In 1934 stapte een mysterieuze jonge Nederlandse vrouw in de haven van Barcelona aan land. Ze was aangekomen als bemanningslid van een kolenschip dat vanuit Nederland via Algiers naar de Catalaanse hoofdstad was gevaren. Haar naam was Fanny Schoonheyt. We weten niet veel over haar leven, maar wel dat ze in het voorjaar van dat jaar ook in de Sovjet-Unie was geweest. Ze kwam zelfbewust over, droeg een broek en rookte, wat in die jaren opmerkelijk was voor een vrouw.
In Spanje was de politieke spanning te snijden. Die leidde in 1936 tot het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog, en in die bijzondere periode veranderde de rol van de vrouw in de Spaanse samenleving snel.
Polarisering
In 1934 mislukte een linkse opstand tegen de regering in Madrid, deels gedragen door anarchistische en socialistische mijnwerkers in Asturias. Catalonië verklaarde zich onafhankelijk onder de linkse premier Companys. In 1933 was de Falange Española opgericht, een extreemrechtse groep onder leiding van José Antonio Primo de Rivera, met een gedachtegoed dat leek op het Italiaanse fascisme. Geweld werd in de falangistische ideologie gelegitimeerd, maar in de eerste maanden na de oprichting waren het juist de falangisten die slachtoffer werden van geweld door linkse bewegingen. Dit vroeg om vergelding en in juni 1934 vielen de eerste dodelijke slachtoffers in de socialistische jeugdbeweging.
In februari 1936 werd een brede linkse coalitieregering gekozen, een zogenaamde Volksfrontregering. Daarop begonnen rechtse politici samen met generaals een militaire staatsgreep te plannen. Beide kampen pleegden in snel toenemend tempo politieke moorden. In juli vermoordden socialistische politiemannen de monarchistische leider Calvo Sotelo. Dit was de spreekwoordelijke druppel voor rechts en op 17 juli 1936 verklaarden de generaals de oorlog aan de regering in Madrid.
Het leger raakte verdeeld in enerzijds een Republikeins kamp, de troepen van de wettige regering in Madrid, en anderzijds eenheden van de opstandige generaals, ook wel het nationalistische kamp genoemd. De opstandelingen, gesteund met wapens en troepen door Hitler-Duitsland en het fascistische Italië onder leiding van Mussolini, trokken op vanuit het Spaanse protectoraat in Marokko. Hitler zorgde voor vliegtuigen om ze naar het Spaanse vasteland over te brengen. Ze wisten al snel de belangrijkste plattelandsregio’s in het westen van Spanje te bezetten. Maar het duurde drie lange en bloedige oorlogsjaren voor ze de rest van Spanje in handen hadden.
Sociale revolutie
Waar de opstandige militairen er niet meteen in waren geslaagd de macht te grijpen, zoals in Barcelona en Valencia, werden anarchistische, communistische en socialistische burgermilities gevormd, vanuit het buitenland gesteund door het stalinistische Rusland én door veel buitenlandse vrijwilligers, onder andere afkomstig uit Nederland. Aan Republikeinse kant, en vooral in Barcelona, werd gesproken van een ‘sociale revolutie’. Overal gingen werknemers staken en fabrieken werden alvast bezet zodat de kapitalistische fabrieksdirecteuren de arbeiders niet langer konden uitbuiten. De kerk en de bankwereld verloren hun macht. Geld als betaalmiddel werd afgeschaft en vele kerken en kloosters werden in brand gestoken. De hele gevestigde orde kwam dus op losse schroeven te staan.
Veel vrouwen gingen in de fabrieken werken omdat de mannen waren vertrokken naar het front. Duizenden vrouwen sloten zich aan bij de milities die de strijd aanbonden tegen de opstandelingen. Voor het eerst stonden vrouwen in Europa in de loopgraven. In 1936 kwamen er orders waarin het vrouwen werd verboden aan het front te vechten, maar toen de milities vanaf september 1936 werden opgenomen in het Republikeinse leger kregen sommige vrouwen daar zelfs officiersrangen.
La Pasionaria
Eén van de vrouwen aan wie deze vrijheid te danken was, maar die er ook dankbaar gebruik van maakte, was Dolores Ibárruri. Ze was geboren in een mijnwerkersfamilie die zo arm was dat ze op haar vijftiende van school moest om te gaan werken als naaister en later als dienstmeisje. Ze las veel, onder andere over het marxisme, en begon te twijfelen aan de waarden die haar waren bijgebracht tijdens haar traditionele katholieke opvoeding.
