Dark
Light

Invallen van de Vikingen (800-1000)

Auteur:
18 minuten leestijd
Viking helmen (cc - Helgi Halldorsson)
Viking helmen (cc - Helgi Halldorsson)

In dit artikel wordt besproken wat de factoren waren die de zogenaamde Vikingraids zo succesvol maakten. Zowel militaire als psychologische factoren komen aan bod. Een belangrijke invalshoek is de kant van het verzet. Welke maatregelen werden genomen tegen de Vikinginvallen en welke gevolgen had dit?

Deze bijdrage begint met een algemene inleiding waarbij het begrip ‘Viking’ wordt verklaard en het eerste contact tussen Europeanen en Vikingen wordt toegelicht. Na dit stuk worden de factoren belicht die er voor zorgden dat de Vikingen naar nieuwe gebieden uitweken en begonnen aan hun gevreesde plundertochten. Terwijl deze aanvankelijk een geringe omvang hadden, groeiden deze na verloop van tijd uit tot grootschalige invasies. Ook de voorbereiding van een raid zal hierbij kort worden toegelicht. Vervolgens bespreken we uitvoerig het verzet tegen de Vikingen. Met behulp van voorbeelden uit Engeland, Ierland en Frankia tussen de achtste en elfde eeuw, wordt de evolutie in het verzet en de raids aangetoond. Hierna wordt de brug gemaakt naar de militaire factoren die een belangrijke rol speelden voor het succes van de Vikingen op het slagveld. Zoals het hoort eindigen we met een resumerend besluit.

Het eerste contact

Op 8 juni 793 wordt Lindisfarne, de belangrijkste kerk in Northumbria, geplunderd en verwoest door een groep gestrande Vikingen. Deze dramatische gebeurtenis luidde het tijdperk van de Vikingen in. De aanval op Lindisfarne is één van de eerste aanvallen die beschreven wordt in de Angelsaksische kroniek. Heel Europa was geschokt door de aanval. Alcuinus van York, een klerk aan het hof van Karel de Grote schreef:

“Nooit eerder is er zo een terreur in Brittannië geweest, zoals wij nu geleden moeten hebben van een heidens ras. De heidenen hebben rond het altaar het bloed van heiligen uitgestort en de lichamen van heiligen vertrappeld in de tempel van God zoals mest in de straat”

Kort na het drama in Lindisfarne worden ook Wessex, Ierland en Schotland aangevallen. Veel Europeanen geloofden toen dat de dag des oordeels was aangebroken. Wie zijn de Vikingen en wat zijn de factoren die ze naar nieuwe gebieden deden uitzwermen?

Begrip Viking

Het woord ‘Viking’ betekent zee-krijger, deze term komt bijna niet voor in bronnen buiten Scandinavië. De Anglo-Saksen gebruikten voor Vikingen de termen heidenen, Denen en Noormannen. De Frankische bronnen verwijzen naar hen als Nordmanni wat ook Noormannen betekent, terwijl de Germaanse bronnen de term Ascomanni gebruikten. Dat wil zeggen asmannen. Men twijfelt nog altijd over de oorsprong van het woord Viking. Eén van de theorieën is dat het van het woord Vik komt wat wil zeggen baai of fjord. Een andere suggestie is dat het van een geografische regio uit Noorwegen genaamd Vik komt. Het woord werd ook gebruikt als een werkwoord, dan lag de nadruk op een avontuur ondernemen of reizen.

