Terwijl de Atjehoorlog voortwoedde en Nederland, alle verwachtingen ten spijt, nog altijd niet gewonnen had, kwam er in 1900 een nieuw probleem bij. Dat meldde de arts L.J. Eilerts de Haan, werkzaam in het ziekenhuis aldaar. In verschillende artikelen beschreef hij dat er uit ziekenhuizen voeding werd gestolen.
In 1913 ging er een schok door militair Indië. De alom geliefde overste Scheepens, commandant van het 14de bataljon, was door een Atjeher aangevallen en zwaar gewond geraakt. Iedereen wist wat dit betekende. Ten eerste: de Atjeh-oorlog was dus helemaal niet gewonnen. Ten tweede: het koloniaal gezag stond op het spel.
In 1904 leidde Frits van Daalen (1863-1930) een tocht door het hart van Atjeh, door de Gajo-, Batak, en Alaslanden. In militaire kringen klonk er lof, in de Haagse regeringskringen was er kritiek.