Zoals velen in die tijd was ze hevig onder de indruk van de Russische revolutie van 1917. Ze werd lid van de communistische partij en begon onder het pseudoniem La Pasionaria te schrijven voor verschillende bladen van de arbeidersbeweging. Ze was een begaafd schrijver en redenaar en werd verschillende keren gevangen gezet vanwege haar publicaties en uitspraken. Intussen kreeg ze ook nog zes kinderen, waarvan er vier jong stierven.
La Pasionaria werd gezien als een enorme bedreiging voor de conservatieve familiewaarden van het traditionele Spanje. Ze stelde een voorbeeld: niet alleen mannen konden machtige leiders worden. In rechtse media werd ze gedemoniseerd en uitgescholden voor alles wat lelijk was. Maar ook vanuit haar eigen communistische partij kreeg ze te maken met seksisme: toen ze na haar scheiding een relatie kreeg met een zeventien jaar jongere man, vroeg de partijleiding haar de relatie te beëindigen omdat dit ongepast werd geacht. Zij gaf toe en maakte een einde aan de relatie.
De koningin van het machinegeweer
Terwijl La Pasionaria steeds machtiger werd binnen de communistische partij en de Republiek, deed Fanny Schoonheyt voor de NRC en de Groene Amsterdammer verslag vanuit Barcelona. Ze woonde vlakbij de stad, in San Cugat des Vallès, in het huis van de Surinaamse schrijver Lou Lichtveld, beter bekend als Albert Helman. Ook de avontuurlijke schrijver en zeeman Jan Slauerhoff woonde daar tijdelijk en het schijnt dat ze een liefdesrelatie met hem heeft gehad.
Fanny raakte al snel gewond: in september 1936 lag ze in het ziekenhuis van Montjuich. Het schijnt dat ze daar Ramón Mercader heeft leren kennen, de spion van Stalin die in 1940 in Mexico Stalins tegenstander Trotski vermoordde. Later in de Spaanse burgeroorlog ging Fanny regelmatig naar Parijs, waar ze om onduidelijke redenen vlieglessen volgde. Dit was opmerkelijk omdat uit haar brieven blijkt dat ze vaak leed aan geldgebrek.
Contrasten
Ook in het nationalistische kamp veranderde de rol van de vrouw. Hier vielen vooral de sterke contrasten op tussen opvattingen en realiteit: volgens de conservatieve autoriteiten en de kerk hoorde de vrouw eigenlijk achter het aanrecht, terwijl de nationalistische troepen zich schuldig maakten aan massaverkrachting als oorlogswapen. Vrouwen in veroverde dorpen en steden werden door nationalistische eenheden kaalgeschoren en verkracht, of bedreigd met verkrachting door de moros, Marokkaanse troepen in de gelederen van de opstandelingen.
Onder leiding van Pilar groeide het ledental van de falangistische vrouwenbeweging van 300 in 1934 tot 400.000 in 1938. Tijdens de burgeroorlog hield de Sección Feminina zich bezig met hulpverlening aan de noodlijdende bevolking en vooral aan de families van slachtoffers, vergelijkbaar met de Duitse Winterhilfe in de Tweede Wereldoorlog. Pilar reisde vaak naar het door haar bewonderde nazi-Duitsland en had persoonlijke ontmoetingen met Hitler en Mussolini. Een falangistische schrijver opperde zelfs het idee haar te koppelen aan Hitler, maar dat plan kwam nooit van de grond.

Een andere opmerkelijke vrouwelijke leider in het franquistische kamp was Pilar’s goede vriendin en naaste medewerkster Clara, of Clarita, Stauffer. Beide ouders van Clara waren van Duitse afkomst. Haar vader was directeur van de bierbrouwerij van Mahou in Madrid en de familie behoorde tot de gegoede Madrileense burgerij. Clara ging skiën in het Sierra de Guadarrama en zwom daar ook wedstrijden in het ijskoude water van de Laguna de Peñalara. Maar met de tijd vatte ze een sterke genegenheid op voor de nazi-ideologie en werd lid van de Sección Feminina van Pilar Primo de Rivera. Ze kon het uitstekend vinden met Pilar en kreeg een leidinggevende positie in de snel groeiende organisatie als hoofd van het propaganda-apparaat.
