Bij Sidestone Press verschijnt juli 2018 het boek Beauty en fashion. De laatste trends uit het oude Rome. Hierin onthullen Dorothee Olthof & Martine Teunissen de schoonheidsidealen van de Romeinen: Hoe hielden zij hun huid glad en rimpelloos? Waarmee poetsten zij hun tanden? Welke kapsels waren in de mode? Gebruikten de vrouwen make-up? Klassieke teksten, beelden, schilderingen en archeologische vondsten onthullen de schoonheidsgeheimen van de Romeinen in dit rijk geïllustreerde boek. Op Historiek een fragment over de kijk op make-up, met een ouderwets recept voor anti-rimpelcreme.
Foundation, oogschaduw, eyeliner, mascara, wenkbrauwpotlood, lippenstift en rouge: een kleine greep uit het make-up-assortiment van nu. Al deze schoonheidsmiddelen waren al bekend bij de Romeinen, net als valse wenkbrauwen en schoonheidsvlekjes (taches de beauté). In dit hoofdstuk gaan we nader in op de make-up die de Romeinse vrouw gebruikte, de bronnen waaruit we die kennen en de bereidingswijze ervan.
Romeinse Make-up
Het woord cosmetica is afgeleid van het Griekse kosmeoo, ‘ordenen, opsmukken’, maar de Grieken en Romeinen gebruikten dit begrip zelf niet; het is pas vanaf de Renaissance in gebruik. De Romeinen hadden het over medicamentum, dat verwijst naar ‘medicijn’ of ‘bedwelmend product’ maar dat ook ‘cosmetisch hulpmiddel’ kan betekenen. In de Griekse en Romeinse teksten wordt niet altijd onderscheid gemaakt tussen geneesmiddelen en cosmetica, omdat ze vaak dezelfde grondstoffen bevatten én de producten ook vaak voor beide doeleinden werden gebruikt. Dioscorides gaf in De materia medica veel informatie over kruiden: hoe ze groeien, de medicinale en magische werking ervan, maar ook de toepassing in make-up, zoals bijvoorbeeld rode salpeter die in rouge werd gebruikt. Zijn vakgenoot Galenus, die een eeuw later leefde, vond dat producten die de natuurlijke schoonheid bevorderden, onderdeel waren van de geneeskunde. Plinius de Oudere, tijdgenoot van Dioscorides, gaf in zijn Naturalis Historia allerlei details over planten, mineralen en de handel hierin en gaf aan hoe hier schoonheidsmiddelen van werden gemaakt. Tussen make-up, geneeskunde en magie kon de scheidslijn dun zijn. Was het geen tovenarij dat een Romeinse vrouw zich zo mooi kon maken als een godin?
Het ideale gezicht in woord en beeld
Waartoe dienden al die middelen volgens deze en andere schrijvers? De Romeinse auteurs geven ons een ideaalbeeld van de Romeinse vrouw met een bleke huid zonder oneffenheden, met roze wangen en een jong, rimpelloos gezicht. De schoonheid van een vrouw werd gezien als teken van haar gezondheid. De godin Venus, die vaak is afgebeeld in badhuizen, geeft duidelijk de relatie aan tussen schoonheid en gezondheid. De blanke huid geeft de positie van de (rijke) getrouwde vrouw aan die niet te veel in de buitenlucht komt. Natuurlijk gingen vrouwen wel eens de deur uit voor een bezoek aan vrienden, het badhuis, de spelen of religieuze feesten. Om toch de gewenste lichte teint te behouden, namen zij hun toevlucht tot make-up of – heel praktisch – een parasol. Als een man bleek zag dan was dat juist een teken van een ongezonde en zelfs immorele leefstijl. Of hij was verliefd, volgens Ovidius.
Het is moeilijk te zeggen, in hoeverre de vrouwen aan dit beeld voldeden. Gebeeldhouwde portretten dragen niet meer de verf waarmee ze oorspronkelijk waren beschilderd. Vrouwengezichten op fresco’s zijn, voor zover ze geen godinnen voorstellen, sterk gestileerd. De prachtige Fayoemportretten zijn weliswaar realistisch geschilderde, maar wel degelijk geïdealiseerde beelden van vrouwen uit een zuidelijke streek. Hoe bleek of bruin ze in werkelijkheid waren, valt er niet goed uit op te maken. De portretten lijken vooral een natuurlijke schoonheid af te beelden. Dit past ook in het ideaalbeeld van de Romeinse vrouw van een goede echtgenote en moeder. Om deze schoonheid te verkrijgen, moet de natuur toch een handje geholpen worden.
Romeinse meningen over make-up
De Romeinse schrijvers zijn vaak niet positief over het gebruik van make-up: ze vinden dat het bedrieglijk is om er mooier uit te zien dan de werkelijkheid.
Martialis schrijft in zijn Epigrammen:
‘Je bent thuis, beste Paula, mijn schat,
maar je schoonheid is elders verspreid,
want je haar is zo pas door je meid
naar de kapster gebracht in de stad.
Naast je zijden gewaad dat daar ligt
prijkt je nieuwe sneeuwwitte gebit,
in die talloze doosjes hier zit
wat je ’s middags vertoont als gezicht.
Als je slaapt heb je er eigenlijk geen
tot het na je ontwaken herleeft.
Wie zijn eigen gezelschap niet heeft
is in bed toch wel uiterst alleen.
