Dark
Light

Johann Sebastian Bach en de eerste gezichtsreconstructie

De botten van Bach. Een cultuurgeschiedenis van de menselijke schedel – Jan Huijbrechts
5 minuten leestijd
De gelaatsreconstructie van Bach door Seffner en His — de allereerste craniofaciale reconstructie in de geschiedenis.
De gelaatsreconstructie van Bach door Seffner en His — de allereerste craniofaciale reconstructie in de geschiedenis. Uit: De botten van Bach
Waarom stonden er doodshoofden op piratenvlaggen? Waar zijn de schedels van beroemde componisten zoals Mozart, Haydn en Beethoven gebleven? Waarom gebruikten de Bulgaren het hoofd van een graaf van Vlaanderen als drinkbeker? Hingen de Kelten de afgehakte hoofden van hun verslagen tegenstanders op aan hun paarden? Was een Romeinse keizerin een wegbereidster voor de forensische wetenschap? In het recent verschenen boek De botten van Bach (Ertsberg) vertelt Jan Huijbrechts de geschiedenis van de mensheid aan de hand van onze hersenpan. Op Historiek een fragment dat leidde tot de titel, over de eerste gezichtsreconstructie bij de beroemde componist.


Johann Sebastian Bach en de eerste poging tot craniofaciale reconstructie

De Duitse componist Johann Sebastian Bach (1685-1750) heeft als één van de grootste en meest invloedrijke Europese componisten terecht een ereplaats gekregen in elke muziekencyclopedie. Vreemd genoeg vermeldt niet één van deze referentiewerken dat hij, weliswaar postuum, een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de forensische wetenschap.

Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Los van zijn magistrale muziek is er nauwelijks iets geweten over het leven van Johann Sebastian Bach. Dat er tot op vandaag vaak vuistdikke biografieën over hem blijven verschijnen, getuigt vooral van de rijke verbeelding van hun auteurs. Er zijn maar enkele historische feiten die we met zekerheid weten. Een daarvan is dat toen Bach op 28 juli 1750 in Leipzig aan de gevolgen van een beroerte overleed, hij drie dagen later anoniem werd begraven op het kerkhof van de Johanneskerk in Leipzig, de stad waar hij vanaf 1723 had geleefd. De exacte locatie van zijn laatste rustplaats raakte bij gebrek aan markering echter snel vergeten. Van de componist Robert Schumann is bekend dat hij in de zomer van 1836 op zoek ging naar het graf van Bach maar dat niet kon lokaliseren. Ook de Leipziger historici Carl Gretschel en Heinrich Heinlein die respectievelijk in 1836 en 1844 een studie over deze begraafplaats publiceerden, slaagden er niet in om de laatste rustplaats van de componist positief te identificeren.

‘De zoektocht naar Bachs schedel leidde tot de geboorte van een nieuwe wetenschappelijke discipline, de craniofaciale reconstructie’

In 1894 werd de Johanneskerk uitgebreid en gerenoveerd. In het raam van deze werken moest ook een deel van het kerkhof eraan geloven en bijgevolg was dit een uitgelezen kans om op zoek te gaan naar de verloren gewaande stoffelijke resten van de grote componist. Volgens de overlevering lag hij begraven op zes passen van de zuidelijke deur van de kerk in een eiken kist. Dit laatste detail was opmerkelijk. Uit de historische begrafenisregisters van de kerk weten we dat van de 1400 inwoners die in 1750 in Leipzig stierven er slechts twaalf in een eiken doodskist ter aarde werden besteld. Op 22 oktober 1894 werd op die plaats inderdaad een eiken kist gevonden. De stoffelijke resten uit deze kist werden in opdracht van het stadsbestuur door een team van anatomen en medici onder leiding van dr. Wilhelm His, professor anatomie van de universiteit van Leipzig, onderzocht en het kwam daarbij tot de conclusie dat het skelet van een man was die ongeveer 65 jaar oud was toen hij overleed. Een datering die overeenkwam met de leeftijd van Bach.

