Recent is alweer de zes druk verschenen van een standaardwerk over de buitenlandse politiek van Nederland van de zestiende eeuw tot heden: Duco Hellema, Nederland in de wereld. Op Historiek – volgend na een korte introductie van de redactie – leest u enkele fragmenten over Hollanditis, een fenomeen dat als typisch Nederlands beschouwd werd in het begin van de jaren 1980.
Duco Hellema is een gerenommeerd historicus, die talloze publicaties op zijn naam heeft staan over met name de Nederlandse buitenlandse politiek. Hij is emeritus hoogleraar Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht.
Komitee Kruisraketten Nee
‘Hollanditis’ is de term die gebruikt werd voor het Nederlandse verzet tegen de geplande plaatsing van kruisraketten in West-Europa, beginjaren 1980. Het begrip werd bedacht door de Amerikaanse geschiedkundige Walter Laqueur (geboren in 1921) in augustus 1981 in het artikel ‘Hollanditis: A New Stage in European Neutralism’. Hij wilde hierin onderstrepen dat de weerstand tegen kernwapens zich als een virus over Europa verspreidde. De Hollanditis bereikte in Nederland een hoogtepunt tijdens de grote anti-kruisraketdemonstraties in 1981 en 1983.
Drijvende kracht achter de twee grote kernwapendemonstraties waren het IKV (Interkerkelijk Vredesberaad, 1966), dat op 21 november 1981 een grote betoging organiseerde in Amsterdam (met 400.000 demonstranten), en het korte tijd later opgerichte Komitee Kruisraketten Nee (KKN, 1982), een Nederlandse protestbeweging die zich opstelde tegen het plaatsen van 48 Tomahawk-kruisvluchtwapens (kruisraketten) met kernkoppen in Woensdrecht.
Laatstgenoemde instantie – waarin organisaties als het IKV, Pax Christi en de FNV bij betrokken waren – organiseerde op 29 oktober 1983 de grootste massademonstratie die ooit in Nederland werd gehouden. In Den Haag kwamen ongeveer 550.000 mensen bij elkaar om te demonstreren tegen de plaatsing van kernwapens in Nederland. Twee jaar later, in oktober 1985, bood het Komitee minister-president Ruud Lubbers een petitie aan met 3,7 miljoen handtekeningen.
We vervolgen hieronder met enkele fragmenten over Hollanditis uit Duco Hellema’s boek Nederland in de wereld. De tekst, fragmentarisch overgenomen, is te vinden op de pagina’s 316-320.
Hollanditis
De Nederlandse publieke opinie verwierf in de eerste helft van de jaren tachtig wereldfaam vanwege het massale verzet tegen de plaatsing van 48 kruisraketten. Honderdduizenden trokken ten strijde tegen deze nieuwe kernwapens. Er was volgens sommige commentatoren zelf sprake van een eeuwenoude traditie. Zo meende de Amerikaanse auteur W. Laqueur dat Holland leed aan de aandoening Hollanditis en dat het traditionele Nederlandse neutralisme opnieuw de kop zou hebben opgestoken. Deze oordelen vormen een goede aanleiding iets langer stil te staan bij de rol van de publieke opinie en van het parlement bij de totstandkoming van het Nederlandse buitenlandse beleid.
Voor de Tweede Wereldoorlog was het buitenlands beleid een zaak geweest van een kleine, liberale en aristocratische elite. Het parlement had, afgezien van enkele opvallende uitzonderingen, zoals de Volkenbond en de Vlootwet, voor dat buitenlands beleid in het algemeen weinig belangstelling. Deze aristocratische atmosfeer leidde na de Tweede Wereldoorlog tot kritiek, vanwege de in sommige gevallen weinig manmoedige houding van de Nederlandse diplomaten tijdens de oorlog.
Gedurende het ministerschap van Stikker was ernaar gestreefd het aristocratische karakter van de buitenlands-politieke elite te doorbreken. Desondanks was Buitenlandse Zaken tot in de jaren zestig een liberaal-conservatief bolwerk gebleven. De instelling van het Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS) in 1964 deed deze liberaal-conservatieve signatuur verminderen. DGIS kwam al snel als het meer progressieve en minder steile onderdeel van het ministerie bekend te staan.
In de tweede helft van de jaren zestig werd het buitenlands beleid onderwerp van groeiende discussie en kritiek. In deze periode ontstond een reeks van comités en actiegroepen, die zich bezighielden met aspecten van buitenlandse en internationale politiek, vooral met de positie van landen in de Derde Wereld. (…) Het was vooral de kwestie-Vietnam die een grote invloed uitoefende op de openbare meningsvorming en die een meer kritische houding ten aanzien van de Nederlandse buitenlandse politiek bewerkstelligde.
