Op 6 juli is het precies 600 jaar geleden dat Jan Hus werd veroordeeld tot de brandstapel tijdens het Concilie van Konstanz. Hij weigerde zijn ‘ketterse’ ideeën te herroepen en moest dat met de dood bekopen. Hus was een voorloper van Martin Luther, die dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst veel meer bekendheid heeft gekregen. In de tijd van Jan Hus werd alles nog met de hand geschreven. Waarom had een rooms-katholieke priester zoveel kritiek op zijn eigen kerk?
Jan Hus werd rond 1371 geboren in Husinec, een dorp in Zuid Bohemen, bezocht de Latijnse school in Prachatice en studeerde aan de Karelsuniversiteit in Praag. Als arme student viel hij op door zijn bijzondere ijver en zijn snelle studieresultaten. Hij was een overtuigd aanhanger van de katholieke leer.
In 1393 werd hij doctorandus in de filosofie en drie jaar later promoveerde hij, waarna hij docent werd aan de filosofische faculteit. In die tijd studeerde hij ook theologie. Al snel was hij één van de populairste docenten omdat hij niet streng was, en zich op een prettige manier onderhield met zijn studenten. Tot zover geen vuiltje aan de lucht. Hus was nog steeds overtuigd van de katholieke leer.
De eerste twijfel
Een latere student en vriend van Jan Hus, Jeronym Prazsky, studeerde enkele jaren in Oxford. Tijdens zijn verblijf kwam hij in aanraking met de geschriften van de filosoof John Wyclif, een Engelse theoloog van de filosofische faculteit in Oxford, die in 1384 was gestorven. Wyclif had kritiek op de Kerk, en schreef onder andere over drankmisbruik, corruptie, seksueel misbruik en uitbuiting van de leken.
Kopieën van deze teksten werden meegenomen naar de universiteit van Praag, waar ze ijverig werden bestudeerd, onder andere door Jan Hus. De inhoud raakte hem en hij stelde vast dat dezelfde wantoestanden zich ook voordeden in zijn eigen land. Hij raakte er steeds meer van overtuigd dat de Kerk een verkeerde weg had ingeslagen en terug moest naar de basis. Geen rijkdom, pracht en praal, een leven in eenvoud en vanuit het geloof zorgen voor elkaar en de ander met liefde tegemoet treden.
Hus was inmiddels tot priester gewijd en verbonden aan de kerk van Sint Michael de Aartsengel, in de straat Michalska in Praag, waar hij werd geconfronteerd met de problemen van de gelovigen, zoals armoede, ziekte, onderdrukking en angst. Een enorm contrast met zijn werkzaamheden als docent op de universiteit. Zijn denkwijze veranderde nog meer door de confrontatie met wat er leefde bij de gelovigen, en hij begon zich te verzetten tegen de misstanden in de Kerk. Zijn studenten en veel katholieken steunden hem daarbij.
Volgens de Duitse geleerden waren de geschriften van Wyclif ketters en het werd verboden ze te lezen of te vertalen. Hus ging echter gewoon door met het vertalen van deze geschriften in het Boheems. Hus werd voorganger in de Bethlehems kapel, waar alleen in de landstaal gepreekt mocht worden. Als voorstander van prediking in de landstaal, vond hij het ook belangrijk dat de bijbel vertaald werd in de eigen taal, zodat iedereen die kon lezen, kon begrijpen wat er stond. De katholieke kerk was hier sterk tegen en had dit aan het eind van de tiende eeuw zelfs verboden.
Conflict
Zijn ideeën voor een hervorming van de Kerk vonden een vruchtbare bodem en al snel was zijn naam ook buiten Praag bekend. In eerste instantie werd hij in zijn hervormingsideeën gesteund door de koning en de aartsbisschop. Dit veranderde in de loop der jaren, onder andere door een conflict over de pausen. Er waren in die tijd meerdere pausen tegelijk, het groot Westers schisma. Ook zijn openlijke afkeer tegen de verkoop van aflaten ter vergeving van zonden, werd hem niet in dank afgenomen.
De paus keerde zich tegen Hus en er werd een interdict over hem uitgesproken, waardoor hij Praag moest verlaten. Koning Vaclav kon hem niet meer steunen. Hus nam afscheid van zijn vrienden en volgelingen en vertrok naar het platteland. Deze verbanning gaf hem tijd om te schrijven, hij werkte onder andere aan een verbetering van de Boheemse Bijbelvertaling. Hus bleef echter een man van het volk en preekte al snel in de omgeving van zijn verblijfplaats.
