De Indonesische onafhankelijkheidsstrijd (1945-1950) stelde de Nederlandse krijgsmacht voor onverwachte en grote problemen. Militair-theoretisch werd geen afdoende oplossing gevonden. In de praktijk leidde dat tot opvoering van het geweldsniveau, waarbij de strijdkrachten bereid waren veel Indonesische burgerdoden op de koop toe te nemen.
Rond 1960 was Amsterdam heel even als het ware de cockpit van de wereldrevolutie. Vanuit de Nederlandse hoofdstad werden onder meer illegale activiteiten georganiseerd om de vrijheidsstrijd in Algerije te steunen.
Zijn maatschappelijke carrière voerde over een hobbelig pad, maar ten aanzien van het koloniale Indië was Dirk van Hogendorp een man die ver vooruit zag.
De naam Indonesië, waar komt die eigenlijk vandaan?
In februari worden de resultaten bekend gemaakt van een groot onderzoek naar de toepassing van geweld in Indonesië in de jaren 1945-1950.
Zachtjes gaat bij hedendaagse Indonesiërs soms nog een belletje rinkelen bij het horen van de naam Abdoel Rivai, maar grotendeels is deze arts/journalist vergeten. Ten onrechte, want hij was, begin twintigste eeuw, een wegbereider voor Indonesische nationalistische organisaties.
In Nederland vrijwel onbekend, maar de Fransen weten het nog goed. In 1907 stond ‘le Midi’, althans de grote zuidelijke wijnbouwregio Languedoc-Rousillon, in vuur en vlam. Letterlijk soms. En er vielen doden. Maar manschappen van het 17e regiment infanterie weigerden te schieten op het opstandige volk. Dat hielp om de regering-Clémenceau te laten zwichten voor eisen van de oproerlingen.
De ethische benadering van Indië, die in 1901 officiële Nederlandse regeringspolitiek werd, was grotendeels goed bedoeld. Maar het was een kwestie van: te weinig en te laat. De ethische politiek werd ingehaald door het Indonesische nationalisme, dat de ethici overigens zelf hadden helpen bevorderen.
In een uiterste poging oorlog in Indië te voorkomen toog het prominente PvdA-Kamerlid Frans Goedhart in 1947 naar Java. Zijn vredesmissie liep op niets uit, op 20 juli 1947 begon de eerste Nederlandse ‘politionele actie’ tegen de Republiek Indonesië. Maar was Goedharts missie niet al vanaf het begin kansloos? En is hij misschien een beetje bij de neus genomen door
Politieke twist is er al eeuwen over de familie Van Oranje-Nassau en geld, ook nu nog. Met enige regelmaat ligt het onderwerp ter tafel in de politieke arena. Maar honderd jaar geleden, op 9 en 10 november 1921, ging het er in de Tweede Kamer wel uitzonderlijk heftig aan toe.
Soeharto (1921-2008) bracht het in Indonesië tot een belangrijke militaire positie en hij werd zelfs de machtigste man van het land. Dat bleef hij liefst 32 jaar, waarvan dertig als president. Gezien zijn nederige afkomst en getroebleerde jeugd lag dat allerminst voor de hand.
De meeste mensen hebben het vermoedelijk nog altijd als vaststaand feit in hun hoofd: de Griekse hoofdstad is genoemd naar de godin Athene. Waarschijnlijker is echter het omgekeerde: de godin dankte haar naam aan de stad.
Welke rol ze precies speelde in de geschiedenis zijn de meeste Nederlanders al lang vergeten, maar dat gravin Jacoba van Beieren (1401-1436) een kranige dame was, is er in het onderwijs bij iedereen wel ingestampt. Over haar leven is veel aangedikt of regelrecht verzonnen. Curieus is dat ze eigenlijk zelfs niet Jacoba heette, maar Jaque.
De enige Indonesische minister die ooit deel uitmaakte van een Nederlands kabinet was Pangeran Adipati Soejono (1886-1945). Hoewel hij in het Nederlandse openbaar bestuur hoger reikte dan enige andere Indonesiër, was zijn ministerschap tragisch. De hoop die hij koesterde voor zijn geboorteland, werd door zijn collega’s in het Londense kabinet-Gerbrandy de grond in geboord.
Sinds 2012 heeft de Tweede Kamer de regie bij kabinetsformaties, het staatshoofd niet meer. Terugkijkend is de vraag: hoe stelden de koninginnen zich sinds de Tweede Wereldoorlog op bij dat cruciaalste proces in ons staatsbestel: de kabinetsformatie? Waren ze onpartijdig of drukten ze een eigen stempel?
Diplomaten, topambtenaren en bewindslieden zijn goed geschoold en drukken zich schriftelijk keurig uit. Toch is het vanuit het perspectief van 2021 opmerkelijk hoe deftig, soms op het overdrevene af, ze zo’n driekwart eeuw geleden schreven. Grasduinend in documenten over het Indië-conflict (1945-1950) waant de hedendaagse lezer zich geregeld in een andere, vreemde wereld.
Koppig hield Nederland in de jaren 1945-1950 vol: wat onze troepen in Indië doen, is politioneel optreden voor vrede en veiligheid. Grote operaties waren dus ‘politionele’ acties. Maar achter de schermen lieten autoriteiten in Nederland en Indië dat voor de buitenwereld bedoelde taalgebruik geregeld varen. Onderling repten ze onverbloemd over oorlog.
Nog in 2002 vroeg de Duitse justitie zich serieus af of de in 1940-1945 in Londen gevestigde Nederlandse regering wel wettig was, ja zelfs of de Nederlandse Staat toen nog wel bestond. Hoe verbluffend dat ook mag zijn, Nederlandse autoriteiten stelden zich in december 1948 en januari 1949 ten aanzien van de Republiek Indonesië op een standpunt dat erg leek
Historische studies worden, terecht, beoordeeld op de grote lijnen die ze beschrijven. Jammer is wel dat illustratieve, vaak heel menselijke details daarbij buiten beeld raken. Denk bijvoorbeeld aan het huilen waarin prins Hendrik eens uitbarstte toen hij hulp zocht in benarde tijden.
Koningin Wilhelmina heeft meer dan eens doelbewust uitgelokt dat militairen de regels overtraden – om ze vervolgens te laten straffen. Familieleden van enkele militairen die daarvan de dupe werden, hebben dat laten weten aan historicus Gerard Aalders.
Politieke hamvraag dezer dagen en weken: blijft Mark Rutte (VVD) premier en daarmee tevens de baas van het ministerie van Algemene Zaken? Niemand die dat nu al weet. Historische vraag: hoe is dat departement van Algemene Zaken eigenlijk ontstaan? Het is ontsproten aan het dekolonisatieconflict dat Nederland en Indonesië uitvochten in de jaren 1945-1950.