Nederlaag
In 1939, nadat het Republikeinse kamp de oorlog had verloren en de nationalistische troepen Barcelona innamen, kwam er een grote vluchtelingenstroom over de Pyreneeën naar Frankrijk op gang, door Isabel Allende levendig beschreven in haar roman Bloemblad van zee (2019).
Fanny Schoonheyt was haar Nederlandse nationaliteit kwijtgeraakt, net als de andere Nederlanders die in Spanje tegen het fascisme waren gaan vechten. De Nederlandse overheid vreesde namelijk dat terugkerende Spanjestrijders in Nederland zouden proberen een communistische revolutie teweeg te brengen. Fanny vluchtte met de Republikeinse Spanjaarden mee naar Frankrijk. De Franse regering wilde echter van ze af en er werden transporten naar diverse landen in Midden- en Zuid-Amerika georganiseerd. De Chileense dichter Pablo Neruda was de consul van Chili in Parijs en huurde een schip om de Spanjaarden naar zijn land te brengen.
Fanny kwam terecht op een schip naar de Dominicaanse Republiek, waar de dictator Trujillo de scepter zwaaide. Na zeven jaar, waarin ze een dochtertje had gekregen, moest ze de Dominicaanse Republiek plotseling verlaten. Ze had geen paspoort, maar dankzij de inspanningen van een welwillende Nederlandse consul mocht ze in 1948 toch naar Curaçao vertrekken, waar ze nog jaren een fotowinkeltje heeft gehad.
Fanny heeft haar vrienden en dochter nooit veel verteld over haar verleden en haar Spaanse jaren. Er is ook veel onduidelijk over de mannen met wie ze relaties heeft gehad. Haar onverklaarde reizen naar de Sovjet-Unie en haar uitstekende kennis van wapens, auto’s en vliegtuigen hebben zelfs aanleiding gegeven tot het vermoeden dat ze een spion was van de Russische geheime dienst NKVD. Maar dat zullen we misschien nooit zeker weten.
Machtige vrouwen in Franco’s Spanje
Pilar Primo de Rivera werd na de burgeroorlog een echte powervrouw in de franquistische politieke top en bleef leider van de Sección Feminina tot de dood van Franco in 1975. Haar succesvolle politieke carrière stond in schril contrast met de extreem conservatieve ideeën die ze uitdroeg. Ze zei ooit:
Vrouwen komen nooit tot iets nieuws; het ontbreekt ze aan het creatieve talent dat God heeft gereserveerd voor mannelijke breinen.
Vanaf 1944, toen Duitsland de oorlog begon te verliezen, vluchtte een groeiende stroom Duitse militairen over de Pyreneeën naar Spanje. Het ruime appartement van Clara in Madrid, Calle de Galileo nummer 14, veranderde in het zenuwcentrum van Clara’s netwerk om de gevluchte Duitsers in veiligheid te brengen, hetzij in Spanje, hetzij in Argentinië of Paraguay. Clara regelde kleding, onderdak, banen, valse paspoorten en geld voor honderden vaak prominente nazi’s. De katholieke kerk hielp met valse doopbewijzen, waarmee paspoorten konden worden geregeld.
Clara organiseerde ontsnappingsroutes naar Argentinië, Brazilië of Paraguay. Volgens geruchten hielp ze Adolf Eichmann, de architect van de Holocaust, om naar Buenos Aires te ontsnappen en de beruchte nazi Otto Skorzeny, tijdens de oorlog leider van gedurfde en inventieve militaire operaties, om een rustig leventje te leiden in Spanje en Argentinië.
De rol van Clara bij de vlucht van nazi’s uit Europa was zo belangrijk, dat ze als enige vrouw op een lijst stond van 104 nazi’s waarvan de geallieerden eisten dat Spanje ze zou uitleveren. Ook de Britse inlichtingendienst zette haar op een lijst van meest gezochte nazi-kopstukken. Maar Franco heeft haar nooit uitgeleverd.
Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog
Het bloedbad van Madrid, 1936
Bronnen ▼
– Clarita y sus 800 nazis, El País, 26-08-2017
– Fanny Schoonheyt. Een Nederlands meisje strijdt in de Spaanse Burgeroorlog. Yvonne Scholten, Meulenhoff, 2011
– Las Mujeres en la Guerra Civil, Instituto Histórico Bachiller Sabuco, https://www.sabuco.com/historia/La%20mujer%20en%20la%20guerra%20civil.pdf
– https://es.wikipedia.org/wiki/Mujeres_en_la_guerra_civil_española
– The Spanish Civil War, Hugh Thomas, Penguin Books, 1968