Factoren en motivatie voor expansie

Ansgarius, de Apostel van het Noorden
Ansgarius, de Apostel van het Noorden
Vikingen waren aanvankelijk alleen actief in Scandinavië. Missionaris Ansgarius die veel reisde in de Scandinavische landen klaagde al in de negende eeuw over gevaarlijke wateren rond Denemarken. Er zijn verschillende oorzaken die er toe leidden dat de Vikingen uitweken naar nieuwe gebieden. Eerst en vooral zien we dat in de achtste en negende eeuw de bevolking in de Scandinavische landen is toegenomen. Deze bevolkingstoename is te danken aan wat klimatologen de middeleeuwse klimaatoptimum noemen, ook bekend als de middeleeuwse warme periode. Deze warme periode had positieve effecten voor de landbouw in het zuiden van de Scandinavische landen. Doordat het goed ging met de landbouw en er meer voedsel was, steeg het bevolkingsaantal. In de Scandinavische landen was het de traditie dat de oudste zoon alles erfde van zijn vader. Hij kreeg alle landen en rijkdommen, terwijl de andere kinderen uit het gezin hun geluk ergens anders moesten gaan beproeven, onder andere door te emigreren.

Door de bevolkingstoename waren er meer zonen die op zoek gingen naar nieuwe landen. Dit kan waargenomen worden uit het feit dat Vikingen meer interesse hadden in koloniseren dan in enkel plunderen. Een andere belangrijke factor is de cultuur van de Vikingen. Vikingen hebben zich altijd aangetrokken gevoeld tot avontuur en ontdekking van nieuwe gebieden. Hun saga’s en godsdienst speelden daarin een belangrijke rol. Die spreken over avontuur, noodlot en eeuwige roem. De grootste eer voor een Viking was sterven op het slagveld zodat ze het Walhalla konden bereiken. Door dit geloof vreesden de Vikingen de dood niet.

De eerste plundertochten begonnen als kleine ondernemingen georganiseerd door krijgsheren die de middelen hadden om een expeditie te leiden. Aangezet door verhalen over de rijkdom en glorie die te vergaren viel, gingen veel jonge avonturiers mee op expeditie. De eerste expedities waren zeer kleinschalig en werden alleen in de zomermaanden ondernomen. Een dergelijke expeditie bestond meestal uit één of twee schepen met 50 tot 100 man. Hoe succesvoller een krijgsheer was, hoe meer aanhangers hij kreeg, waardoor hij zijn volgende expeditie kon uitbreiden. Zo werden de expedities steeds uitgebreider en steeds beter voorbereid.

Krijgsheren begonnen onderling allianties te sluiten om samen op expeditie te gaan. De doelwitten waren voornamelijk kloosters en kleine dorpen omdat die de meeste rijkdom bevatten. Omdat in het begin de expedities kleinschalig waren, maakten de Vikingen gebruik van zogenaamd hit and run tactieken. Ze sloegen snel toe waarbij men zoveel mogelijk plunderde en dan ging men er zo snel mogelijk vandoor, voor er versterkingen aankwamen. De eerste aanvallen vonden plaats in kustgebieden zoals het klooster van Lindisfarne en Portland. De kroniek van St. Neots beschrijft een aanval op Portland:

“Het was in het jaar dat koning Brihtric trouwde met Offa’s dochter Eadburh. En het was in die dagen dat voor het eerst drie schepen met Noormannen aankwamen. De verantwoordelijke reed uit om hen tegemoet te komen. Hij probeerde ze te overtuigen om naar het hof van de koning te gaan. Maar hij wist niet wie ze waren waarop hij vermoord werd. Dit zijn de eerste schepen die naar het land van de Engelsen kwamen.”

In 795 ondernamen de Vikingen de eerste van vele aanvallen op Ierland, waarbij Lambay ten noorden van Dublin verwoest werd. Naarmate de expedities groter werden, werden de Vikingen steeds stoutmoediger. Zo begonnen ze grotere doelwitten aan te vallen en gingen ze steeds meer landinwaarts. Elke rivier van de Elbe tot de Guadalquivir en elke Engelse en Ierse rivier werd op den duur bevaren door Vikingschepen. De monnik en geschiedschrijver Ermentar (Ermentarius) van het eiland Noirmoutier schreef:

“Het aantal schepen neemt toe, het aantal Noormannen blijft groeien, overal zijn de christenen slachtoffer van slachtingen en plunderingen, van verwoestingen en branden waarvan duidelijke bewijzen zijn overgeleverd”.