His’ bevindingen werden in het voorjaar van 1895 gepubliceerd in een 22 pagina’s tellend rapport met de ronkende titel Johann Sebastian Bach: Forschungen über dessen Grabstätte, Gebeine und Antlitz, dat moest bewijzen dat het skelet in kwestie wel degelijk dat van Bach was. His ging daarvoor nog een stap verder door te pogen op een afgietsel van het oorspronkelijke doodshoofd het gelaat te reconstrueren. De anatoom was er namelijk rotsvast van overtuigd dat het gezicht van een individu op basis van de schedel kon worden heropgebouwd. Hij mat, bij wijze van experiment de weefseldikte, ofwel de afstand tussen de huid en het bot, in de gezichten van zevenendertig verschillende kadavers op om op deze wijze tot gemiddelden te komen die hem in staat moesten stellen om tot een zo realistisch mogelijke gelaatsreconstructie te komen. Hij deed een beroep op zijn stadsgenoot, de beeldhouwer Carl L. Seffner, om hem hierbij een handje te helpen. Ze plaatsten markeerpinnen op de kopie van de schedel die overeenkwamen met de plaatsen in het aangezicht die gebruikt werden om de weefseldikte te bepalen. De lengte van deze markeerpunten was afhankelijk van de gemiddelde weefseldikte die, op basis van een aantal objectief meetbare indicatoren zoals ras, geslacht, leeftijd en lichaamsgewicht in een tabel werd bepaald. De toppen van deze pinnen gaven daarbij de buitenlijnen of contouren van het aangezicht weer. Vervolgens bracht de beeldhouwer tussen deze punten, op de juiste dikte, klei aan om zo, laag na laag, het gelaat te reconstrueren.

Bericht uit De West (1951) over de reconstructie.
Bericht uit De West (1951) over de reconstructie. Bron: Delpher.nl
Het eindresultaat kwam sterk overeen met een aantal portretten die van Bach waren geschilderd. Vandaag de dag is het in de forensische wetenschap de normaalste zaak van de wereld om ante-mortemgegevens te vergelijken met post-mortemgegevens. Maar in 1894 was het vergelijken met portretten een innovatie. Het probleem was echter wel dat Bach bij leven nooit geposeerd had voor een schilder, waardoor de waarde van deze portretten in vraag moet worden gesteld… De zoektocht naar Bachs schedel leidde echter wel tot de geboorte van een nieuwe wetenschappelijke discipline, de craniofaciale reconstructie (van schedel en aangezicht met andere woorden) voor forensische toepassingen met behulp van beeldvormende technieken. Deze techniek maakte opgeld en werd sindsdien onder de noemer forensic facial imaging dermate verfijnd dat forensische en politionele diensten over heel de wereld hem vandaag hanteren als een uiterst efficiënt hulpmiddel in identificatiedossiers.

In 1947 werd Bachs skelet voor een laatste maal onderzocht door dr. Rosenthal, die zich voor de identificatie deze keer niet richtte op de schedel maar op de lagere regionen. Hij had op de pelvis (bekken) van het skelet vergroeiingen of exostoses vastgesteld die volgens hem het gevolg waren van langdurig zitten en ook bij de plaatsen waar spieren en ligamenten in de armen hechtten vond hij sporen van vergroeiingen of enthesophytes die hij als kenmerken van een beroepsziekte onder organisten zag. Hij baseerde zich hierbij op röntgenopnamen van elf organisten die vanaf een erg jonge leeftijd, zoals Bach, orgel speelden. Hij noemde dit verschijnsel Organistenkrankheit. Op basis van dit onderzoek werd dan ook aangenomen dat dit wel degelijk de stoffelijke resten van Johann Sebastian Bach moesten zijn.

De botten van Bach - Jan Huijbrechts
De botten van Bach – Jan Huijbrechts
In het Medical Journal of Australia plaatsten Nederlandse medische academici in 2009 evenwel de grootste vraagtekens bij deze bevindingen Zij toetsten de röntgenopnamen van twaalf organisten aan die van een referentiegroep van niet-organisten. In de organistengroep bleek slechts 33 procent last te hebben van deze vergroeiingen, terwijl 75 procent van de niet-organisten last had van een gelijkaardig verschijnsel… De Nederlanders betwijfelden dan ook de accuraatheid van de reconstructie door His. Zij stellen dat het skelet naar alle waarschijnlijkheid niet dat van Bach is. Een vergelijking van het DNA van dit skelet met het DNA van Bachs zoon Carl Philipp Emanuel (1714-1788) zou uitsluitsel kunnen geven, maar het kerkbestuur van de St. Michaelskirche in Hamburg, waar hij begraven ligt, weigert obstinaat zijn graf te laten openen.

~ Jan Huijbrechts

Boek: De botten van Bach – Jan Huijbrechts

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

×