Vanaf juli 1414 woonde hij in de burcht Krakovec, waar hij zich na verloop van tijd voorbereidde op zijn reis naar het Concilie van Konstanz. Hij schreef drie toespraken die hij daar hoopte te houden: over de vrede, over het geloof en een onderzoek naar de ontoereikendheid van de wetten van Christus.
Op 11 oktober vertrok Hus in gezelschap van goede vrienden vanuit Krakovec naar Konstanz, waar hij op 3 november aankwam. Na een afspraak met de paus, eind november 1414, werd hij gevangen genomen. Hij verbleef enige tijd in het Dominikaner klooster en werd daarna overgebracht naar de burcht Gottlieben. Pas begin juni 1415 werd hij overgebracht naar het Franziskaner klooster in Konstanz. Na ruim 6 maanden was men eindelijk zover was dat men hem kon verhoren.
Op woensdag 5 juni 1415 vond een eerste verhoor plaats. Hus was lichamelijk erg verzwakt en vroeg om een advocaat, maar dit werd hem geweigerd omdat hij terechtstond voor ketterij. De aanklacht bevatte 42 teksten die men had genomen uit zijn geschriften en werden omschreven als ketters, leugenachtig en schandalig, dezelfde benamingen die men een paar jaar eerder ook had gegeven aan de teksten van Wyclif.
Bij een latere zitting werden deze teksten behandeld en Hus had erop gestaan dat zijn originele handschriften ook aanwezig waren, omdat men sommige teksten ernstig had misvormd. Nadat alle aanklachten waren behandeld kon hij kiezen uit twee opties: zich overgeven aan het concilie of bij zijn standpunt blijven. Voor Hus was de keuze niet moeilijk, hij bleef bij zijn standpunt.
Naar aanleiding van de zittingen waren 12 aanklachten geschrapt en bleven er nog 30 over. Deze werden hem op 18 juni overhandigd en hij maakte aantekeningen in de marge, omdat hij geen papier had om op te schrijven.
Veroordeling
Zaterdag 6 juli begon het concilie met de ketterpreek, waarna alle aanklachten werden voorgelezen. Hus mocht niet reageren. Uiteindelijk werd het vonnis voorgelezen: de boeken van Hus waren ketters en moesten worden verbrand en hij werd zelf veroordeeld tot de brandstapel. Eerst werd hij nog uit het priesterambt gezet en men plaatste een papieren kettermijter op zijn hoofd. In processie liep men naar het stadsgedeelte Paradies, waar de terechtstelling zou plaatsvinden op de plek ‘Am alten Graben’.
Er werd hem nogmaals gevraagd te herroepen, maar Hus hoefde daar niet eens over na te denken. Het antwoord was steeds ‘nee’. Hij was bereid te sterven voor zijn ideeën. Herroepen daarvan zou hem diep ongelukkig hebben gemaakt, monddood, en het zou zijn geloofwaardigheid hebben aangetast. Hij zag zijn ideeën als de waarheid en daar sterf je voor. Dit had hij ook al eens aangegeven:
Hledaj pravdy, Slyš pravdu, Uč sě pravdě, Miluj pravdu, Prav pravdu, Drž pravdu, Braň pravdy až do smrtí (Zoek de waarheid, luister naar de waarheid, leer de waarheid, houdt van de waarheid, spreek de waarheid, behoudt de waarheid, verdedig de waarheid tot de dood.)
Deze woorden staan ook aangegeven op het Hus monument in de stad Praag.
Voor zijn straf werd voltrokken zou Hus nog de volgende profetische woorden hebben gezegd:
“Vandaag verbrandt gij een gans, maar uit zijn as zal een zwaan opstijgen en deze zult gij niet kunnen braden.”
Hierbij zou hij een toespeling hebben gemaakt op de betekenis van zijn naam, het Tsjechische woord hus betekent namelijk gans. In het oud-duits werd het woord Luder gebruikt voor zwaan. In de volgende eeuw stond Martin Luther op als reformator, zijn oorspronkelijke achternaam was Luder. Hij wordt gezien als de zwaan waar Hus van profeteerde. De zwaan is als teken zichtbaar op de torens van de kerkgebouwen van de Lutherse kerk in Nederland.
Toen de beulen het vuur ontstaken begon Hus met luide stem te zingen en toen de vlammen verder omhoog kwamen en de rook in zijn gezicht blies bad hij het ‘Onze Vader’, en zo stierf hij.
~ Ingeborg Kriegsman
Ingeborg Kriegsman heeft een boek geschreven over het leven van Jan Hus. Meer informatie is te vinden op haar website: www.ingeborgkriegsman.com