In 845 vielen de Vikingen zelfs Parijs aan met een vloot van 120 schepen met 5000 man aan boord. Later, in 865, vond één van de bekendste invasies plaats: de inval van het groot heidens leger in Engeland. De naam van het grote heidense leger is afgeleid uit de Angelsaksische kroniek. Het leger had een omvang van naar verluidt 15000 man. Dit was de grootste invasie die Engeland heeft meegemaakt sinds de inval van de Romeinse legioenen in het jaar 43. Volgens de Angelsaksische kroniek werd dit leger geleid door de zonen van de befaamde Ragnar Lodbrok. De christelijke kroniekschrijvers hadden meestal moeite om de oorsprong van hun aanvallers te identificeren. Desondanks wisten ze toch dat ieder Scandinavisch volk een bepaalde voorkeur had in de richting waar ze naartoe zouden varen. De kroniekschrijvers konden opmaken dat de Deense Vikingen vaak de kusten van de Zuidelijke-Noordzee als doelwit kozen, terwijl de Noorse Vikingen het noorden van Schotland aanvielen. Men kan uit de kronieken afleiden dat de belegering van Parijs in 845 en de invasie van Engeland in 865 een alliantie was tussen de Noorse en Deense Vikingen.

Voorbereiding

Voordat iemand meeging op expeditie moest hij zich voorbereiden op de reis door zelf zijn wapenuitrusting en andere voorraden aan te schaffen. Hoe rijker iemand was, hoe beter hij zich kon voorbereiden, door onder andere een betere wapenuitrusting te kopen. Alleen de allerrijksten konden een maliënkolder en zwaard aanschaffen. Meestal was de krijgsheer de enige die een maliënkolder droeg en met een zwaard vocht. De andere krijgers vochten met bijlen en speren en droegen een lederen tuniek. De Vikingen hadden geen zware wapenuitrustingen zoals vele andere volkeren in Europa. Dit was voordelig voor de Vikingen, omdat ze op die manier beweeglijker waren op het slagveld. Zelf de allerarmste Viking die enkel een bijl, waarmee hij het hout kapte, als wapen had, was op die manier sneller en behendiger dan de gemiddelde Frankische soldaat.

Eén van de belangrijkste verdedigingsmiddelen van een Viking was zijn schild, omdat dit gebruikt kon worden in de schildmuur. Uit bepaalde bronnen kan men afleiden dat sommige Vikingen bizarre manieren hadden om zich beter te kunnen verdedigen tegen zwaardslagen. In de Eyrbyggia sage wordt een Vikingkrijger beschreven die zijn drinkhoorn in zijn tuniek had genaaid. Een andere Vikingkrijger uit de Grettis sage had zijn lederen drinkzak op zijn schouder bevestigd. Na een plundertocht konden de armere krijgers een betere uitrusting als oorlogsbuit uitkiezen. Wapens werden niet alleen gebruikt in de strijd, het waren ook statussymbolen. Iedere vrije man had een wapen en wist hoe hij zijn wapen moest gebruiken. Het dragen van een wapen was het basisrecht van iedere Viking. De visie was dat hoe meer je investeerde in de wapenuitrusting, hoe meer je er van zou terugkrijgen tijdens de expeditie. Naast bewapening waren ook de voedselvoorraden voor de zeereis een essentieel element. De zeereis kon tot twintig dagen duren, waarbij de duur vooral afhing van de weersomstandigheden. Een expeditie was voor een Viking de ideale kans op een beter leven. Dit was zeker het geval voor de kinderen die na de eerstgeborene kwamen. Zij hadden de meeste motivatie en redenen om mee te gaan.

Tot nu toe kunnen we besluiten dat de eerste expedities een soort van verkenningstochten waren, waarbij de deelnemers hoopten op een betere toekomst.

