Tijdens carnaval gaan de remmen los en wordt er enkele dagen volop feest gevierd. Rozanne Versendaal, promovendus aan de Universiteit Utrecht, onderzocht welke functie carnaval in de late middeleeuwen had en concludeert dat ons huidige carnavalsfeest zijn wortels vindt in de middeleeuwen.
Versendaal bestudeert onder meer zogeheten spotteksten of ‘schertsende ordonnanties’ uit de late middeleeuwen. Hierin vond ze onder meer teksten over carnaval, dat tijdens de middeleeuwen vaak op verschillende momenten in de winterperiode werd gevierd. Net als tegenwoordig werden tijdens deze feesten alle hiërarchiën op zijn kop gezet. Zo werden zotten bijvoorbeeld tot koning gekroond en andere zotten of bedelaars, armen en zieken werden ‘aangesteld’ als de onderdanen van deze tijdelijke vorsten. En natuurlijk deed men zich ook in de middeleeuwen tijdens het carnaval (of vastenavond) tegoed aan veel eten en drinken.
Volgens de onderzoekster moet carnaval in het laat-middeleeuws perspectief niet alleen gezien worden als een soort uitlaatklep, waarbij men de wereld even op zijn kop zette. Versendaal stelt dat het carnaval uiting gaf aan een oud Bijbels gegeven: “wat dwaas is voor de mensen is wijs voor god”. Zo wordt bijvoorbeeld in 1 Korinthiërs 3:19 geschreven:
“Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden. Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God; want er is geschreven: Hij vat de wijzen in hun arglistigheid;” (online-bijbel.nl)
Carnaval kan in dat perspectief volgens Versendaal gezien worden als een letterlijke interpretatie van het dwaas worden, terwijl men in de vastenperiode juist weer wijs wordt en dichter tot God komt.