Geertje Dircks (ca. 1610-1656), geliefde van Rembrandt van Rijn. Dochter van Dirck Pieters van Edam en Jannetje (Jenneke) Jans van Kwadijk (gest. na 1648). Geertje Dircks trouwde in 1634 te Zwaag (bij Hoorn) met Abraham Claesz. (1602-1635?), scheepstrompetter. Over kinderen uit dit huwelijk is niets bekend.
Geertje Dircks groeide op in een eenvoudig gezin in Edam. Ze heeft waarschijnlijk nooit leren lezen of schrijven, want zij tekende met een soort hakenkruis. Haar ouders, die in 1599 waren getrouwd, hadden in elk geval nog een kind, Pieter, vermoedelijk de oudste zoon. Pieter heeft wel leren lezen en schrijven en is timmerman en zeeman geworden. Hij vestigde zich in Ransdorp. Meisjes als Geertje konden dienstmeisje worden, of als het meezat kindermeisje in een burgerfamilie, en verder hun best doen voor een goed huwelijk.
Droge min
Geertje Dircks trouwde rond haar vierentwintigste met de scheepstrompetter Abraham Claesz. Waarschijnlijk is Abraham al in 1635 overleden. In de literatuur wordt ervan uitgegaan dat Geertje daarna heeft gewerkt als kindermeisje van Trijntje Beets te Hoorn. Via een verblijf in het huishouden van haar broer in Ransdorp zou zij vervolgens rond 1641 in het huis van Rembrandt van Rijn (het tegenwoordige Rembrandthuis) terecht zijn gekomen als droge min (kindermeisje) van de op 22 september geboren Titus (1641-1668), de zoon van Rembrandt en Saskia Uylenburgh (1612-1642). Na Saskia’s dood in juni 1642 begon Rembrandt een verhouding met Geertje die duurde tot 1649. Zij leefden openlijk als man en vrouw. Daarom meende Houbraken dat Rembrandt was gehuwd met ‘een boerinnetje uit Ransdorp’, klein van stuk maar ‘welgemaakt van wezen en poezel van lichaam’. Ongetwijfeld heeft Rembrandt haar ook als schildersmodel gebruikt, maar geen van de door hem geschilderde of getekende vrouwen zijn met zekerheid als Geertje Dircks te identificeren.
Op 24 januari 1648 liet een op dat moment zieke Geertje Dircks haar testament opmaken: haar kleren liet ze na aan haar moeder, haar sieraden aan Titus, onder voorwaarde dat Trijntje Beets in Hoorn honderd gulden en Geertjes ‘conterfeitsel’ kreeg. Die sieraden, waaronder een diamanten ring, moeten uit Saskia’s nalatenschap afkomstig zijn geweest. Nu had Rembrandt daar slechts het vruchtgebruik van tot Titus, Saskia’s erfgenaam, volwassen werd. Waarschijnlijk was het dan ook op aandringen van Rembrandt dat Geertje haar testament zo had geformuleerd, dat de sieraden uiteindelijk weer bij Titus terecht zouden komen.
Scheiding
In 1649 ging het mis tussen Geertje en Rembrandt, waarschijnlijk omdat Hendrickje Stoffels (1626/7-1663) inmiddels op het toneel was verschenen. De scheiding is een drama geweest, de onderhandelingen over de alimentatie waren hard en langdurig. Rembrandt stelde in eerste instantie voor om Geertje jaarlijks zestig gulden uit te keren. Incidenteel zou hij haar, indien nodig, wat extra’s toestoppen. Een gesprek over deze regeling vond op 15 juni 1649 plaats in de keuken van Rembrandts huis, met Hendrickje als getuige. Geertje zelf verhuisde rond deze datum naar een kamer om de hoek, op het Rapenburg, zonder dat de alimentatie geregeld was.
Geertje Dircks wees Rembrandts voorstel af en wendde zich tot de huwelijkskrakeelkamer van Amsterdam. Rembrandt ging ondertussen door met zijn pogingen de alimentatie via een notaris te regelen, waarbij hij een steeds ruimere toelage aanbood. Geertje hield echter elke schikking af; zij wilde meer én ze wilde een uitspraak van hogerhand. Ze was immers niet alleen als geliefde aan de dijk gezet, maar had waarschijnlijk ook al jaren geen loon ontvangen voor haar werk als kindermeisje.
