Tot half oktober is in het Anne Frank Huis in Amsterdam een tentoonstelling te zien over de mensen die de familie Frank hielpen bij hun onderduik. Ruim twee jaar lang zorgden zij dag in dag uit voor de veiligheid en het welzijn van de onderduikers.
Otto Frank besloot in 1942 het achterhuis van zijn bedrijf aan de Prinsengracht als onderduikplek te gebruiken. Hij vroeg zijn kantoorpersoneel hem te helpen want zonder hulp was onderduiken onmogelijk.
Johannes Kleiman, Miep Gies, Victor Kugler en Bep Voskuijl zorgden ruim twee jaar lang, dag in dag uit voor de onderduikers. Ook Mieps echtgenoot Jan Gies, en Beps vader Johan Voskuijl raakten bij de hulp betrokken. De helpers hielden het bedrijf gaande, regelden extra voedselbonnen en zorgden voor boodschappen, kleding, medicijnen, boeken en tijdschriften. Voor de onderduikers waren zij het enige contact met de buitenwereld en daarmee hun steun en toeverlaat.
In de tentoonstelling, getiteld De helpers van het Achterhuis is aan de hand van objecten en een video te zien hoe deze mensen de onderduikers bijstonden. De helpers namen een groot risico. De nazi’s straften mensen die Joden hielpen zwaar. Toen Otto Frank in juni 1945 als enige van de acht onderduikers terugkeerde, bleken alle helpers nog in leven.