Maar met wimper en wenkbrauw beplakt
en met verfjes en poeders compleet,
ben je, deftig in zijde gekleed,
opgetuigd, ridicuul en bekakt.’
– Martialis, Ep. IX, 37
De filosoof Seneca vindt dat het mooier maken van het lichaam de ziel ontwricht. En Achilles Tatius, een schrijver uit de 2de eeuw na Chr., meent dat alles aan een vrouw bedrieglijk is, in woorden en in acties.
‘Zelfs als een vrouw er mooi uit ziet, komt dat door haar bewerkelijke make-up. Haar schoonheid bestaat helemaal uit parfum of haarverf of schoonheidsmiddeltjes.’ – Achilles Tatius, Leucippe et Clitophon II, 38, 2-3
Vanuit een heel ander perspectief vindt kerkvader Tertullianus dat vrouwen zich niet met zulke futiliteiten moeten bezighouden, omdat hun zielenheil veel belangrijker is. Het is tenslotte de schuld van de vrouw dat de mensheid uit het paradijs is verdreven en daar moet ze nu eeuwig voor boeten.
Daarnaast maken meerdere schrijvers er melding van dat de schoonheidsproducten stinken, zoals rouge gemaakt van de purperslak en de huidcrème van lanoline.
Propertius, een dichter uit de 1ste eeuw voor Chr., is een voorstander van meer natuurlijke schoonheid. Hij schrijft:
‘Nu wil je net als de Britten je met verf besmeren, gek meisje, dat de blonde prinses wil spelen met een exotische glans. Zo de natuur haar geschapen heeft, is elke schoonheid het mooiste; eerlijk, in Rome misstaat rouge uit Belgica op een wang. … Stel dat bijvoorbeeld een vrouw haar wangen met blauw zou bewerken, is dat daarom dan mooi, zo een gezicht van azuur? Wat mij persoonlijk betreft: voor mij kun je makkelijk mooi zijn: mooi genoeg ben je voor mij als je maar dagelijks komt!’ – Propertius, Elegiën II, 18D
De Londinium crème: Romeinse anti-rimpelcrème en foundation
– 20 gram tarwezetmeel
– 20 gram ossewit
– 8-9 gram tinoxide
Smelt het ossewit au-bain-marie. Voeg het zetmeel en de tinoxide al roerend toe. Tinoxide is niet giftig, maar je moet het niet inademen, dus roer het er voorzichtig door en draag eventueel een mondkapje. Haal het mengsel van het vuur en blijf flink roeren (of gebruik de mixer) tot de crème is afgekoeld. Mixen tijdens het afkoelen is van belang om een goede consistentie te krijgen, anders wordt de crème te hard.
Over de ingrediënten:
Het klinkt vrij simpel, een crème van rundervet, tarwezetmeel en tinoxide. Tegenwoordig zijn de ingrediënten kant-en-klaar te koop: tarwezetmeel bij de ouderwetse drogist, tinoxide bij een winkel met pottenbakkersbenodigdheden en ossewit bij de slager. Ossewit is uitgesmolten runderniervet. Gebruik een variant zonder anti-schuimmiddel of smelt het zelf uit. In de Romeinse Tijd was het bereiden van de bestanddelen echter een flinke klus. Marcus Porcius Cato (234-149 voor Chr) was een militair, veldheer en staatsman, die rond 180 voor Chr. een boek schreef met de titel De agricultura (Over de landbouw). Hierin geeft hij een recept voor het maken van tarwezetmeel: ‘
Maak tarwe goed schoon, doe die in een trog en voeg tweemaal per dag water toe. Giet op de tiende dag het water af en pers het water eruit. Plaats het in een nieuwe trog en roer door elkaar tot het een bezinksel wordt zoals wijndrab. Stop het in een nieuwe linnen zak en pers de brij uit boven een nieuwe kom. Wrijf het daarna opnieuw fijn. Zet de kom vervolgens te drogen in de zon.’
– Cato, De Agricultura, 87
De bezorgdheid van Romeinse mannen rond vrouwen met make-up lijkt ook verbonden te zijn met verleiding. Voor wie maakt de (getrouwde) vrouw zich eigenlijk zo mooi? Doet ze dat voor een andere man? Als de vrouwelijke verschijning niet gepast werd geacht, kon men twijfelen aan haar geschiktheid als partner en als moeder. Maar ze moest er ook zeker niet onverzorgd uitzien! ‘Cultus’ – een goede verzorging en een gecultiveerd uiterlijk – was heel belangrijk. Ovidius schrijft:
‘Een verzorgde druif geeft goede wijn en voor een rijke oogst moet ook het land verzorgd zijn. Schoonheid is een gift van God: wie kan zich erop beroemen? Het leeuwendeel van jullie kan zich echt geen schoonheid noemen. Slechts zorg kan voorkomen dat een mooi gezicht verwelkt, ook al is het net zo fraai als dat van Venus zelve.’ – Ovidius, Ars Am. III, 101-106
De Romeinse vrouw bewandelde een dunne grens tussen mooi en respectabel en overdreven en ordinair. Een man wilde een mooie, goedverzorgde vrouw, maar waar lag de grens tussen precies voldoende en teveel make-up, parfum en sieraden? Eigenlijk speelt deze kwestie nog steeds. Te opzichtig opgemaakte vrouwen vinden we nog steeds ordinair, maar geen vrouw van hoge status zal zonder make-up in de openbaarheid verschijnen.