Soms wordt gezegd dat wij in Nederland geen eetcultuur kennen. Niets is minder waar, stelt Janny van der Heijden. In de zeventiende eeuw bestond deze wel degelijk, pronkte men met producten van eigen bodem of die men van ver haalde en hingen er trots afbeeldingen van gestapelde kazen of oesters aan de muur.
‘Dat is klein bier’ is een uitdrukking die wordt gebruikt om aan te geven dat iets niet belangrijk is of weinig waarde heeft. De uitdrukking vindt zijn oorsprong in de bierbrouwerij.
Voor de overheid is de belasting op bier al eeuwenlang een geliefde manier om de kas te spekken.
Als je meedoet aan een spel of sportwedstrijd maar geen kans maakt om te winnen, doe je "voor spek en bonen mee". In figuurlijke zin wordt de uitdrukking gebruikt om aan te geven dat iemand niet serieus wordt genomen of niet voor vol wordt gezien.
Op Koningsdag eten veel mensen een oranje tompouce, een gebakje met romige banketvulling en bovenop een oranje laagje glazuur. Deze traditie danken we aan onze huidige koning. Of eigenlijk meer aan zijn ouders.
Drie vrouwen bediscussiëren de prijs van het brood, volgens de lezing van fotograaf Bernard Eilers. Het is ergens tussen 1907 en 1914. Brood is de barometer van de sociale ongelijkheid, het vertelt hoe ruim of leeg je beurs is. Wit brood is ruim voor 1880 een voorrecht van de betere klasse: hoe witter, hoe beter. Donker brood is kost voor
Wie weinig geld heeft of gewoon zuinig wil leven, kan besluiten om een boterham zonder beleg te eten. In de volksmond staat zo’n droge boterham ook wel bekend als de boterham met tevredenheid.
Nederlanders staan bekend als kaaskoppen maar dat betekent niet dat iedere Nederlander elke dag kaas eet. Soms rijzen de prijzen de pan uit en moet men voor goedkoper broodbeleg kiezen. Een andere mogelijkheid: zuinig doen met de kostbare kaas. Schuifkaas kan in dat geval uitkomst bieden.
‘De warmste bollen! De vrolijkste bollen! De gelukkigste bollen!’ Bianca Bartels wist als kind al hoe je klanten de winkel in moest lokken. Hoe kan het ook anders met drie generaties bakkers aan vaders- en moederszijde.
Als je klare wijn schenkt, draai je er niet omheen maar geef je duidelijkheid, zonder iets achter te houden. Je spreekt de volledige waarheid ook al is die misschien ongemakkelijk.
Wie ergens een slaatje uit slaat, weet ergens van te profiteren. Het kan bijvoorbeeld gaan om een aankoop die onder zeer gunstige omstandigheden tot stand is gekomen.
Als iemand je heeft beloofd iets te doen, maar enige tijd later aangeeft dat het er nog niet van gekomen is kan deze persoon zeggen: wat in het vat zit, verzuurt niet. Daarmee wil men dan aangeven dat de belofte later alsnog vervuld zal worden.
Als we rondkijken in de wereld blijken er veel volken te zijn voor wie de eikel basisvoedsel is of was. Volgens de Karuk, de vertellers van de mythe over de eikelmeisjes, waren eikels ooit zelfs ‘spirit people’, die speciaal naar de aarde waren gekomen om als voedsel te dienen voor de mensen. Eikels zijn namelijk eersteklas eten.
De kaasschaaf is als eetgerei een onmisbaar accessoire. Bijna ieder Nederlands huishouden heeft wel een of meer kaasschaven in huis. Veel mensen denken dat de kaasschaaf een Nederlandse uitvinding is, maar dat is niet het geval.
In de jaren dertig waren veel Nederlandse ijsbereiders en -verkopers het zat. In de jaren hiervoor hadden ze steeds meer Italianen naar Nederland zien komen en velen van hen begaven zich op hún markt. Met kleine ijskarretjes gingen de immigranten langs de straten om hun vruchtenijs aan de man te brengen.
Je hoort of leest de uitspraak misschien niet vaak, maar hij bestaat nog steeds: ‘Met hoge heren is het kwaad kersen eten’. Waar komt de uitdrukking vandaan en wat betekent hij?
Hoewel groente en ander voedsel tegenwoordig ook vaak in glazen potten wordt verkocht, zijn metalen conservenblikken ook nog altijd populair. Voedsel in blik is lang houdbaar omdat het luchtdicht wordt bewaard en na sluiting bij hoge temperatuur is gesteriliseerd. De Engelse uitvinder Peter Durand ontving in 1810 patent op het conservenblik.
Genesis is dus zowat het eerste mainstream geschrift dat veganisme beschrijft. Of het daarmee een bestaande werkelijkheid uit die zesde eeuw (in het Tweestromenland?) reflecteert, of uit religieus-ideologische motieven (het startpunt van de vele voedselvoorschriften uit de Bijbel?) een ideaalwereld schetst, blijft voer voor discussie.
Nederland is neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dat betekent echter niet dat het land niets merkt van de oorlog. In de loop van 1916 ontstaan er bijvoorbeeld voedseltekorten. In Amsterdam leidt dat in de zomer van 1917 tot het zogenoemde Aardappeloproer.
Het gezegde ‘een appelflauwte krijgen’ horen en lezen we niet zo vaak meer in de Nederlandse taal. En dat is best jammer, want over de betekenis en de oorsprong van deze zegswijze valt best wel het een en ander te schrijven.