Elizabeth I, koningin van Engeland van 1558-1603, werd wel de Virgin Queen (maagdelijke koningin) genoemd. Als frêle vrouw in een uitzonderlijke positie wist zij hard op te treden en een ijzeren vuist te tonen. Zoals, overigens na lange aarzeling, bij de uitschakeling van haar nicht Mary Stuart, koningin van Schotland. Of bij het verslaan van de machtige Spaanse Armada. Tijdens Elizabeths regering werd de basis gelegd voor de Engelse heerschappij ter zee in de navolgende eeuwen.
Elizabeth maakte zo’n indruk op tijdgenoten en het nageslacht dat haar regeerperiode bekend werd als de Elizabethan Age, het Tijdperk van Elizabeth. Haar regeerperiode vormde het sluitstuk van de ruime eeuw dat het Huis Tudor over Engeland heerste (1485-1603). Engeland keerde zich definitief af van de Kerk van Rome en werd onafhankelijker van de ontwikkelingen op het vasteland. Onder Elizabeth I bloeiden de kunsten en wetenschappen; het was een periode van relatieve vrede en hogere welvaart dan voorheen.
Dat Elizabeth zich uitdrukkelijk afficheerde als het symbool van de natie was een belangrijke factor van haar populariteit en faam, en leidde ertoe dat enkele jaren na haar dood in Engeland nostalgie ontstond naar de regeerperiode van Good Queen Bess.

Opleiding
Een jaar na haar geboorte maakte haar vader Hendrik VIII zich officieel los van de Kerk van Rome (1534) en werd hoofd van de nationale, Anglicaanse kerk. Zo legitimeerde hij zijn huwelijk met Anna Boleyn (1533), de moeder van Elizabeth. Aangezien vurig was gehoopt op een zoon, was Elizabeths geboorte een bittere teleurstelling en na de onthoofding van Anna (1536) werd de positie van het prinsesje enigszins precair, hoewel zij na de geboorte van haar halfbroer Edward (1537) als derde in de lijn van de opvolging gold. Ze kreeg een uitgebreide opleiding in klassieke talen, geschiedenis, retorica en moraalfilosofie, die normaal gesproken aan jongens was voorbehouden. Elizabeth toonde zich een intelligente leerling, die zich ook bekwaamde in theologie.
Edward en Mary
Onder Edward kreeg de Anglicaanse kerk een episcopaalse signatuur: protestants naar de leer, maar nog katholiek in bisschoppelijke hiërarchie en liturgie. Dit veranderde toen Mary, de fanatiek katholieke dochter van Hendriks eerste echtgenote Catharina van Aragon, na de dood van Edward in 1553 op de troon kwam. Zij huwde in 1556 de al even bigotte Spaanse koning Filips II. De roomse godsdienst werd hersteld en de nieuwe koningin verdiende haar bijnaam Bloody Mary met wrede kettervervolging. Als bondgenoot van Spanje werd Engeland in de oorlog met Frankrijk betrokken. Het was voor Elizabeth opnieuw een heikele periode, waarin ze keer op keer haar onwankelbare trouw aan haar halfzuster, en haar afkeer van de protestantse ketterij moest bevestigen.

Op de troon
Elizabeths troonsbestijging na Mary’s dood op 17 november 1558 wekte vreugde onder grote delen van de bevolking, die tot uiting kwam in een aaneenschakeling van patriottische demonstraties, feestgewoel en optochten. Daadkracht bleek, toen Elizabeth in de eerste weken van haar regering onder meer de enorme koninklijke huishouding opschoonde en de omvang van het belangrijke adviesorgaan van de Privy Council verkleinde. Ze trok ook politiek bekwame en betrouwbare adviseurs aan, zoals Francis Walsingham en William Cecil, die haar veertig jaar zou dienen.

