Vandaag de dag is Antonio Vivaldi (1678-1741) misschien wel de eerste naam die valt als een componist uit de hoogbarok moet worden genoemd. Maar die positie heeft Vivaldi pas recent veroverd, dan wel heroverd. In tegenstelling tot Bach en Händel, van wie ononderbroken muziek beschikbaar is geweest, was Vivaldi tot kort voor de Tweede Wereldoorlog eigenlijk nauwelijks bekend buiten academische kringen. In het verhaal van de herontdekking van Vivaldi komt ook zijn centrale rol in het Venetiaanse muziekonderwijs naar voren.
Wat niet veel mensen weten is dat barokcomponist Antonio Vivaldi (1678-1741) een hele tijd uit beeld was in de muziek en pas begin vorige eeuw werd herontdekt. Dat Vivaldi uit het oog werd verloren, had onder andere te maken met de secularisatie en de financiële crisis van de kerken aan het einde van de achttiende eeuw. Tijdens zijn leven was hij echter immens populair. Naast de talrijke, door de aristocratie bekostigde, operatheaters bekleedde de kerk namelijk een centrale positie in het rijke muzieklandschap van Venetië. Maar liefst één op de vijf inwoners was geestelijke. Zo ook Vivaldi. Zijn bijnaam ‘il prete rosso’ (de rode priester) dankt hij aan de priesterwijding die hij op jonge leeftijd ontving. Het rode haar zat in de familie en Vivaldi’s vader gebruikte bovendien het pseudoniem Rossi als hij wel eens wat componeerde. Als priester bleek Vivaldi echter niet echt succesvol en vanwege zijn slechte gezondheid kreeg hij vaak vrijstelling van de belangrijkste religieuze taken, waardoor hij zich volledig op de muziek kon focussen. Toen hem duidelijk werd dat je als priester geen opera’s mocht componeren of dirigeren, stopte hij met zijn openbare priesterwerk.
Vioolleraar aan het Ospedale della Pietà
Hij kon nog wel als huispriester aan de slag in een zogeheten hospitaal, het Ospedale della Pietà, waarmee hij zich van een stabiel inkomen verzekerde. Hospitaals waren geen ziekenhuizen maar charitatieve tehuizen voor wezen en onwettige kinderen, van wie er genoeg waren in het bruisende Venetië. In de tehuizen kwamen klooster, school en muziekonderwijs samen. Al snel gaf Vivaldi zijn taak als huispriester op en wijdde hij zich in het Ospedale della Pietà volledig aan de muziek als componist, dirigent en vioolleraar. Hoewel er natuurlijk muziek werd gemaakt vanuit vroomheid, was het doel van het muziekonderwijs toch eerder om geld te verdienen dan om God te eren. Het Ospedale della Pietà was in Venetië een grote culturele attractie. Als je de mis wilde bijwonen, moest je een stoel huren. Zo voorzagen de hospitaals in het onderhoud van de wezen. Ze dreven allemaal op deze vorm van fondsenwerving.
Muziekonderwijs voor de meisjes
In de weeshuizen was het musiceren voorbehouden aan meisjes en vrouwen. Jongens moesten al op jonge leeftijd werken en verlieten de ‘charitas’ meestal snel om schoenmaker, wever of steenhouwer te worden. Heel wat vrouwen daarentegen sleten er hun leven. Wel moesten ze hun muzikale loopbaan opgeven zodra ze trouwden, wat vanzelfsprekend wenselijk was. Slechts enkelen wisten aan het systeem te ontsnappen en ontpopten zich met hulp van rijke bewonderaars tot grote operasterren. Het kwam dan ook regelmatig voor dat rijke families hun dochters in La Pietà onderbrachten om ze – uiteraard tegen betaling – een zangopleiding te laten volgen.
Zo’n carrière werd onder de weesmeisjes en –vrouwen allerminst gestimuleerd – ze mochten zelden of nooit buiten hun eigen kerk optreden. Gaandeweg werden de weeshuizen belangrijke muzikale centra, die elkaar naar de kroon staken en beconcurreerden om de beste componisten, muziekleraren en dirigenten. Vivaldi componeerde met liefde kerkmuziek voor La Pietà en heeft dan ook een grote rol gespeeld in het muziekonderwijs aan het hospitaal.