Evolutie in de raids en het verzet

Karel de Kale
Karel de Kale
Naarmate de plundertochten in frequentie toenamen, begonnen verschillende gebieden zich beter voor te bereiden op een mogelijke inval. De verdediging was aanvankelijk in handen van regionale vertegenwoordigers. Hierbij bestond de verdediging vooral uit boeren. Deze vrijwilligers hadden weinig ervaring, noch goede wapens waardoor deze al snel op de vlucht gingen. Geleidelijk aan kwam het besef dat het Viking-probleem veel serieuzer aanpakt moest worden. In Frankia liet Karel de Kale signaalvuren bouwen, van de kust tot diep in het binnenland. Zodra er vijanden op komst waren kon iedereen op tijd gewaarschuwd worden. Als de signaalvuren werden aangestoken konden de kloosters beginnen met het evacueren van al hun rijkdommen.

Naast signaalvuren werden er ook versterkte bruggen over de Seine gebouwd om zo de Vikingschepen tegen te houden. De bruggen die gebouwd en gerenoveerd werden hebben uiteindelijk niet veel uitgehaald. De Vikingen haalden dan immers hun schepen uit het water en duwden ze voort over land door middel van boomstammen.

Karel de Kale vaardigde een verbod uit op de uitvoer van wapens en paarden om te voorkomen dat ze in de handen van Vikingen vielen. Het Frankische zwaard was een van de meest gewilde wapens van die tijd. Iedereen die betrapt werd op het exporteren van Frankische zwaarden en andere wapenuitrustingen werd bedreigd met de doodstraf. Karel de Kale nam iedereen die een paard kon betalen op in zijn leger. Op die manier breidde hij de cavalerie enorm uit en kon men zeer snel ter plaatse zijn als er vijanden waren. De cavalerie die was opgericht was zeer effectief tegen de Vikingen. In de Slag bij Saucourt in 881 verloren de Vikingen 8000 man aan de Frankische cavalerie.

In Wessex liet Alfred de Grote verschillende ringwalburchten aanleggen die allemaal binnen de 20 mijl van elkaar lagen. Hij zorgde er ook voor dat iedere burcht een garnizoen had van 160 man met bedienden die kookten en de paarden verzorgden. De overige kosten van die forten kwamen ten laste van de lokale edelen, zelfs als het ging om geestelijken. Normaal moesten bisschoppen geen financiële bijdrage leveren aan militaire ondernemingen, maar in tijden van crisis werden ze gedwongen om bij te dragen aan de verdediging van het koninkrijk. In 881 liet koning Alfred een vloot bouwen met schepen die elk 100 man konden dragen om zo de Vikingen te kunnen aanvallen voordat deze konden landen. Naast Wessex en Frankia, werden ook in Friesland verschillende versterkingen gebouwd.

Slag bij Saucourt - Jean-Joseph Dassy
Slag bij Saucourt – Jean-Joseph Dassy

Omdat de verdediging nu beter georganiseerd was, werden de aanvallen van de Vikingen ook beter georganiseerd en grootschaliger. De Vikingen observeerden de christelijke maatschappij om hem zo beter te begrijpen. Ze verkregen een groot deel van de informatie van reizigers en handelaars die de samenleving goed kenden. Zo begonnen de Vikingen meer en meer aanvallen te plegen op zon- en feestdagen. Er zijn ook gevallen bekend dat de Vikingen relieken van kerken en kloosters gijzelden om hoge sommen losgeld te kunnen vragen. Ook werden personen gegijzeld en soms zelfs de volledige bevolking van een dorp. Dit deden de Vikingen voornamelijk als de aanval op een zondag plaatsvond, want dan zat de volledige bevolking in de kerk, wat ideaal was om gevangenen te maken. Zo werd in 858 de abt van St.Denis gegijzeld door Vikingen en werd er 680 pond goud en 3000 pond zilver als losgeld betaald. Een enorm hoog bedrag voor één gevangene.

