Bijgenaamd El Batallador (de Strijdvaardige): koning Alfonso I van Aragón. Vierde koning van Aragón. Regeerde van 1104 tot zijn dood in 1134.
Hoewel het er even op leek dat de gebieden één zouden worden, kwam het hier niet van. Deze eenwording mislukte voornamelijk omdat Castilië en León het niet zagen zitten in een Aragonees als vorst én omdat de aartsbisschop van Toledo, Bernardus, liever Alfonso Ramirez op de troon zag. Deze Ramirez was een zoon van Urraca uit haar eerste huwelijk (met Raymond van Bourgondië).
De aartsbisschop verzette zich tegen Alfonso I van Aragón omdat deze in zijn ogen weinig diplomatiek te werk ging. Urraca van Castilië was diezelfde mening toegedaan en besloot haar erflanden op een dag zelf te gaan beheren. Dit leidde tot een oorlog die in 1114 beëindigd werd nadat Alfonso I beloofde dat hij Castilië na de dood van Urraca aan zijn stiefzoon zou afstaan.
In de periode 1119 tot 1120 wist hij zich meester te maken van Tarragona, Daroca en Catalayud. In 1125 drong hij door tot aan de Sierra de Alpujarras nadat hij te hulp geroepen was door de christenen van Andalusië.
In 1134 werd Alfonso I verslagen bij Fraga. Dit kort nadat hij Mequinenza ingenomen had. Geringe tijd na deze nederlaag overleed hij aan de verwoningen die hij tijdens de Slag om Fraga opgelopen had. Kort voor zijn overlijden had hij het bestuur van zijn koninkrijk overgedragen aan de ridderorden van de Tempeliers en aan de Hospitaalridders. Deze weigerden echter. Alfonso I werd uiteindelijk opgevolgd door zijn broer Ramiro II van Aragón.