Dark
Light

De Nederlandse poolheld Sjef van Dongen

Terug uit de Witte Hel – Adwin de Kluyver
7 minuten leestijd
Sjef van Dongen bij zijn terugkomst in Nederland. In pyjama begroet hij de wachtenden op het Maasstation in Rotterdam. (Zeeuws Archief)
Sjef van Dongen bij zijn terugkomst in Nederland. In pyjama begroet hij de wachtenden op het Maasstation in Rotterdam. (Zeeuws Archief)
Spitsbergen, 1928. De jonge Nederlander Sjef van Dongen begeeft zich met een hondenslee op het smeltende poolijs. Zijn doel: het redden van de Italiaanse generaal Umberto Nobile en zijn bemanning die op het ijs vastzitten. Hun luchtschip de Italia is na het bereiken van de Noordpool neergestort. Na vier weken zoeken wordt Sjef uitgeput, hongerig en onderkoeld uit de ‘witte hel’ gered. Hij heeft de Italianen niet gevonden. Om te overleven, heeft hij tijdens zijn barre tocht twee van zijn sledehonden moeten opeten. Maar mislukking of niet, wanneer Sjef een maand later terugkeert in Nederland, staat een enorme menigte de nieuwe poolheld op te wachten. Journalist en historicus Adwin de Kluyver vermengt in het boek ‘Terug uit de Witte Hel’ het persoonlijke verhaal van Sjef van Dongen met de cultuurgeschiedenis van het heldendom. Op Historiek publiceren we de proloog.

Hoe poolreiziger Sjef van Dongen een nationale held werd

Wat onwennig keek hij om zich heen. Na een jarenlang verblijf op Spitsbergen was zijn pak te klein geworden. Zijn broekspijpen hielden op boven de enkels. Zijn gezicht was bruin geblakerd door het wekenlange verblijf op het pakijs, waar het 24 uur per dag licht was. Met zijn zwarte krullen, zijn donkere ogen en lange postuur was hij een opvallende verschijning tussen de verder zo bleke Nederlanders.

De duizenden mensen op het Stationsplein in Arnhem juichten minutenlang voor hem. Ze scandeerden zijn naam. De auto’s die zouden meerijden in de stoet claxonneerden onophoudelijk. Verschillende muziekkorpsen speelden door elkaar heen. Hij glimlachte verlegen. Terwijl hij in de gereedstaande open auto stapte, zwaaide hij naar het publiek. Tot vreugde van de menigte, die spontaan het Wilhelmus inzette. Enkele vrouwen drongen naar de auto en probeerden hem aan te raken.

Sjef van Dongen verlaat het Maasstation. Een mensenmassa wachtte op 14 augustus 1928 in Rotterdam de   nieuwe held op. (Zeeuws Archief)
Sjef van Dongen verlaat het Maasstation. Een mensenmassa wachtte op 14 augustus 1928 in Rotterdam de
nieuwe held op. (Zeeuws Archief)

Het was acht uur in de avond. Een zomerse stortbui had even tevoren nog gedreigd het enthousiasme van het massaal toegestroomde publiek weg te spoelen. Bij zijn aankomst op het station in Arnhem was hij eerst naar de wachtkamer Eerste Klasse gedirigeerd. Daar wachtten de plaatselijke notabelen hem op. Een voor een drukten ze hem de hand en sloegen op zijn schouders. Van een vertegenwoordiger van het Nationaal Jongeren Verbond kreeg hij een krans met blauw-witte linten, de Arnhemse kleuren, aangeboden. Voor zijn moeder was er een boeket.

Met de krans in zijn handen stapte hij het Stationsplein op. De open auto waarin hij werd rondgereden, was met oranje bloemen versierd. Naast de auto liep een escorte van vrouwelijke leden van sportvereniging U.D.I., oftewel Uitspanning Door Inspanning. De meisjes in korte blauwe jurkjes wierpen steelse blikken naar hem en giechelden. ‘Arnhems schoonste maagden’ zouden de kranten de escorte de volgende dag noemen. Voor de auto liep een muziekkorps, erachter volgden sportverenigingen met vaandels, een groep padvinders in het gelid en nog meer muziekkorpsen.

‘Een ontzettende menigte’ stond langs de kant van de weg, schreef het katholieke dagblad Het Centrum. Aan de gevels hingen vlaggen. De marechaussee te paard moest regelmatig het opdringerige publiek tot kalmte manen en met zachte dwang naar achteren bewegen zodat de stoet stapvoets kon passeren. Bewoners van de Jansstraat wierpen bij het passeren van de optocht bloemen uit de ramen, die in de open auto belandden. Nog nooit was er in de stad zo’n mensenmassa verzameld. ‘Arnhem ging zich bijna te buiten in het betuigen van zijn hulde’, noteerde de journalist van Het Centrum.