In de eerste helft van de negende eeuw werden de raids alleen in de zomer georganiseerd. Nadien bouwden de Vikingen uitvalbasissen, zodat ze daar ook in de winter konden blijven. Veel van die uitvalbasissen waren gelegen in Ierland zoals in Dublin en The Isle of Man. Er werden verschillende forten gebouwd die zeer goed verdedigbaar waren. Een voorbeeld hiervan is een fort dat in 885 net buiten Parijs werd gebouwd. Hierbij maakten de Vikingen gebruik van een kerk die ze tot een fort transformeerden. De Vikingen bouwden er een volledige omheining rondom, inclusief gracht. Daarnaast werden verschillende putten gegraven om Frankische cavalerie tegen te houden.

Naast het bouwen van uitvalbasissen en forten verkregen de Vikingen steeds meer inzicht in de politieke situatie van een land. Zo maakten de Vikingen in de jaren tussen 830 en 840 handig gebruik van de Frankische burgeroorlogen. De dood van Lodewijk de Vrome in 840 zorgde voor oorlog tussen zijn drie zonen en de verdeling van het rijk. De Vikingen werden aangetrokken door dit conflict en waagden zich dieper het land in, met grotere aantallen. Midden- en Oost-Frankia bleven gespaard van grote raids, maar West-Frankia onder Karel de Kale was verzwakt door de dreiging van zijn broers en door verschillende opstanden van edelen. De Vikingen hebben vijfentwintig jaar lang van deze situatie gebruik kunnen maken. Pas rond 860 kon Karel de Kale de Vikingcrisis aanpakken. Zoals eerder vermeld deed hij dit door de bouw van forten en signaalvuren. Daarnaast begon hij ook met bepaalde krijgsheren te onderhandelen om op die manier bepaalde Vikingstammen tegen elkaar op te zetten.

Vikingleider Rollo - cc
Vikingleider Rollo – cc
Karel de Kale was niet de enige die onderhandelde met Vikingen. Het Byzantijnse rijk nam zelfs Vikingen op in hun leger als huurlingen. De Vikingen die vochten voor het Byzantijnse rijk staan ook bekend als de Varangiërs. Een typerend voorbeeld is het verhaal van Ethelwold. Na de dood van koning Alfred de Grote in 899 had Ethelwold van Wessex recht op de troon. Maar deze troon werd echter ingepalmd door Edward de Oudere, de oudere zoon van Alfred. Ethelwold was gedwongen te vluchten naar Northumbria, op dat moment bezet door de Vikingen. Hier sloot Ethelwold een alliantie. Hij viel met zijn leger Wessex aan en versloeg koning Eduard. Ethelwold sneuvelde echter zelf op het slagveld.

Even typerend is de Frankische koning Karel de Eenvoudige die Vikingleider Rollo verschillende gebieden gaf, onder andere Normandië, op voorwaarde dat hij geen plundertochten meer zou ondernemen en dat hij Frankia verdedigde tegen andere invallende Vikingen. Rollo liet zich dopen en veranderde zijn naam in Robert. Hij kreeg de hand van Poppa van Bayeux en verwekte bij haar kinderen. Uit dit geslacht zou Willem I van Normandië voortkomen.

Karel de Dikke maakte gebruik van een andere strategie. Zo betaalde hij een Vikingleider, genaamd Godfried, 2000 pond zilver en liet hij hem trouwen met de dochter van Lothar II van Lorraine zodat hij een vazal werd. In juni 885 liet Karel de Dikke Godfried vermoorden. Het voorbeeld van Karel de Dikke is een uitzonderlijk voorbeeld want de meeste koningen probeerden de Vikingen gewoon af te kopen met goud en zilver. Zo was er een Vikingleider genaamd Weland die 2000 pond zilver en wat vee vroeg aan Karel de Kale. Karel de Kale had geen andere keuze en accepteerde het voorstel. Het duurde veel te lang om zo een hoog bedrag te kunnen verzamelen dat Weland zijn prijs verhoogde naar 5000 pond zilver. Karel de Kale weigerde dit eerst, maar toen Weland dreigde aan te vallen betaalde Karel de Kale hem 6000 pond aan zilver. Zo trok Weland zich terug als een rijk man zonder dat er een zwaard getrokken was.

