Midden jaren negentig doken er in enkele stadscentra prachtige winkels op. De Super Club-stores waarin de modernste elektronica te koop was en prachtig stond uitgestald. Het zou de etalage van Philips moeten worden. Maar de winkels waren een financieel drama voor het bedrijf. In 1997 sloten ze allemaal hun deuren. Het begon met de overname van een Belgisch videoimperium dat een groot luchtkasteel bleek te zijn.
Super Club begon als een Belgische firma. Het bedrijf werd in 1983 als videotheek opgericht door Maurits de Prins (1948-2012). Prins was een zakenman van twaalf werken en dertien ongelukken. Vanaf de jaren zestig probeerde hij op allerlei manieren rijk te worden. Eerst probeerde hij het zonder succes als verkoper in Zuid-Afrika. Daarna mislukte hij als frietbakker, jachthaveneigenaar, busverhuurder en meer. Maar met zijn videotheek leek het te lukken. Zeker nadat er enkele investeerders op afkwamen. In de loop van de jaren tachtig groeide zijn imperium als kool en vond hij steeds meer geldschieters. In diverse plaatsen werden winkels geopend. Niet alleen in Nederland en België maar ook in de Verenigde Staten. Ook werd geïnvesteerd in bioscopen en filmproductie. Op een gegeven moment werkten er 6000 mensen bij Super Club.
Een interessante kans lag er in 1989 toen Maurits de Prins in contact kwam met ambtenaar Thyl Gyselink. Hij was door de Belgische regering benoemd voor een fonds dat de economie in de regio moest stimuleren, na de sluiting van de Kempische steenkoolmijnen. De Prins overtuigde Gyselink van het plan om een filmstudio te openen in het gebied. Gyselink zag wel wat in de plannen en liet het fonds voor 33 miljoen euro aandelen kopen in Super Club. Ook anderen, waaronder het Nederlandse bedrijf Philips kochten aandelen in de keten. Jaap van Weezendonk en Urbain Devoldere, bestuurders van de Belgische tak van Philips, namen zitting in de raad van bestuur van Super Club.
Super Club bleek echter een zeepbel. En in 1990 barstte die uiteen. Na uitvoerig onderzoek bleek het bedrijf eigenlijk zo goed als bankroet. Het verlies bedroeg bijna achthonderd miljoen gulden en dat was negentig procent van de omzet. Ook bleek De Prins zijn investeringsafspraken niet na te komen. Het bedrijf bleek ook nooit winstgevend te zijn geweest. In 1989 was een flink verlies omgebogen naar winst, doordat de verkoop van aandelen als inkomsten werden meegenomen. Dit kon De Prins via een ondoorzichtige constructie van vennootschappen ongezien doen. Daarmee waren investeerders om de tuin geleid. De aandelen bleken volkomen waardeloos. In het begin van het jaar kostten de aandelen nog 275 gulden. Eind van dat jaar nog maar acht euro. Het werd het begin van slepende rechtszaken die nog jaren gingen duren. Super Club dreigde in 1991 failliet te gaan. Maar Philips, dat er al 404 miljoen gulden in had gestoken, zag nog wel kansen voor de winkels en voorkwam het faillissement. In 1992 trok het bedrijf de meerderheid van de aandelen naar zich toe. Philips CEO Jan Timmer was er op gebrand er een succes van te maken. Jaap van Weezendonk en Urbain Devoldere, verantwoordelijk voor het debacle, mochten het veld ruimen. Hoewel Van Weezendonk later zou terugkeren.
Om de zaak weer vlot te trekken werd Pieter Fitters van het Blokker-concern overgenomen en als directeur aangesteld. Fitters maakte van Super Club een winkel waarin consumentenelektronica van Philips op een aantrekkelijke manier kon worden uitgestald. Daarbij beperkte men zicht tot de lage landen. De winkels in de Verenigde Staten werden verkocht. Begin 1994 werd de eerste Super Club Home Entertainment Store geopend in Eindhoven. Er was een filmafdeling, een muziekafdeling, men verkocht computergames en ook kon de consument de CD-I, toen een van de beloftes, uitproberen. In de periode van 1994 tot 1996 openden een kleine honderd winkels in België en in Nederland. Ook werd de keten sponsor van schaatser Bart Veldkamp.
