Koningsdag 1834 in Veenhuizen
Een van de hoogtepunten van het jaar voor alle weeskinderen is 24 augustus, als ‘men in de kolonie Veenhuizen des Konings jaardag viert’. In 1834 valt dat op een zondag en is er een bezoeker die een verslag van de feestelijkheden schrijft voor de Groninger Courant. De verslaggever is behoorlijk geïmponeerd door de feestelijkheden en de entourage daaromheen.
Zowel in het eerste als in het derde gesticht zijn ‘de zalen der weezen van het eene einde tot het andere behangen met fraaije kroonen, guirlandes & allerlei andere versierselen’. En dat is ‘alles het werk der weezen’. De bezoeker uit zijn bewondering voor de daarbij aan de dag gelegde smaak en voor de inspanning en concludeert na zowel de ene als de andere kant van de gestichten te hebben gezien:
‘De jongens hadden er zich blijkbaar op toegelegd, om in hun werk de meisjes te overtreffen.’
De dag begint met kerkdiensten. De veteranen trekken daarnaartoe ‘in grand tenu, met slaande trom’. In de protestantse kerk worden ze verwelkomd met een militaire hymne, ‘heerlijk uitgevoerd door het zeer wel bezette orkest’. Enkele instrumentalisten van dat orkest zullen zich deze dienst, ondersteund door ‘een bijzonder goed koorgezang’, vaker laten horen als ze tot tweemaal toe een intermezzo tijdens de preek verzorgen.
De predikant heeft gekozen voor Ezra 6:10, over het bidden voor het leven van de koning en zijn zonen, om de gemeente te wijzen op ‘het hooge aanbelang van den verjaardag onzes Konings’. Met daarbij wel vermaningen om het bij het feesten ook weer niet al te dol te maken, waarbij hij zich vooral lijkt te richten tot de veteranen. Waarna het volledige orkest ‘zich nog eens voortreffelijk liet hooren’.
De rest van de dag ziet de verslaggever ‘betamende vrolijkheid van onderscheiden aard’. Er is muziek, veel muziek, zowel in een van de zalen van het eerste gesticht als in een tent die is opgericht op het binnenplein van het derde. Er zijn ‘onderscheidene wedspelen’, als ‘sprietloopen, aaltrekken, in den zak loopen’.
Als de avond valt zijn alle drie de gestichten ‘fraai geillumineerd, ook wat de zalen betreft’. Men vermaakt zich de hele avond met ‘eene zeer groote menigte zoogenaamde zwermen of voetzoekers’, er wordt vuurwerk afgestoken, er zijn brandende pek- of teertonnen, de vrolijkheid is algemeen en duurt tot laat in de avond.
‘Het was een lust om te zien, …’
…vat de verslaggever zijn indrukken van deze koningsdag samen, ‘hoe de weezen zich zoo in als buiten de zalen vermaakten.’ De hele dag vindt niet de ‘minste ongeregeldheid of onwelvoegelijkheid’ plaats, het is ongecompliceerde vrolijkheid en onschuldig vermaak, het is ‘aangename uitspanning zonder uitspatting’. Om op die manier de verjaardag van de koning te vieren, dat moet, ‘zeide ik bij mij zelven, het echte Nederlandsche hart regt goed doen’.
Boek: De Kinderkolonie – Wil Schackmann