Uiteindelijk had Frankia meer dan 40.000 pond goud weggegeven aan de Vikingen en nog eens tienduizenden pond geïnvesteerd in de bouw van bruggen en forten. Ierland, dat bijna onder de voet werd gelopen door de Vikingen, probeerde zich ook te verdedigen. Maar het gebied was zelf zo verdeeld dat het geen initiatieven kon nemen tegen de Vikingen. Hier en daar nam de clerus het heft in handen om de verdediging te organiseren. In 845 sloegen de abt van Terryglass en de abt van Armagh de handen in elkaar om met een lokale militie het Vikinggeweld van repliek te dienen. De abt van Terryglass werd gedood in de strijd en de abt van Armagh werd gevangen genomen. Dublin zou uiteindelijk één van de belangrijkste havens worden voor de Vikingen.

Detail van een Vikingschip - cc
Detail van een Vikingschip – cc
Vanaf 870 hadden de Vikingen in Ierland te kampen met een tekort aan manschappen omdat er velen emigreerden naar het pas ontdekte IJsland. De Vikingen die achterbleven waren hierdoor heel kwetsbaar, waardoor Dublin in 902 weer in Ierse handen viel. Vikingleider Sitric de Eenogige kwam in 914 terug met een leger. Hij zeilde met zijn schepen de haven van Dublin binnen en versloeg het Ierse leger waardoor Dublin weer in de handen van de Vikingen viel. Tussen de jaren 918 en 920 waren er toch verschillende koningen van Ierland die er in slaagden zich te verenigen om een offensief tegen de Vikingen te ondernemen. Dit resulteerde in één van de zwaarste nederlagen voor Ierland. Sitric de Eenogige verpletterde de Ierse troepen en doodde verschillende leiders. Deze overwinning zorgde ervoor dat Dublin in Vikinghanden bleef. Nadien zeilde Sitric naar York en opende hij een belangrijke handelsroute tussen Dublin en York.

Uit het voorgaande kunnen we besluiten dat de acties die werden ondernomen om de Vikingen tegen te houden maar een tijdelijk effect hadden. De Vikingen waren op bepaalde momenten gedwongen zich terug te trekken, maar kwamen nadien meestal in groteren getalle en beter voorbereid terug, met als gevolg dat er vaak alsnog een grote nederlaag werd geleden. In veel gevallen hadden de steden al hun goud en zilver al klaargelegd voor de Vikingen, in de hoop dat hun stad zo gespaard zou blijven van verwoesting. De Vikingen waren voornamelijk succesvol omdat ze zich zeer snel aanpasten aan de situatie. Ze informeerden zich over de structuur van de samenleving, zowel op militair als op sociaal vlak. Op die manier konden de Vikingen beter hun doelwitten uitkiezen en de aanvallen beter voorbereiden. Dit konden ze het best doen tijdens de overwintering.

Zoals eerder aangegeven was Frankia na een paar decennia bankroet. Alle streken aan de kust werden verlaten omdat de bevolking massaal naar het binnenland vluchtte. De overwinningen op de Vikingen waren altijd maar tijdelijk. Na een nederlaag kwamen de Vikingen doorgaans beter georganiseerd terug. Er zijn maar weinig situaties waarbij de Vikingen definitief of groots verslagen werden. Eén van die zeldzame overwinningen werd geboekt door koning Alfred de Grote, die na tientallen veldslagen, waaronder veel nederlagen, de Vikingen kon tegenhouden in Wessex. De meeste Vikingen zijn uiteindelijk geïntegreerd in de samenleving, zoals Rollo in Normandië. De bekering tot het christendom van veel Vikingen was hierbij een belangrijke factor. Een belangrijk motief is tevens dat de Vikingen ook veel meer interesse hadden in koloniseren. Een permanente aanwezigheid in steden zoals Dublin en York zijn hier een perfect voorbeeld van.