‘Twee lichamen’
De nog jonge koningin moest opboksen tegen de wijdverspreide overtuiging dat vrouwen niet in staat waren om te regeren, hoge uitzonderingen daargelaten. Hierom werd al tijdens haar aanvaardingsrede de mythe van de ‘twee lichamen’ in het leven geroepen. Toen ze de troon erfde, zou Elizabeths imperfecte ‘natuurlijke lichaam’ verbonden zijn met haar tijdloze en volmaakte ‘politieke lichaam’, waardoor zelfs haar hele voorkomen veranderde.
Regeerstijl
Haar ongewone positie als vrouw op de troon versterkte misschien in Elizabeth de neiging om haar onafhankelijkheid door niets, en zeker niet door een huwelijk, te laten bedreigen. Bovendien was ze een kind van haar tirannieke en onberekenbare vader Hendrik VIII, zoals zijzelf regelmatig in herinnering bracht, met name wanneer al te onafhankelijk handelen van haar dienaren tot woede-uitvallen leidde.
Ook in haar omgang met het parlement speelde Elizabeth met het beeld van de ‘twee lichamen’, door een vermenging van charme en heerszucht tentoon te spreiden; onverzettelijkheid werd afgewisseld met uitingen van hoffelijkheid en allegorisch spraakgebruik, waarbij ze zichzelf portretteerde als de echtgenote of moeder van het koninkrijk, waarmee een onverbrekelijke liefdesband bestond. Die band werd versterkt door de instelling van twee belangrijke jaarlijkse feestdagen: haar verjaardag op 7 september en de dag van haar troonsbestijging op 17 november. Portretten van Elizabeth, overdekt met parels en juwelen en in toenemende mate met geblanket gezicht, werden ingezet om een beeld van bovenpersoonlijke majesteit uit te stralen: ‘de soeverein als tovenares van Albion’, aldus Simon Schama.
Katholieke oppositie
De protestantse restauratie werd bekrachtigd met onder meer een tweede Act of Supremacy (1559). Enerzijds veroordeelden militante protestanten de episcopaalse hiërarchie en de katholieke elementen in de liturgie, anderzijds bleef een meerderheid van het volk en een deel van de adel katholiekgezind.
Het lot van Mary Stuart
De positie van Mary Stuart was door dit alles meer dan wankel geworden. Ze was in 1568 van de Schotse troon verdreven en leefde nu als ‘gast’, eerder gevangene, van Elizabeth in Engeland. Mary was ambitieus en bleek niet afkerig van roomse samenzweringsplannen. Elizabeth kon daarom niet toestaan dat Mary het land verliet, maar wees vooralsnog ook de suggesties van haar adviseurs en het parlement af om haar nicht te veroordelen en executeren.
Uiteindelijk, in 1587, zou Mary toch haar hoofd verliezen. Paus Gregorius XIII verklaarde in 1580 dat het geen zonde was om de wereld van een ketter als Elizabeth te verlossen. Vrees voor een nieuwe aanslag verhevigde nog na de moord op Willem van Oranje in 1584. Gevangen jezuïeten werden gemarteld en geëxecuteerd, leden van de Privy Council verbonden zich om ook Mary Stuart te vermoorden in geval van een aanslag op Elizabeth. Spionnen van Walsingham lokten Mary min of meer in de val met een nieuwe samenzwering, de Babington Plot (1586). Mary werd ter dood veroordeeld en onthoofd op 8 februari 1587. Elizabeth vertoonde groot verdriet en woede toen ze het nieuws van haar dood ontving. Naar de overtuiging van velen was dit grotendeels geacteerd, hoewel het lot van haar nicht aan Elizabeth bleef knagen tot haar dood.
Nederlandse Opstand en de Armada
Spanje beschouwde het verdrag van Nonsuch als een oorlogsverklaring, wat leidde tot de voor Spanje rampzalige invasiepoging met de Armada. Elizabeth bezocht aan de vooravond van de gevreesde inval die nooit zou komen een militair kamp in Tilbury, getooid met een bepluimde helm en een stalen kuras over een witfluwelen jurk, met in haar handen een gouden en zilveren stafje. Er was grote zorg besteed aan dit majesteitelijk vertoon, en ze sprak de soldaten toe met de gevleugelde, maar door het nageslacht mogelijk wat opgesmukte woorden:
Ik weet dat ik het lichaam van een zwakke vrouw heb, maar ik heb het hart en het uithoudingsvermogen van een koning, bovendien een Engelse koning.