Op 23 oktober 1649 spraken de commissarissen van huwelijkse zaken zich over de zaak uit: Rembrandt werd verplicht tot een alimentatie van tweehonderd gulden per jaar. De commissarissen twijfelden niet aan de samenwoning, maar gingen stilzwijgend voorbij aan een eventuele huwelijksbelofte van Rembrandt aan Geertje. Ook Geertje moet geweten hebben dat er geen hoop was op een wettig huwelijk, gelet op het standsverschil tussen hen beiden en het feit dat Rembrandt dan de rechten op Saskia’s nalatenschap zou verliezen. Toen de alimentatie geregeld leek, benoemde Geertje Dircks haar broer Pieter en een neef tot haar voogden; zij zouden voortaan haar financiën regelen.
Geertje Dircks had bij de onderhandelingen steeds een sterke troef in handen: ze beschikte over Saskia’s sieraden. Toen ze haar nieuwe bestaan moest opbouwen, had ze ze al eens beleend. Steeds weer had Rembrandt in zijn schikkingsvoorstellen bedongen dat ze dit niet mocht doen en ze ook niet als betalingsmiddel mocht gebruiken. Ook de huwelijkskamer legde haar dit verbod nu op. Toch heeft ze de sieraden in 1650 weer beleend, bij Giertje Nannings in Amsterdam. Misschien is dit de aanleiding geweest om Geertje te laten opsluiten, misschien waren er ook andere redenen. Hoe het ook zij, Rembrandt is er in elk geval bij betrokken geweest. Bovendien heeft hij alles gedaan om haar detentie zo lang mogelijk te laten duren.
Spinhuis
Geertje Dircks heeft van augustus 1650 tot mei 1655 opgesloten gezeten in het Spinhuis te Gouda. Een dergelijke opsluiting vond doorgaans plaats op verzoek van de familie. De stukken hierover zijn niet bewaard gebleven, maar dat Rembrandt ook partij is geweest in de affaire, blijkt onomstotelijk uit een verklaring van Cornelia Jans, de vrouw die Geertje naar Gouda bracht. De kosten van Geertjes transport en de begeleiding, honderdveertig gulden, kon zij van Rembrandt terugvorderen.
In 1652 verzocht Geertje Dircks de kerkenraad van Amsterdam om haar familie in Edam op de hoogte te stellen van haar situatie, in de hoop dat zij zouden proberen haar vrij te krijgen, maar de kerkenraad ging daar niet op in. Uiteindelijk kwam de verlossing toch uit Edam. Begin 1655 is de familie in actie gekomen; toen kwam Trijn Jacobs, een van de verwanten, Rembrandt vertellen dat zij Geertje uit het spinhuis ging halen. Hij zou toen gezegd hebben dat dat haar zou berouwen en dreigend zijn vinger geheven hebben. Trijn Jacobs is toch gegaan en heeft Geertje Dircks meegenomen. Het bestuur van het Goudse spinhuis is niet ingegaan op dringende verzoeken van Rembrandt om te wachten op de terugkeer van Geertjes broer, die als varensman buitengaats was.
Ten slotte
Nog geen jaar na haar vrijlating ontnam Geertje Dircks haar broer de voogdij en liet ze notariële akten opstellen over Rembrandts rol bij haar opsluiting. Rembrandt intussen probeerde zich daartegen te wapenen door verklaringen te laten opstellen die de schuld bij de familie legden. Tussen Rembrandt en Pieter Dircks liep het daarbij scheef: Rembrandt liet Pieter zelfs arresteren ‘om hem te dwingen de waarheid te spreken’. Alles wijst erop dat Geertje van plan was een klacht tegen Rembrandt in te dienen en weer geld van hem te eisen. Dat is er niet meer van gekomen.
Geertje Dircks staat vermeld als een van de schuldeisers van Rembrandt, toen die in 1656 vroeg om een curator voor zijn boedel en daarmee een feitelijk faillissement toegaf. Dit is de laatste vermelding van Geertje Dircks in de tot nu toe bekende bronnen. Vermoedelijk is zij kort daarop in Edam gestorven.
Toen halverwege de negentiende eeuw het onderzoek naar het leven van Rembrandt op gang kwam, kwamen de verhalen over Geertje Dircks niet te pas: zij stonden het beeld van de schilder als vaderlandse held, nobel van inborst en zuiver van leven, in de weg. Geertjes opsluiting, voorzover vermeld, werd afgedaan als het insluiten van een krankzinnig geworden kindermeisje, waarbij haar soms heftige optreden als bewijs werd aangevoerd. Pas in de jaren zestig van de twintigste eeuw kreeg de affaire via de bronnenpublicaties van Vis en Wijnman bekendheid, ook al kwam Rembrandt daardoor in een minder fraai daglicht te staan.