Intimidatie en superioriteit op het slagveld

Vikingen waren meesters op het slagveld en werden gevreesd in heel Europa. Zoals eerder vermeld maakten de Vikingen gebruik van zogenaamde hit and run tactieken. Het verrassingseffect was hun grootste bondgenoot. Ze konden heel snel toeslaan en zich terugtrekken dankzij hun speciale schepen. Deze zogenoemde ‘langschepen’ hadden slechts een kleine diepgang waardoor ze met gemak op de rivieren landinwaarts konden varen Er was geen ander schip in Europa dat deze schepen kon overtreffen.

Ook de gevechtstactiek van de Vikingen was zeer efficiënt. De Vikingen maakten gebruik van verschillende strategieën en slagordes om zo hun vijand in de val te lokken. Ondanks dat cavalerie bijna niet gebruikt werd was een Vikingleger zeer bewegelijk in vergelijking met een doorsnee Europees leger. De basisgevechtsformatie was de schildmuur. Hierbij liep men naast elkaar met het schild omhoog geheven, zodanig dat alle schilden elkaar overlapten en zo één muur vormen. Een variant hierop is dat de ene krijger zijn schild boven het ander schild hield om zo een hogere schildmuur te vormen die nog meer bescherming gaf tegen pijlen en speren. De voorste linie van een schildmuur bestond uit húskarls. Dit waren de huishoudtroepen van een krijgsheer of een koning. Zij hadden de beste uitrusting en waren goed voor de moraal van de overige krijgers. Als een krijger te ver uit de schildmuur naar voor ging betekende dat wellicht onmiddellijk zijn dood, als hij zich wat terugtrok betekende dit de dood van een van zijn medekrijgers met als gevolg het breken van de volledige schildmuur. In die schildmuur had men nog eens verschillende tactieken zoals het vormen van een wigformatie wat ook bekend staat als het wilde zwijn. Hierbij ging men zich opstellen in een driehoekvormige formatie om zo op de vijand af te stormen en de gelederen te breken. Achter de schildmuur stonden vaak boogschieters en speerwerpers die de schilden konden gebruiken om dekking te zoeken. Een schildmuur stond altijd onder het commando van een krijgsheer die de bevelen gaf. Deze aanvoerder bevond zich altijd in de voorste linie en was een voorbeeld voor zijn manschappen. Krijgsheren hadden in de meeste gevallen hun positie te danken aan hun ervaringen op het slagveld.

Door de bouw van uitvalbases, bleven de Vikingen langer op éénzelfde plaats. Hierdoor veranderde ook hun stijl van oorlogvoeren. Terwijl de Vikingen eerst bekend stonden als de mannen van de zee, begonnen zij zich meer en meer aan te passen aan het leven op het land. Zo maakten zij gebruik van rijdieren die ze ter plaatse hadden ingelijfd. Op die manier konden zij zich sneller bewegen in het binnenland en daardoor werd de omvang van hun plundertochten groter. De Vikingen konden zich verder weg van hun schepen wagen en konden nu ook gebruik maken van cavalerie op het slagveld. Desondanks melden de meeste bronnen dat de Vikingen liever vochten als infanterie dan als cavalerie. Men gebruikte de paarden eerder als transport om ergens sneller ter plaatse te zijn en om de oorlogsbuit terug te dragen.

De Vikingen waren aanvankelijk niet bekend met de regels van oorlogsvoering in Europa, en respecteerden die regels dan ook niet. Zo hielden de Vikingen totaal geen rekening met heilige grond zoals kerken en kloosters. Zoals eerder vermeld werden ook aanvallen uitgevoerd op zon- en feestdagen. Er zijn veel voorbeelden van aanvallen op een zondagochtend terwijl de gehele bevolking in de mis zat. Kerken en kloosters waren de grootste slachtoffers van plunderingen omdat die de grootste rijkdom in handen hadden. Doordat de Vikingen het vaak voorzien hadden op heilige grond, werden ze vaak als satanische duivels geportretteerd. Dit voedde natuurlijk ook de angst bij de bevolking en de soldaten. Het beeld dat men had van satanische duivels werd niet alleen veroorzaakt wegens van de plunderingen op heilige grond, maar ook door hun typische uiterlijk. Vikingen waren veel groter dan de meeste Europeanen in hun tijd. Dit is bewezen nadat archeologen verschillende skeletten van Vikingen hebben onderzocht.