Piraterij en koloniale expansie
De ondergang van de Armada wordt wel gezien als het begin van de Engelse invloed ter zee. Maar Albion was al langer bezig met gedurfde maritieme exploraties. In 1573 onderschepte Francis Drake met gedeeltelijk succes een Spaans zilvertransport over de landengte van Panama. Vier jaar nadien verstrekte Elizabeth hem de opdracht om Spaanse schepen aan de Pacifische kust van Amerika aan te vallen. Drake veroverde onder meer een Spaans zilverschip; in 1579 claimde hij een gebied in Noord-Californië of Oregon voor Engeland (Nova Albion). Via de Molukken en Kaap de Goede Hoop voer hij de wereld rond en keerde in 1580 terug met een lading specerijen.
Drake’s acties waren pure piraterij, maar met de opbrengsten kon de internationale schuld van Engeland worden gedelgd, en Elizabeth ridderde Drake in 1581 dan ook. In 1587 viel hij Cádiz binnen, het volgende jaar was hij als viceadmiraal een van de aanvoerders die de Armada wisten te verslaan.
In 1584 poogde Walter Raleigh een eerste Amerikaanse kolonie op het eiland Roanoke voor de kust van North Carolina te stichten. Dit mislukte uiteindelijk, de naam van de latere kolonie Virginia (1606) herinnerde postuum aan Elizabeth, de Virgin Queen.

Kunst en cultuur
Het internationaal snel stijgende prestige van Engeland ging thuis gepaard met culturele en wetenschappelijke bloei. William Shakespeare schiep het moderne drama. Andere prominente schrijvers waren onder anderen Philip Sidney (die in 1585 gouverneur van de pandstad Vlissingen werd en in 1586 bij Warnsveld dodelijk werd verwond), Christopher Marlowe en Edmund Spenser. Schrijvers waren min of meer verplicht eer te betonen aan Gloriana, een nieuwe triomferende bijnaam die Elizabeth na de Armada kreeg. De (katholieke) componisten Thomas Tallis en William Byrd maakten werken voor de Anglicaanse kerk.
Laatste jaren
Elizabeths laatste decennium vertoonde een sombere tint wegens allerlei tegenslag: slechte oogsten, inflatie, werkloosheid. Het leidde tot openbare ontevredenheid. Beschuldigingen van corruptie waren wijdverbreid en pogingen om de Ieren te onderwerpen mislukten; het kostte Robert Deveraux, graaf van Essex, in 1601 wegens verraad zijn hoofd als laatste gevallen hoveling van Elizabeth die dit lot onderging, hoewel Walter Raleigh postuum nog zou volgen in 1618.
De koningin leverde nog steeds prachtige toespraken af, zoals de Golden Speech in 1601 en ze maakte ook de oprichting van de East India Company (1600) nog mee. Maar ze leed in toenemende mate aan kwalen, melancholie en beginnende seniliteit. Haar rustig heengaan op 24 maart 1603 betekende het einde van de Tudordynastie. Elizabeths opvolger was James I, de zoon van Mary Stuart, die Engeland en Schotland weer verenigde.

De wrede executie van Maria Stuart (1587)
Koningin Elizabeth II
Bronnen â–¼
– Susan Frye, Elizabeth I. The Competition for Representation (Oxford University Press, 1993).
– Christopher Hibbert, The Virgin Queen. Elizabeth I, Genius of the Golden Age (Reading, Mass. 1991).
– Neville Williams, The Life and Times of Elizabeth I (London 1972).
– Stefan Zweig, Maria Stuart (Utrecht 2020).