschenken uit en liet hen vrij.
Noordwaarts varend bereikte The Golden Hind de breedtegraad van Oregon of zelfs het huidige Vancouver. Nadien claimde Drake in Californië, ter hoogte van de huidige Drakes Bay ten noordwesten van San Francisco, een Engels territorium New Albion, tot bewijs waarvan hij een gegraveerde koperen plaat achterliet. Leden van het inheemse Miwok-volk zagen de witte mannen aan voor goden of afgezanten van het dodenrijk, een ‘koning’ bood Drake zijn regalia aan. Het voornemen om vervolgens de legendarische noordwestelijke doorvaart in kaart te brengen mislukte.

Het tweede deel van de reis
The Golden Hind begon in juli 1579 aan het laatste enorme traject van de reis, westwaarts over de Stille Oceaan. Via de Filippijnen bereikte Drake de Molukken en kocht er specerijen in. Na een net verhoede schipbreuk op een rif zeilde The Goden Hind via Java naar Kaap de Goede Hoop en bereikte opnieuw de Atlantische Oceaan. Op 26 september 1580 zag de van honderd tot 56 koppen uitgedunde bemanning Plymouth. Eén van de (in 1579) overledenen was Diego, een Cimarron of Marron (ontsnapte Afrikaanse slaaf) die zich al bij Drake had aangesloten tijdens de aanval op Nombre de Dios in 1572 en van onschatbare waarde was bij de overval op de muilezeltrein. Hij werd Drake’s persoonlijke knecht en vertaler.
Nieuwe expeditie naar de West
In 1585 ontstond een openlijke oorlogstoestand met Spanje. Elizabeth plaatste Drake aan het hoofd van een vloot van vijfentwintig schepen, weer met de opdracht zoveel mogelijk schade toe te brengen aan de overzeese Spaanse bezittingen. Ook nu behaalde Francis groot succes: hij veroverde het Kaapverdische eiland Santiago en plunderde Cartagena (Colombia), San Augustín (St. Augustine, Florida) en San Domingo (Santo Domingo, Hispaniola).
Drake gaf bij deze expeditie opnieuw blijk van zijn genadeloze trekken. Zoals in het door de Spanjaarden ontruimde San Augustín, waarbij de Spaanse achterhoede Drake’s sergeant-majoor doodde. Drake gaf vervolgens opdracht de hele nederzetting in brand te steken; van Cartagena had hij een kwart weten te vernietigen.

Cádiz en de Armada
Een nieuwe koninklijke opdracht volgde, toen Filips II voorbereidingen begon te treffen voor zijn ‘onoverwinnelijke’ Armada. Drake voer zuidwaarts met ongeveer dertig schepen en verscheen voor de Spaanse havenstad Cádiz, waar hij in 1587 in anderhalve dag grote schade aanrichtte en talrijke schepen vernietigde. Met duizenden tonnen aan geroofde voorraden zeilde zijn vloot weer weg. Drake noemde deze succesvolle bliksemactie, die het vertrek van de Armada met een jaar vertraagde, ‘het schroeien van de baard van de koning van Spanje’.
Drake kreeg in 1588 een benoeming tot viceadmiraal onder Lord Charles Howard. Na een verwarring stichtende aanval met branders (vuurschepen) en stormachtig weer dat de Spaanse vloot verder uiteensloeg, vond op 8 augustus de Slag bij Grevelingen plaats, waarna de desastreuze aftocht van de Armada rond Schotland en Ierland begon.

De laatste reizen
In 1589 droeg koningin Elizabeth Drake op om alle nog resterende schepen van de Armada op te sporen en te vernietigen, en de Portugese rebellen in Lissabon te ondersteunen (Filips II was sinds 1580 ook koning van Portugal). Bij deze expeditie begon het fortuin zich tegen Francis Drake te keren. Het werd een galmende mislukking, met verlies van veel levens en materieel. Net als bij andere aangelegenheden van Brits maritiem gezichtsverlies, zoals de Tocht naar Chatham in 1667, heeft de Engelse geschiedschrijving weinig neiging vertoond aandacht aan deze onderneming schenken.
De tegenslag zette zich voort. In 1595 kregen Drake en John Hawkins van Elizabeth de opdracht om de Spaanse bezittingen in West-Indië zoveel mogelijk aan te tasten. Het werd Drake’s laatste expeditie. Na een mislukte aanval op het Castillo de la Luz in Las Palmas (Gran Canaria) veroverde Drake nu wel Nombre de Dios, maar trof er geen schatten aan. Zijn vloot werd lamgeslagen door koortsen en dysenterie, aan welke ziekte Drake zelf ook overleed op 28 januari 1596. Hij werd in een loden kist aan de zee toevertrouwd in de omgeving van Puerto Bello (Portobelo, Panama). Er is sindsdien naarstig naar de locatie van deze kist gezocht; nog in 2011 meende men de plek gevonden te hebben.

Behalve Drakes Bay en Drake’s Island bij Plymouth is onder meer Straat Drake naar Francis Drake genoemd, een tussen Zuid-Amerika en Antarctica gelegen zeestraat. De ontembare aard hiervan vertoont wel gelijkenis met het karakter van de naamgever, over wie zijn biograaf Harry Kelsey verklaarde:
Ik denk niet dat dat hij geliefd was bij veel mensen die hem kenden en ik ben er zeker van dat hij niet geliefd was bij de mensen die op zijn schepen dienden.

Elizabeth I van Engeland, de Virgin Queen
Thomas Cavendish, een reis om de wereld
Lijst van ontdekkingsreizigers
Bronnen ▼
– Robert Goodwin, América. The Epic Story of Spanish North America, 1493-1898 (London 2019).
– Kevin Jackson, The Queen’s Pirate. Sir Francis Drake & The Golden Hind (New York 2021).
– Harry Kelsey, Sir Francis Drake. The Queen’s Pirate (New Haven CT 1998).
– J.H. Parry, The Age of Reconnaissance. Discovery, Exploration and Settlement 1450 to 1650 (Berkeley etc. 1981).
– Derek Wilson, The World Encompassed. Drake’s Great Voyage, 1577-80 (London 1998).