Dark
Light

Vikingen in de Lage Landen

Rovers, huurlingen en heren
10 minuten leestijd
Re-enactment van een Vikingstrijd in Denemarken, 2005
Re-enactment van een Vikingstrijd in Denemarken, 2005 (CC BY-SA 3.0 - wiki)

In 810 verschenen tweehonderd schepen vol Denen voor de Friese kust: het begin van de Vikingtijd in de latere Nederlanden, een periode die twee eeuwen zou duren. Deze Noormannen handelden aanvankelijk als piraten, op zoek naar kostbaarheden en slaven. Ze ontpopten zich snel als huurlingen en heersers. Kolonisatie door omvangrijke groepen zoals in Groot-Brittannië vond niet plaats. Wel bestond er herhaaldelijk verband tussen Vikingactiviteiten aan weerszijden van de Noordzee.

Na de bloedige Vikingaanval op het klooster van Lindisfarne voor de kust van Northumberland in 793 schreef Alcuinus, hofgeleerde en diplomaat van Karel de Grote: ‘Nooit eerder is zulke wreedheid in Brittannië gezien.’ Het zette de toon voor het imago van de aanvallers, net als de onheilspellende voortekens die waren gemeld: angstwekkend weerlicht, wervelwinden en vuurspuwende draken die langs het firmament vlogen. Dat alles werd gevolgd door een grote hongersnood en niet lang daarna richtten de ‘heidense mannen’ hun plundering en slachting aan.

Wie waren ze?

De Vikingen die de landen aan weerszijden van de Noordzee teisterden, waren onderdeel van een fenomeen dat zich uiteindelijk uitstrekte van de Noord-Amerikaanse kust in het verre noordwesten tot de Middellandse Zee in het zuiden en Rusland en Byzantium in het oosten en zuidoosten, met nog verder reikende contacten via de etappehandel tot in Oost-Azië toe.

Er zijn drie hoofdgroepen te onderscheiden: de vooral westwaarts opererende Noren, de Zweden die rovend en handelend naar het zuidoosten tot in het Zwarte-Zeegebied en Byzantium trokken, en de Denen, soms aangevuld met kleinere aantallen Noren. Zij zakten vooral de Noordzee- en Atlantische kust af. Ze bezochten Engeland, Nederland, Vlaanderen, Frankrijk en Spanje.

Karel de Grote en Einhard
Karel de Grote en Einhard, muurschildering in het Rijksmuseum te Amsterdam door Georg Sturm (1855-1923)

Voor de Franken waren de verschillende groepen aanvankelijk één pot nat. Einhard, hoveling en biograaf van Karel de Grote, spreekt van ‘Denen en Zweden, die wij Nordmanni noemen’. De elfde-eeuwse geestelijke en kerkhistoricus Adam van Bremen meldde overigens dat de benaming ‘Viking’ in het Duits en het Latijn niet gebruikelijk was; men had het voornamelijk over ‘Denen’ of Nort(h)manni, Noormannen.

Deense reactie op expansie

De Deense agressie tegen de Friese landen in 810 kwam niet helemaal uit de lucht vallen. Het was vooral een reactie op de noordwaartse Karolingische expansie, waarbij ook getracht werd het christendom te verbreiden. De reactie was krachtig: de Friezen werden uitgeplunderd en gedwongen tot het betalen van schatting. Vervolgens maakte de Deense koning Godfred plannen voor een expeditie naar Aken, maar voor hij deze tot uitvoering kon brengen werd hij door zijn eigen húskarls (lijfwacht) vermoord. Keizer Karel de Grote gaf in verband met het gevaar uit het noorden de opdracht om een verdedigingsvloot te bouwen en stationeerde vlooteenheden in Gent en Boulogne.

Friese terpnederzetting in de negende eeuw. Fries Museum, Leeuwarden
Friese terpnederzetting in de negende eeuw. Fries Museum, Leeuwarden. Foto H.M.D. Dekker

Frankische verzwakking

De dood van Karel de Grote in 814 leidde tot verzwakking van het enorme Karolingische rijk. Karels zoon en opvolger Lodewijk de Vrome kreeg in 833/34 te maken met een opstand van zijn eigen zoons. De Noormannen, mede door Lodewijks oudste zoon Lotharius aangezet, voerden in 834 aanvallen uit op Dorestad, schakelpunt van vrijwel al het handelsverkeer tussen het Rijnland en Scandinavië. Tot 837 plunderden ze Dorestad zelfs vier keer ongehinderd. Ze kwamen nadien, tot 863, nog regelmatig terug.

