In het boek Economie van de vernietiging (Unieboek | Het Spectrum, 2015) neemt de Engelse historicus Adam Tooze, sinds 2015 hoogleraar geschiedenis aan de Columbia University, de lezers mee in een kritische analyse van de nazi-economie. Hij laat overtuigend zien hoe de nazileiders de bevolking – veelal op slinkse wijze – wisten te mobiliseren voor de eigen economie. Zo wist Hitler niet alleen een enorme legerindustrie op te bouwen, maar kreeg hij ook de middelen voorhanden om zes miljoen Joden te vermoorden.
Tooze maakt duidelijk dat de complete nazi-economie maar één doel diende: (her)bewapening van de natie en daarmee: oorlogsvoering. Toozes boek verscheen al in 2006 en is nu in het Nederlands vertaald. Het boek werd terecht lovend ontvangen en Tooze ontving er de prestigieuze Wolfson History Prize voor.
Allesbepalende factoren in de wereldgeschiedenis
In de twintigste eeuw vormen vooral twee thema’s een constante in de Duitse geschiedenis: economische en technologische vooruitgang, gecombineerd met het voeren van oorlogen. Beide ontwikkelingen hingen nauw met elkaar samen en werden letterlijk verwoord door de politicus Gustav Stresemann als ambitieuze jonge afgevaardigde van de Nationalliberale Partei (NLP) in de Rijksdag:
Politiek (…) is tegenwoordig vooral politiek met het oog op de wereldeconomie. (23)
Politiek, lees: oorlog voeren, hing nauw samen met de economie. Toen Adolf Hitler in 1933 aan de macht kwam, werd dit nog duidelijker. Hitlers kijk op de economie was nog veel verbetener dan die van Stresemann. Hij beschouwde…
…de liberale ideologie van de vooruitgang, tot stand gebracht door vlijt, hard werken en vrijhandel, als een typische, door Joodse propagandisten verspreide leugen. Alle inspanningen van het Duitse volk om zijn heil te zoeken in de industrie en de handel, zouden slechts uitlopen op een concurrentiestrijd met Groot-Brittannië (…) Voor Hitler bestonden de allesbepalende factoren in de wereldgeschiedenis niet uit arbeid en bedrijvigheid, maar ging het om de Lebenskampf om de beperkte middelen van bestaan. (29)
Om deze reden meende Hitler Lebensraum nodig te hebben, om het voortbestaan en welvaren van het Duitse volk te kunnen garanderen. En deze ‘levensruimte’ moest worden verkregen door middel van een veroveringsoorlog.
Hardnekkige mythen
Adam Tooze onderstreept in zijn betoog dat er anders gekeken moet worden naar de nationaalsocialistische politiek nadat in februari 1933 Hitler Rijkskanselier was geworden. Over Hitlers economische politiek bestaan namelijk enkele hardnekkige mythen. Te vaak zijn historici er van uitgegaan, aldus Tooze, dat het aanpakken van de werkloosheid de eerste prioriteit van het naziregime was:
De ‘keynesiaanse ‘ thema’s werkgelegenheid en werkloosheid hebben nooit zo hoog op de agenda van Hitlers regering gestaan als doorgaans wordt aangenomen. De meest ingrijpende beslissingen op economisch terrein die in 1933-1934 werden genomen, betroffen niet de werkloosheid, maar de buitenlandse schuld, de munt en de herbewapening, en dat waren geen onderwerpen die getuigden van politieke argeloosheid. (56)
Zeer gedetailleerd analyseert Tooze de nazistische economische politiek van de jaren 1933-1945 en werpt een aantal interessante stellingen op over de nazi-economie in relatie tot herbewapening en oorlogsvoering. Natuurlijk passeren hierbij diverse nazi-kopstukken de revue die een substantiële rol speelden binnen het economisch beleid, onder wie Albert Speer en Hjalmar Schacht.
1936: oorlog op til
In het hoofdstuk over het jaar 1936, getiteld ‘Vier jaren tot aan de oorlog’, constateert Tooze terecht dat dit het jaar was waarin duidelijk werd dat er een oorlog aan de horizont opdoemde: Er leek duidelijk oorlog optil, zo duidelijk dat ’s werelds grootste markt voor verzekeringen, Lloyd’s of Londen, vanaf eind 1936 geen dekking tegen oorlogsschade meer uitgaf.
In Duitsland stonden de koppen nu extra op scherp, want het land had te maken met een dramatisch deviezentekort, wat de nazi’s zorgden baarde in verband met hun herbewapeningspolitiek. Deze situatie dwong tot hard ingrijpen van bovenaf:
Om een catastrofe te voorkomen gaf Hermann Göring meteen opdracht tot een draconische maatregel, gericht tegen privé-eigendommen. Iedere dollar, frank of pond, iedere gram goud, alle buitenlandse effecten in Duits bezit moesten het Rijk ter beschikking worden gesteld. Het was veelzeggend dat Göring aan SS-Gruppenführer Reinhart Heydrich de opdracht gaf om voor dat doel een ‘Devisenfahndungsamt’ op te zetten (…) Göring en zijn opsporingsapparaat zouden in de daaropvolgende twaalf maanden deviezen ter waarde van 473 miljoen RM binnenhalen – voldoende om Duitsland ten minste door de volgende achttien maanden te slepen. (248,249)