Het zat echter niet mee. Al snel doken spoken uit het verleden op. Oprichter Maurits de Prins spande een rechtszaak aan tegen Philips. Hij beweerde dat de overname door Philips op onrechtmatige wijze was geschied en claimde drie miljard dollar. Ook KPMG, dat bij de zaak betrokken werd, kreeg een aanklacht aan zijn broek. De Prins trok op met allerlei andere voormalige aandeelhouders die zich bedrogen voelden. De zaak met De Prins werd geschikt. Ook met de winkels liep het niet goed. De mooie winkels waren een ontzettende kostenpost en de marges waren te smal om ze winstgevend te maken. De winkels waren te groot en zaten op te dure locaties.
De bezem erdoor…
In 1996 vertrok Jan Timmer als bestuursvoorzitter van Philips. Hij werd opgevolgd door Cor Boonstra. De zakelijker ingestelde Boonstra had niet zoveel met de geldverslindende projectjes van Timmer en begon al snel de bezem door het concern te halen. Aan de geflopte CD-I en het verguisde Sport 7 werd snel een einde gemaakt. Ook het permanent verliesgevende Super Club ontkwam niet aan zijn bezem. Eind 1996 kondigde Boonstra aan dat de zaak flink gereorganiseerd zou worden. Maar al snel kwam hij tot de conclusie dat Super Club niet te redden was. Pieter Fitters, die hemel en aarde bewoog om Super Club te behouden, haakte uiteindelijk teleurgesteld af. Ook pogingen om de zaak te verkopen mislukten. Hans Breukhoven van de Free Record Shop verklaarde dat de opzet van de winkels zo verkeerd was dat winst maken onmogelijk was. Begin 1997 besloot Boonstra de stekker eruit te trekken en viel het doek definitief. Meer dan 500 medewerkers moesten op zoek naar een andere baan.
Met de sluiting van de winkels was Philips echter nog lang niet klaar met Super Club. Het bedrijf was nog verwikkeld in rechtszaken van voormalige aandeelhouders. En begin 1998 werd bekend dat Philips de aandeelhouders bedrogen had. Het had de aandelen van de overige aandeelhouders voor een lage prijs verkocht terwijl ze in het geheim de aandelen van De Prins voor een hoger bedrag hadden gekocht. Het imago van Philips kreeg opnieuw een deuk en bovenop de hoeveelheid geld die ze al verloren hadden mochten ze nog een hoop schadevergoedingen betalen. Ook De Prins ontsprong de dans niet. In het voorjaar van 1997 werd hij opgepakt. Na onderzoek bleek dat hij in 1989 grote sommen geld van de aandeelhouders had weggesluisd naar een BV in Luxemburg. Zakenman Jozef Delcroix zou hiervoor als stroman hebben gefungeerd. Twee maanden later werd De Prins voorlopig vrijgelaten in afwachting van de rechtszaak. In 1999 startte het proces over de aandelenzwendel van Super Club. In 2001 werd De Prins veroordeeld tot vier jaar celstraf wegens oplichting. Zijn jurist Charles Cool, die speciaal door Costa Rica aan Belgie wordt uitgeleverd, mocht twee jaar brommen. Ook Thyl Gyselink en een aantal medewerkers van het fonds Kempische Steenkoolmijnen werden gestraft met forse boetes. Delcroix wist vanwege gebrek aan bewijs buiten schot te blijven.
Na het uitzitten van zijn straf verhuisde De Prins naar Londen. Daar overleed hij in 2012 aan een hersenbloeding.