De belangrijke handelsnederzetting Walacria of Walichrum bij Domburg was het doelwit in 837. Ook Witla aan de Maasmond moest het ontgelden. Antwerpen brandde in 836; Gent, de Rupel- en de Maasstreek, Doornik, Kortrijk en Leuven werden eveneens uitgeplunderd.

Zwaardknop (pommel) van een Vikingzwaard
Zwaardknop (pommel) van een Vikingzwaard (messing, ijzer, inleg met zilver). Vóór 900, gevonden bij het voormalige Walichrum (Oostkapelle/Domburg). Foto Erfgoed Zeeland.

Het rijk van Lodewijk de Vrome werd na veel strijd in 843 verdeeld onder zijn drie zoons. De Franken kenden overigens geen exclusieve opvolging door de oudste zoon; na de dood van een vorst voorzag het gewoonterecht in verdeling van het land onder de mannelijke erfgenamen. Van de chaos en verzwakking door de onderlinge strijd maakten de Vikingen dankbaar gebruik door steeds driester te opereren.

Twee tactieken

De Franken hadden twee tactieken om het Vikinggeweld te keren: het reorganiseren van de eigen defensie, waarmee al na 810 werd begonnen, en liefst tot het christendom bekeerde Noormannen tegen andere Noormannen inzetten. Dit gebeurde in 837, toen Hemming Halfdansson voor de verdediging van Walcheren werd ingeschakeld. Hij was een gekerstende Deense edelman. Deze bemoeienis leidde tot zijn doem, want Hemming sneuvelde.

Na deze mislukking droeg Lotharius I in 841 onder meer Dorestad over aan de Deense broers Rorik (Hrørek, Roricus) en Harald in 841. Harald opereerde vanuit Walcheren, Rorik vanuit Wieringen. Nadat Rorik verdacht werd van ontrouw vluchtte hij, maar kwam in 850 terug om Utrecht en Dorestad gewapenderhand te veroveren. Lotharius was nu gedwongen hem te erkennen als heerser over een groot deel van Friesland, dat als geografisch begrip (Frisia) reikte van de Wezer tot het Zwin aan de huidige Nederlands-Belgische grens en dat ook het gebied boven de grote rivieren omvatte. Rorik kerfde zich zo een Vikingrijk uit, dat ongeveer een kwarteeuw zou standhouden.

De onberekenbare Rorik

Vikingschatten van Wieringen
Aan Roriks tijd herinneren de sinds 1996 ontdekte Vikingschatten van Wieringen. RMO, Leiden.
Aanvallen door andere Vikingleiders gingen gewoon door. In 863 verschenen de Noormannen voor de zoveelste keer bij Dorestad; Rorik stuurde ze naar verluid door naar Xanten, om zijn eigen gebied te vrijwaren. Door de nieuwe rijksdeling van het Verdrag van Meerssen in 870 moest Rorik een deel van zijn gebied afstaan. Hij voerde onderhandelingen met Karel de Kale in Nijmegen en behield Frisia ten westen van het Vlie.

Het laatste bericht over deze spijkerharde opportunist dateert uit 873 toen hij, allang bekeerd tot het christendom, in Aken trouw zwoer aan de Oost-Frankische koning Lodewijk de Duitser. In datzelfde jaar werd een Vikingkrijgsheer met de gefrankiseerde naam Rudolf (Rodulf) op een strooptocht door Oostergo in Friesland gedood door een groep Friezen onder leiding van een andere, gekerstende Viking.

Van raids naar landverovering

Vanaf het begin voeren de Noormannen via de Rijn en andere rivieren diep het binnenland in; hun gevreesde drakkars of langschepen waren uiterst zeewaardig, maar staken ook zeer ondiep en konden daardoor ver landinwaarts geraken. Volgend op de verovering van steunpunten zoals Walcheren en Wieringen en het verkrijgen van posities onder de Frankische heersers, kwam de nadruk te liggen op langere campagnes en op landverovering vanuit versterkte grote kampen, in de Lage Landen vooral vanaf 879. De tactiek veranderde hierdoor van bliksemachtige raids in langdurige, verwoestende strooptochten.

Het Grote Heidense Leger

De eerste ‘grote’ legermacht van de Vikingen opereerde in Engeland vanaf 865, met als doel bezetting en verovering van de vier resterende Angelsaksische koninkrijken. Bij dit ‘Grote Heidense Leger’ waren ook Noorse en Zweedse krijgsbenden aangesloten. De omvang ervan is voor 865 geschat op ongeveer 500 tot 1000, hoewel anderen spreken van enkele duizenden. Latere Deense invasielegers waren omvangrijker.