Tienduizenden mensen juichen Sjef van Dongen toe tijdens zijn rijtoer en huldiging in Arnhem. Naast de auto liep een escorte van vrouwelijke leden van sportvereniging U.D.I., oftewel Uitspanning Door Inspanning. (Zeeuws Archief)
Tienduizenden mensen juichen Sjef van Dongen toe tijdens zijn rijtoer en huldiging in Arnhem. Naast de auto liep een escorte van vrouwelijke leden van sportvereniging U.D.I., oftewel Uitspanning Door Inspanning. (Zeeuws Archief)

Het publiek raakte niet uitgepraat over hem. Een charmante kerel, zeiden velen. Zijn glunderende ogen, aanstekelijke schaterlach en onophoudelijke zwaaien, moedigden de mensenmassa aan tot meer gejuich, gezang en applaus.

Het was niet de eerste keer dat hij werd bejubeld. Eerder die dag was hij met de trein vanuit Hamburg in Rotterdam aangekomen. Hij sliep nog toen ze arriveerden op het Maasstation. De menigte op het perron schreeuwde hem wakker. Stomverbaasd had hij het raam van de coupé opengedaan. Gekleed in pyjama zwaaide hij naar de dolenthousiaste mensenmassa die zijn naam scandeerde en serpentines wierp.

Nadat hij haastig zijn kleren had aangetrokken, zette hij voor het eerst sinds lange tijd weer voet op vaderlandse bodem. De juichende menigte week uiteen en liet een gangpad voor hem open. Een verslaggever van het Rotterdamsch Nieuwsblad volgde hem op de voet en beschreef hoe hij lachend ‘door de spleet in het pakijs van menschenlijven’ wandelde. Bij iedere stap werd hij omringd door uitgestoken handen van mannen, vrouwen en kinderen. Handen die de zijne wilden drukken, die hem aan wilden raken. Terwijl het gejuich toenam, grepen vrouwenhanden in damestasjes, op zoek naar een zakdoek om de natte ogen droog te deppen. Met de roze serpentineslierten gedrapeerd over zijn brede schouders baande hij zich een weg door al die handen, ondertussen links en rechts om zich heen grijpend om zo veel mogelijk landgenoten persoonlijk te begroeten. De Nieuwsblad-verslaggever meende een mengeling van blijdschap en verlegenheid bij hem te zien.

‘Blij toch ook in de wetenschap, dat hij blijkbaar een heldendaad had verricht, een heldendaad, waar iedere jongen van droomt, maar waar enkelen slechts voor komen te staan: doen of niet doen. Doen! Dat was zijn eenige keus geweest.’

Daarna werd hij ontvangen op het kantoor van zijn werkgever, de Nederlandsche Spitsbergen
Compagnie
, aan de Willemskade. Daar overhandigde baron Sweerts de Landas namens de Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen hem een oorkonde en een zilveren medaille. Directeur Herman Dresselhuys sprak hem toe namens de Nespico en beloonde zijn inspanningen met een studiefonds voor drie jaar ‘om zodoende op z’n best uitgerust den strijd met het leven te kunnen aanvaarden’.

De Oosterhoutse snoepfabrikant Smits-Van Gils bracht een Sjef van Dongen Ice Peppermint op de markt. (Zeeuws Archief)
De Oosterhoutse snoepfabrikant Smits-Van Gils bracht een Sjef van Dongen Ice Peppermint op de markt. (Zeeuws Archief)

Dat zijn terugkomst in het vaderland zoveel emotie en opwinding los zou maken, had hij niet verwacht. Bij zijn terugkeer in de bewoonde wereld vertelde hij de verzamelde internationale pers aanvankelijk dat hij slechts zijn plicht had gedaan en dat ieder ander in zijn plaats hetzelfde zou hebben gedaan. Toen hij tijdens zijn terugreis naar Nederland in de Noorse stad Bergen een verslaggever van het weekblad Het Leven ontmoette, begreep hij pas hoeveel aandacht zijn belevenissen hadden gekregen.

In Arnhem hield de stoet halt bij De Vereeniging, het concertgebouw aan de Velperweg. Daar zou de officiële huldiging plaatsvinden. Het huldigingscomité, zijn familie en hijzelf namen plaats op het podium van de grote zaal. De Postfanfare speelde talloze malen ‘Lang zal hij leven’, dat door de vele toeschouwers geestdriftig werd meegezongen. Uiteindelijk moest de voorzitter van het comité van hulde, baron De Vos van Steenwijk, de zaal tot kalmte manen. ‘Dat kunnen we niet’, klonk het uit het publiek. ‘U moet de sprekers niet interrumperen’, zei De Vos van Steenwijk streng. ‘Maar we móeten huldigen’, schreeuwde een bezoeker. ‘Het zit in ons bloed.’

Na enige tijd verstomde het rumoer en nam waarnemend burgemeester en wethouder Bakker het woord. De locoburgemeester tekende eerst aan niets op te hebben met persoonsverheerlijking, maar vandaag stemde hij volledig in met het uitbundige huldebetoon van de Arnhemse burgerij.

