Een jonge samenleving
De adel in de late middeleeuwen trouwde vroeg. Kinderen van vorsten en hoge adel werden om politieke en dynastieke redenen soms al direct na hun geboorte uitgehuwelijkt (oftewel beloofd) aan kinderen van collega-vorsten en -edelen. Een voorbeeld daarvan was Johanna, de nog geen half jaar oude dochter van hertog Jan III van Brabant, die in 1322 om een gesloten vrede te bekrachtigen werd beloofd aan de vijfjarige Willem, zoon van graaf Willem III van Henegouwen-Holland.
Het huwelijk werd, als er niets tussenkwam, natuurlijk wel uitgesteld tot ze volwassen waren. Die volwassen leeftijd betrof twaalf voor jongens en meestal veertien voor meisjes, maar als het politiek beter uitkwam kon daarvan afgeweken worden. Meisjes trouwden dan ook wel op hun twaalfde of dertiende, zoals Margaretha van Avesnes, de oudere dochter van Willem III, die nog dertien was toen ze in februari 1324 trouwde met de 42-jarige rooms-koning Lodewijk IV de Beier. Veertien of vijftien (dat wisselde wel eens per land en hing er ook van af of je van een bisschop of paus dispensatie kon krijgen) was ook de leeftijd waarop in een huwelijk de ‘bijslaap’ mocht plaatsvinden. Het eerste kind werd vaak geboren in het jaar dat de moeder vijftien of zestien werd.

Jongens die voor de kerk werden bestemd, gingen al vroeg naar school en leerden latijn. Ze kregen vaak al even vroeg – soms al als tieners – functies in kapittels of aan bisschoppelijke hoven. En als ze voldoende capaciteiten hadden, gingen ze verder met een studie aan een universiteit. Dat wil niet zeggen dat ze geen militaire training kregen. Berichten over strijdende bisschoppen uit hoogadellijke families laten zien dat dat heel goed samen kon gaan.

Auteurs die de levens van de middeleeuwse adel beschrijven, zijn vaak verbaasd over de taken die kinderen al op jonge leeftijd toebedeeld kregen. Op hun twaalfde graaf, op hun vijftiende vader, op hun achttiende veldheer: ga er maar aanstaan. Ze vergeten dan dat die kinderen bewust werden opgevoed om die taken te gaan vervullen, zoals ook tegenwoordig opvolgers van vorsten en vorstinnen worden voorbereid op hun toekomstige taak. Op hun twaalfde hadden kinderen nog niet veel praktische ervaring met regeren, maar ze waren goed bekend met wat dat inhield. Ze werden zeker niet zomaar in het diepe gegooid. Bovendien hadden ze altijd helpers om zich heen. Als dat geen familieleden waren, waren het wel de mensen bij wie ze opgeleid waren.

Men hoeft daarom geen medelijden te hebben met de graven en gravinnen en hun kinderen, die al op jonge leeftijd dingen deden die wij pas doen als we de twintig of de dertig zijn gepasseerd. Ze wisten niet beter en zullen, al of niet zuchtend, hun taken hebben uitgevoerd. Al kan je best een beetje medelijden hebben met de jonge Willem van Beieren, die vanuit de veilige omgeving van het keizerlijk hof in München naar ons vlakke land werd gestuurd om daar te ‘verbeiden’ oftewel af te wachten tot hij als graaf zou gaan regeren. Hij kende het land niet, kende de mensen niet en verstond de taal niet. Hij had wel een klein Beiers gevolg bij zich, maar dat bleef maar enkele jaren in Holland of Henegouwen. En met zijn moeder, die een aantal jaren niet al te ver uit de buurt was, boterde het niet echt.
Het is dus niet bijzonder dat telgen van adel al jong (in onze ogen) verantwoordelijkheid kregen en ook namen bij het besturen van hun bezit. Ouders, grootouders en andere familieleden hadden hetzelfde meegemaakt en u zult in kronieken of rekeningen dan ook geen ongerustheid of afkeer over deze praktijken aantreffen. Regerende vorsten begonnen vroeg, trouwden vroeg en kregen vroeg kinderen. Ze gingen soms ook vroeg dood. De mannen in de strijd en de vrouwen tijdens bevallingen. Kinderen overleden vaak jong ten gevolge van kinderziekten waarvoor nog geen behandeling was. De middeleeuwse samenleving was dan ook een jonge, waarin oude mensen (en dat was men als men de leeftijd van zestig jaar had bereikt) nogal een zeldzaamheid waren. Ook in de hoogste kringen.

Lees maar na in Hoogtij van Holland. Het graafschap in de veertiende eeuw, waaruit dit een licht bewerkte kadertekst is.
Boek: Hoogtij van Holland. Het graafschap in de veertiende eeuw