De interactie aan weerszijden van de Noordzee was steeds intensief: enkele latere Engelse bronnen noemen een groep Scaldingi of Schelde-Vikingen onder commando van Ubbo, zoon van de beroemde maar wellicht legendarische Ragnar Lothbrok, als onderdeel van Het Grote Heidense Leger. Waarschijnlijk was hun uitvalsbasis de nederzetting Walichrum. Ubbo komt in de bronnen ook voor als rex Fresonum, koning van de Friezen. Met zijn broer Ivar de Beenloze viel hij in 869 Oost-Anglië weer binnen, waarna hij spoedig uit de bronnen verdween.

De successen van Alfred de Grote, koning van Wessex in 871-899, leidden opnieuw tot aandachtverplaatsing van in Engeland rondwarende Vikingen naar Frisia en Vlaanderen. In 879 kwam een Vikingleger over uit Engeland, onder bevel van een zekere Siegfried en Godfried de Zeekoning. Na een overwinning bij Terwaan trok het brandschattend voort en vestigde zijn winterkamp in de Sint-Baafsabdij in Gent. Het volgende voorjaar zwermde het zuid- en noordwaarts uit. In het zuiden werden Doornik en verschillende kloosters langs de Schelde verwoest.

Restant Sint-Baafsabdij, Gent.
Restant Sint-Baafsabdij, Gent. Foto H.M.D. Dekker.

Met een enorme buit trok het Vikingleger vervolgens naar de vloot in Gent terug. Maar bij Timiomum (Thiméon bij Charleroi) leden de Noormannen in februari 880 een nederlaag tegen de troepen van Lodewijk III ‘de Jonge’ van Oost-Francië. Het was bij lange na geen zwanenzang; er volgden talrijke nieuwe verwoestingen totdat de Vikingagressie opnieuw – en opnieuw voorlopig – in 881 door Lodewijk werd gestuit bij Saucourt, bij de monding van de Somme: een slag die aan 8000 Noormannen het leven zou hebben gekost. Afgezien van de gebruikelijke overdrijving in middeleeuwse kronieken, was de grootte van de Vikingbenden in enkele decennia waarschijnlijk aanzienlijk gestegen.

Jaarlijkse expedities

De Nijmeegse palts, door Karel de Grote in 776 gesticht op de plaats van de oude Romeinse versterking, viel in 880 aan de noordwaarts uitgewaaierde Noormannen ten prooi. In zowel Deventer als Zutphen zijn sporen aangetroffen van plundering uit de periode 880-890. In 881 staken de Noormannen in het zuiden Luik, Maastricht en Tongeren in brand.

Bij Asselt (Limburg) en op andere plaatsen richtten ze versterkte kampen in, die soms verschillende jaren in gebruik waren en van waaruit de jaarlijkse roofexpedities werden georganiseerd. Zoals naar Aken, waar de Noormannen hun paarden in de dom onder de marmeren troon van Karel de Grote stalden. Het dreigende voornemen van koning Godfred was hiermee na eenenzeventig jaar eindelijk ten uitvoer gebracht.

Godfried de Zeekoning

In 882 kwam Kennemerland, voorheen in handen van Rorik, in leen aan de gevreesde Godfried de Zeekoning. Hij kreeg de rang van dux (hertog), moest zijn kamp in Asselt ontruimen en zich ook laten dopen. De belofte van Godfried om andere Vikingen tegen te houden bleek net als bij Rorik een illusie.

Aan Godfrieds bewind kwam in 885 abrupt een eind, toen hij werd vermoord met medewerking van de Oost- en West-Frankische koning Karel de Dikke en enkele van Godfrieds eigen getrouwen. Onder hen was waarschijnlijk Gerulf, later beschouwd als de stamvader van de Hollandse graven. Het huis van de Gerulfingen, de eerste grafelijke dynastie van Holland en Zeeland, zou het uithouden tot 1299. Godfrieds oude compagnon Siegfried werd in 887 bij een inval in Frisia gedood.

De moord op Godfried de Zeekoning verhinderde, aldus historicus H.P.H. Jansen, dat Nederland een ‘Fries Normandië’ werd; daar werd de Viking Rollo in 911 de eerste hertog van de dynastie die in 1066 Engeland zou veroveren.

‛Hertog Godefried gedood, in den jaare 885’.
‛Hertog Godefried gedood, in den jaare 885’. Historieprent van Simon Fokke, 1784.