De maatschappelijke kritiek werd eind jaren zestig, begin jaren zeventig in sterke mate gedragen door groepen en individuen die zich aan de linkerzijde van het politieke spectrum bevonden. Maar ook in kerkelijke kring ontstond – in beperkte mate al in de jaren vijftig – een groeiende belangstelling voor kwesties als onderontwikkeling en bewapening. De kerken en kerkelijke organisaties zouden, toen de linkse partijen aan het einde van de jaren zeventig in moeilijkheden geraakten, zelfs een centrale rol gaan spelen in het verzet tegen kernwapens. De kerken, en daarmee ook aanhangers van het CDA, droegen in belangrijke mate bij aan de oppositie tegen de introductie van de neutronenbom, hoewel activisten van de PSP en vooral de CPN toen nog een grote invloed uitoefenden. Het verzet tegen de kruisraketten was in nog veel mindere mate een zaak van links, en meer en meer een kwestie die werd bepaald door meer algemene, morele verontwaardiging.
De beweging tegen plaatsing van de kruisraketten was ook in politiek en sociaal opzicht omvangrijk. Het Komitee Kruisraketten Nee (KKN) bestond uit verschillende vredesorganisaties, uit de linkse partijen (met inbegrip van Partij van de Arbeid); ook de Federatie van Nederlandse Vakverenigingen (FNV) deed mee. Verschillende kerkelijke organisaties spraken zich uit tegen de plaatsing van de 48 kruisraketten, hetgeen het CDA in een moeilijke positie bracht. Twee massale demonstraties vonden plaats, een in Amsterdam in november 1981, die meer dan 400.000 deelnemers op de been bracht, en een in Den Haag in oktober 1983, die naar alle waarschijnlijkheid zelfs meer dan een half miljoen mensen trok. In de herfst van 1985 ondertekenden meer dan 3,7 miljoen Nederlanders een petitie tegen plaatsing. Opiniepeilingen toonden aan dat een kleine meerderheid van de bevolking tegen was.
De redenering dat de beweging tegen kruisraketten een uiting was van hernieuwd neutralisme, is niettemin aanvechtbaar. Het protest was zonder twijfel ingegeven door een morele afwijzing van kernwapens in het algemeen. Men zou ook kunnen stellen dat de publieke opinie zich, in tegenstelling tot de regering, nog niet aan de realiteit van de tweede Koude Oorlog had aangepast. Maar ook specifieke binnenlands-politieke omstandigheden hadden een grote invloed op het verzet tegen de kruisraketten. In 1977 ontstond betrekkelijk onverwacht de centrum-rechtse regering-Van Agt. De frustratie hieromtrent binnen de Partij van de Arbeid was groot en deed de PvdA-standpunten, althans tijdelijk, radicaliseren. Even zo belangrijk was de verwarring in CDA-kring en de wankelmoedigheid van de CDA-Kamerfractie, die de centrumrechtse regeringscoalities kwetsbaar maakten.
Invloed en succes van de kruisrakettenbeweging?
Het is niet gemakkelijk de invloed en het succes van de kruisrakettenbeweging te taxeren. Ze slaagde er in ieder geval in de uitvoering van het BAVO-dubbelbesluit tot een cruciale en omstreden kwestie te maken, meer dan in andere West-Europese NAVO-landen. De plaatsing van de kruisraketten werd verschillende malen uitgesteld. Nederland kreeg een internationale reputatie vanwege het verzet tegen de nieuwe kernwapens, hetgeen mogelijkerwijs ook enige invloed buiten Nederland heeft gehad. Desondanks slaagde de oppositiebeweging er uiteindelijk niet in de regering ervan te weerhouden akkoord te gaan met plaatsing. In de Tweede Kamer koos de CDA-fractie toch voor ondersteuning van het kabinet-Lubbers.
De internationale factoren die op de Nederlandse buitenlandse politiek inwerkten, bleken uiteindelijk toch sterker dan de binnenlandse meningsvorming. De tegenstanders van de kruisraketten concludeerden, zo meent J. van Putten, dat de Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken in die periode meer optraden als de vertegenwoordigers van de buitenwereld in Nederland dan andersom. Die indruk is ten dele juist Er bestond inderdaad sterke druk op Nederland en de regering diende te manoeuvreren tussen het Scylla van de NAVO-pressie en de Charybdis van de binnenlandse oppositie. Het lijkt erop dat alle conflicten over de kruisraketten het beeld bevestigen van georganiseerde aanpassing aan de internationale omstandigheden.
Boek: Nederland in de wereld. De buitenlandse politiek van Nederland – Duco Hellema
Meer Nederlandse politiek