Kasteel van Lindisfarne - cc
Kasteel van Lindisfarne – cc

Vikingen zagen er ook angstaanjagend uit omdat ze de omgeving rond hun ogen donker kleurden met een mengsel van krijt en kolen. Historici zijn nog altijd niet zeker of de Vikingen de rest van hun gezicht beschilderden. Er is maar één bron die meldt dat Vikingen hun gezicht blauw verfden voordat ze de strijd aangingen. Archeologen hebben skeletten gevonden waarvan kon worden afgeleid dat men de tanden beschilderde. Een ander element dat ongetwijfeld voor de nodige paniek zorgde was het gebruik waarbij de Vikingen voor de strijd veel lawaai maakten door op hun schilden te slaan en allerlei strijdkreten te roepen. Tenslotte hadden de Vikingen een speciale elite, genaamd berserkers. Deze berserkers geloofden dat de god Odin hen beschermde en dat ze daardoor geen bescherming nodig hadden. Ze vochten naakt en waren vaak dronken of onder invloed van paddenstoelen. Verhalen over extreme wreedheden maakten de reputatie van de Vikingen nog helser. Bij de plundering van een klooster werden alle priesters afgeslacht en probeerden de Vikingen informatie uit de abt los te krijgen. Omdat hij niets wou zeggen hakten ze de armen en benen van de man af. Het restant van zijn lichaam werd op het altaar achter gelaten. Zulke wreedheden kwamen niet vaak voor maar zorgden wel voor nog meer paniek onder de lokale bevolking.

De reputatie van de Vikingen boezemde veel angst in bij de Europese bevolking. Verhalen van wreedheden doen zeer snel de ronde en hebben een enorm effect op de moraal van de bevolking en de soldaten. Dat in combinatie met de geavanceerde militaire tactieken van de Vikingen vormde één van de belangrijkste factoren voor het succes van de plundertochten. Het succes van de Vikingen was dus voornamelijk een psychologische factor. Het beste voorbeeld hierbij zijn de plunderingen van kloosters en kerken. Dat was iets dat in de vroege-middeleeuwen niet voor mogelijk werd gehouden. De Vikingen hadden hun militaire overhand op het slagveld te danken aan hun slagordes. Ook hun cultuur speelde hier een belangrijke rol. Zoals eerder vermeld was sterven op het slagveld de grootste eer die een Viking ten deel kon vallen. Vikingen geloofden dat gesneuvelde strijders het Walhalla mochten betreden waar ze eeuwig konden feesten met de goden en hun geliefden. Door dit geloof vreesden de Vikingen de dood niet. Soms gingen er oudere mannen mee naar het slagveld die daar de dood zochten zodat ze niet zouden sterven van ouderdom in hun bed. Verder speelde het verrassingseffect en hun snelheid altijd in hun voordeel. Het volgende gezegde deed de ronde:

“Het is beter dat je niet gaat lopen, want dan zal je vermoeid sterven.”

Men wist nooit wanneer de Vikingen zouden toeslaan. Zelfs als men er in slaagde de Vikingen tegen te houden was dit vaak ten koste van veel verliezen en wetende dat ze zouden terugkomen. De moraal lag bij de bevolking en de soldaten zodanig laag dat vaak alles gedaan werd om een gevecht te vermijden.

~ Vigor Clius – Valentin van de Giessen
Bachelorstudent Geschiedenis

Overzicht van boeken over de Vikingen

×