Ringwalburgen

Het inzetten van Vikingen tegen Vikingen had intussen zijn nadelen levensgroot laten blijken. Tegen het eind van de negende eeuw zochten de toenemend autonome regionale overheden hun heil liever bij de reorganisatie van de eigen defensie en het aanleggen van verdedigingswerken, vooral in de kustgebieden. De nu aangelegde ringwalburgen waren grote terreinen met een aarden omwalling en een brede gracht, bestemd om een verdedigbare wijkplaats te bieden aan grote groepen mensen met hun vee. Hun doorsnede was 100 tot 300 meter. Ze zijn te vinden in Noord-Frankrijk, Vlaanderen, Zeeland (vijf stuks) en meer naar het noorden in onder meer Rijnsburg. Ook diep in het achterland, zoals in Zutphen, zijn enkele ringwalburgen opgeworpen. Hun constructie was vrij simpel – maar effectief.

Een verslag uit de jaren 892-900 beschrijft een mislukte Deense aanval op de pas aangelegde burg te Sint-Omaars (Frans-Vlaanderen). Vuur speelde een grote rol. De Denen wierpen brandende voorwerpen en gloeiende stukken ijzer naar de verdedigers ‘op een manier alsof het hagelde’, en lieten een regen van pijlen en andere projectielen neerdalen. Met stro en hout vulden ze de gracht rond de versterkingen en probeerden er brand te stichten, ‘zichzelf beschermend met een schild van samengevlochten takken’. De verdedigers staken de hopen stro en takkenbossen in brand…

…en dankzij de hulp van God blies de wind in een richting, die hen gunstig was. De meesten werden verbrand en weinigen ontsnapten aan dit dodelijk gevaar. Geen van de onzen werd gewond, behalve een monnik die onder de aars geraakt werd door een pijl die tussen twee planken van de palissade doorgeschoten was.

Deel van de gereconstrueerde wal van de ringwalburg in Burgh
Deel van de gereconstrueerde wal van de ringwalburg in Burgh (Schouwen-Duiveland). Foto H.M.D. Dekker.

De Dijle door lijken verstopt

In 891 trok vanuit de Seinestreek opnieuw een Vikingleger plunderend rond. Het werd gestuit door de Oost-Frankische koning Arnulf van Karinthië, opvolger van Karel de Dikke. Hij nam op 1 september het nieuwe winterkamp van de Vikingen bij Leuven met dermate harde hand in, dat hun lijken volgens de overlevering de rivier de Dijle verstopten; beide oevers kleurden rood van het bloed. De Vikingen die ontkwamen werden vervolgens gedecimeerd door honger en besmettelijke ziekten, een bekend euvel voor rondtrekkende legers.

Na deze beslissende nederlaag lieten de Noormannen de Lage Landen op incidentele raids na links liggen. De restanten van het Vikingleger, waarvan de kern in 879 in de Lage Landen was gearriveerd, trokken zich terug op hun nog altijd bestaande steunpunten in Kent.

De laatste golf

Over Olaf Tryggvason, die van 995 tot 1000 als christelijke vorst Olaf I over Noorwegen regeerde, meldt een skaldengedicht dat hij…

…herhaaldelijk de Saksers neersloeg tot voedsel voor de schuwe, lelijke wolf; de vriendenrijke koning gaf wijd in het rond het bloed van vele Friezen te drinken aan de donkere wolven. De machtige vredestichter veranderde de bewoners van Walcheren in lijken; de legeraanvoerder gaf de lichamen der Vlamingen aan de raven.

Sven Gaffelbaard
Sven Gaffelbaard. Fantasieportret door Lorenz Frølich, ca. 1885
Maar het eind was eindelijk in zicht. De allerlaatste grote rooftochten in deze streken vonden plaats in 1006 en 1007 of 1009. Tiel en Utrecht werden geplunderd en in brand gestoken – althans, de benarde Utrechtenaren staken in 1007 of 1009 hun eigen koopmanswijk in brand. Deze aanvallen hielden opnieuw verband met ontwikkelingen in Engeland. Na tegenspoed in de tiende eeuw, hadden de Denen omstreeks 1000 weer machtige legers tot hun beschikking en veroverden daarmee heel Engeland onder leiding van Sven Gaffelbaard (1013). De laatste afzwenkingen van de Noormannen naar de Lage Landen waren van deze ontwikkeling een onzalig bijverschijnsel.

Literatuur â–¼

– Jan J.B. Kuipers, Karel de Grote. Stamvader van Europa (Zutphen 2016).
– Jan J.B. Kuipers, Vikingen. IJzeren eeuwen om de Noordzee (Zutphen 2020).
– Marlies Stoter, Wij Vikingen. Friezen en Vikingen in het kustgebied van de Lage Landen (Zwolle 2019).
– Neil Price, De Vikingen. Een nieuwe geschiedenis (Amsterdam 2020).
– Luit van der Tuuk, Noormannen in de Lage Landen (Utrecht 2015).
– Annemarieke Willemsen, Vikingen! Overvallen in het stroomgebied van Rijn en Maas, 800-1000 (Bussum 2004).
×