De mobilisatie van 1914-1918 eiste soms onverwachte slachtoffers, ook in het neutrale Nederland. In april 1915 kwam in Apeldoorn een vierjarig meisje, M. Mulder, op tragische wijze om het leven, zo meldde het Overveluwsch Dagblad. Al spelende viel ze in een pan kokend vet, waarna ze na een korte lijdensweg overleed.
Hulpgeschrei
De periodiek Overveluwsch Dagblad en Harderwijkerkrant van 24 april 1915 meldden in een artikel met de titel ‘Ook een slachtoffer der mobilisatie’, het volgende trieste nieuws:
“Zondagmiddag had het vierjarig dochtertje van J. Mulder te Apeldoorn, dat al spelende achteruit liep, het ongeluk achterover in een ketel met warm vet terecht te komen, die nabij de Tuinstraat gereed stond bij de militaire keuken, en de jus voor de manschappen inhield. Een paar mannen schoten toe op het hulpgeschrei der kleine, die met ernstige brandwonden aan rug en armen, uit haar toestand werd verlost. Het kind is overleden.”
Deerlijk gebrand
Op zoek naar meer informatie over het meisje, kwam ik een artikel tegen in het het Rotterdamsch Nieuwsblad van 21 april 1915 van dezelfde strekking. Dit artikel biedt nog wat extra informatie over het ongeluk. Het meisje was na haar valpartij nog geholpen in een ziekenhuis, mocht daarna weer terug naar huis maar overleed in de loop van de nacht.
Via een genealogische website kwam ik nog een soortgelijk geval tegen. Bijna een eeuw daarvoor – in 1821 – viel in Apeldoorn een ander meisje, eveneens vier jaar, net als het meisje Mulder in een ketel met kokende substantie. Bernadina Eikendal heette de arme stakker. De website vermeldt:
“Berendina Eikendal, geb. Apeldoorn 03.10.1817, overl. (in ketel gevallen, deerlijk gebrand, 25 uren daarna overleden) Apeldoorn 07.11.1821.”