‘Ik meen dat zulks volkomen begrijpelijk is dat hier van misplaatste of overdreven persoonsvereering of van chauvinisme in een of anderen vorm geen sprake is. De ontvangst, welke u ten deel valt, is zeker meer dan verdiend.’

Illustratie uit het kinderboek De verstekeling, uitgegeven door Liga. Sjef van Dongen (midden) maakte na zijn terugkomst in Nederland reclame voor onder andere beschuit van Liga.
Illustratie uit het kinderboek De verstekeling, uitgegeven door Liga. Sjef van Dongen (midden) maakte na zijn terugkomst in Nederland reclame voor onder andere beschuit van Liga.

Bakker vatte de gebeurtenissen van de afgelopen maanden nog eens samen en prees zijn ‘ontzaglijke moed, geestkracht en taai uithoudingsvermogen’ die nodig waren bij zijn worsteling door ‘de eenzame woestenij, zonder leven, zonder beweging’. ‘Wij weten dat Tollens gelijk had toen hij dichtte: “Hier zit natuur in rouw, den doodstooi om de leden; ’t Is alles leeg, en stil, en onbezield en naar.” Waarna de waarnemend burgemeester nog eens de vele poolbewoners in herinnering riep die krankzinnig waren geworden van eenzaamheid of waren bezweken onder de nietigheid ‘van het spel der groote, blinde elementen en natuurkrachten’.

En juist hij, die alle gevaren kende en wist wat hem te wachten stond in die ‘treurige woestheid’, had geen moment geaarzeld toen er mensenlevens gered moesten worden.

‘En hieraan heeft de wereld gezien wie gij zijt. Geen winstbejag, geen zucht naar ijdele eer of roem, enkel het eenvoudig besef, dat hij misschien hulp kon verleenen aan medemenschen in doodsnood, deed u besluiten uw leven duizendmaal in de waagschaal te stellen. Deze moed die niet het gevolg is van een enkel opgewonden moment of opwindende gedachte, die er niet op uit is levens te vernietigen, maar kalm het zwaarste aanvaardt om levens te winnen, deze moed, deze zelfverloochening is het, die ons met diepen eerbied vervult.’

Na de wens dat hij nog lang een sieraad zou mogen zijn voor Arnhems burgerij, barstte de zaal wederom uit in minutenlang gejuich. Daarna sprak baron De Vos van Steenwijk, raadsheer aan het Arnhems gerechtshof. Hij las een telegram voor van de consul van Italië die hem namens alle Italianen in Nederland bedankte voor zijn moedige inzet in het hoge noorden. Daarna bood de baron hem een gouden horloge met inscriptie aan. Dat de juwelier bij de aankoop van het uurwerk de onjuiste datum 12 augustus 1928 had ingegraveerd zag hij pas later.

Terug uit de Witte Hel – Adwin de Kluyver
Terug uit de Witte Hel – Adwin de Kluyver
Het publiek reageerde weer met luide hoera’s en het meermalen zingen van het ‘Lang zal hij leven’. Het was niet het enige cadeau dat hij kreeg. De bewoners van de Emmastraat, de straat waar zijn ouders woonden, gaven hem een taart. De Arnhemse Rooms-Katholieke Burgerjongelingenvereniging hing hem een krans om. Een sigarenhandelaar had een merk sigaren naar hem vernoemd en bood hem een kistje aan. In de zaal was ook Adrianus Bax aanwezig, directeur van een rijwielmagazijn. Hij klom spontaan op het podium en stak een toespraak af waarin hij een ‘vaderlandsche jongen een Vaderland-rijwiel’ aanbod. Hij mocht langskomen bij het rijwielmagazijn van Bax om het mooiste exemplaar uit te zoeken. De aanwezige verslaggevers constateerden dat dit cadeau hem het best scheen te bevallen.

Met een fles champagne in de hand verliet hij de zaal. Het publiek dat buiten stond te wachten, juichte nog eenmaal. Overladen met geschenken ging hij naar de woning van zijn ouders aan de Emmastraat. Het was de avond van 14 augustus 1928 en Sjef van Dongen was een held.

~ Adwin de Kluyver
Proloog van het boek Terug uit de Witte Hel van historicus en journalist Adwin de Kluyver

Boek: Terug uit de Witte Hel – Adwin de Kluyver

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

Adwin de Kluyver (1968) is historicus en journalist. Hij was chef van de cultuurredactie van de Leeuwarder Courant en schreef voor het Algemeen Dagblad talloze buitenlandreportages. Aan de Rijksuniversiteit Groningen specialiseerde hij zich in de cultuurgeschiedenis van poolreizen en heldendom. Voor de VPRO maakte hij een tweedelige radiodocumentaire over de ramp met het luchtschip Italia. In 2015 publiceerde hij een boek over de Nederlandse poolreiziger Sjef van Dongen Terug uit de Witte Hel

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 50.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×