Dark
Light

Beleg van Delft (1359)

8 minuten leestijd
Kabeljauwse verbondsbrief tussen de Kabeljauwse steden, Delft, 26 september 1351 (Delft. Archief 1, inv.nr 2693, charter 10259)
Kabeljauwse verbondsbrief tussen de Kabeljauwse steden, Delft, 26 september 1351 (Delft. Archief 1, inv.nr 2693, charter 10259)
Van de hand van historicus Henk ’t Jong verscheen onlangs Hoogtij van Holland, een publieksboek over de geschiedenis van Holland in de late middeleeuwen. De auteur publiceert enkele interessante kaderteksten uit dit boek op Historiek. Vandaag een fragment over het Beleg van Delft in 1359.


Het Beleg van Delft (1359)

Toen hertog Albrecht van Beieren vanaf begin 1358 zijn krankzinnig geworden broer graaf Willem V verving, was hij geen onbeschreven blad. In zijn eigen stad Straubing en het hertogdom Beieren-Straubing had hij al bij zijn aantreden daar in 1352 duidelijk laten merken dat er met hem niet te spotten viel. Met hardhandig optreden tegen de vitztümer, de edelen die het hertogdom voor de keizer jaren te eigenmachtig hadden beheerd, wist hij die in het gareel te krijgen. Maar hij kwam in Holland wel in een land waar door de inmiddels al bijna tien jaar durende partijtwisten een explosieve situatie bestond. Zijn onbekendheid hiermee deden hem bij aankomst, waarschijnlijk onbewust, de Hoekse kant kiezen. Dat viel niet goed bij de meestal Kabeljauwse steden. Er klonken protesten. Met name in Delft rommelde het.

In de winter van 1358-59 was Albrecht regelmatig in die stad om toezicht te houden op de ontwikkelingen. De Delftse schepenen, allemaal Kabeljauwen, werden gewaarschuwd en streng toegesproken. Maar desondanks sloeg in maart 1359 de vlam toch in de pan. De baljuw* van Delfland, Kerstant van den Berge, had gezien dat bepaalde heren, zoals de heer van Nijenrode, en hun mannen in de stad aankwamen en samenspanden met schepenen en enkele Kabeljauwse edelen. De baljuw maakte zich zorgen en was waakzaam. Die zorgen waren terecht: ze ontzagen zich niet om een aantal Hoekse kastelen in de omgeving aan te vallen. Daarop stuurde hij boden naar de burggraaf* van Leiden en baljuw Reinoud van Brederode in Kennemerland. Met name de burggraaf (Hoeks) moest ervoor zorgen dat zijn stad (Kabeljauws) zich niet aansloot bij het onrustige Delft. Daarnaast liet hij brieven naar hertog Albrecht brengen, die onderweg was naar een feest in Brussel. Hij kwam snel terug naar Geertruidenberg en vroeg via een bode de Delftenaren waarom ze zijn vijanden de stad binnen lieten komen.

Het wapen Beieren-Henegouwen-Holland.
Het wapen Beieren-Henegouwen-Holland.
De graaf nodigde verder de Hollandse adel uit om op dagvaart* naar Schiedam te komen om daar te overleggen. Bij die edelen waren zowel Hoeken als Kabeljauwen. Tegelijk droeg hij Kerstant van den Berge op om lieden die tegen zijn gezag ingingen alvast te arresteren. Dat deed de baljuw dan ook. Op 10 maart viel in Schiedam het besluit dat het oorlog zou worden. De baljuwen in de omgeving van Delft begonnen direct met het versperren van toegangs- en waterwegen. Daar controleerden ze voorbijgangers voor het geval zich daaronder helpers van de opstandelingen bevonden. Bij de Hollandse tollen hielden ze ook handelaars tegen die uit Delft kwamen of op weg daarnaartoe waren. De baljuwen kregen het bevel om met de troepen die er al waren, zonder de wapenschouw* af te wachten, al vast naar Delft te komen en de stad waar mogelijk in te sluiten. Dat alles was binnen een week geregeld.

Inmiddels, op 12 maart, hadden de Delftenaren een spectaculaire aanval op Den Haag uitgevoerd. Ze overvielen er het grafelijk hof, waarbij ze hun door de baljuw gearresteerde plaatsgenoten uit de gevangenis bevrijdden. De hertog nam dat hoog op: zijn eer was nu in het geding. Hij was niet van plan zich in eigen huis belachelijk te laten maken door een stelletje burgers. Via de Delftse schout liet Albrecht het Kabeljauwse stadsbestuur afzetten. Er was nu ook voldoende aanleiding om heervaart* tegen de rebelse stad te gebieden. Het oproepen van de milities van de andere steden ging echter moeizaam, omdat ze de voorgaande maanden al te veel waren ingezet bij andere conflicten. Ook waren de maximaal veertig dagen die men in het leger moest dienen bij sommige steden waarschijnlijk al fors overschreden.

Oorlogsverklaring

Bij Katwijk kwam het wel opgekomen leger samen voor de traditionele wapenschouw en om de oorlog officieel te maken. Het sloeg op 4 april zijn kamp op in Rijswijk up die gheest, even ten noordwesten van de Delftse stadswal. Waarna het de rest van de maand uitwaaierde en zich ingroef in de directe omgeving van Delft. Aan de zuidkant bleef een stadspoort open om mensen die zich niet bij de rebellen wilden aansluiten de gelegenheid te geven te vluchten. Rotterdam en Schiedam kregen troepen binnen hun wallen om te voorkomen dat deze steden Delft te hulp zouden komen. Maar het was ook een tik op de vingers omdat ze het zo ver hadden laten komen en niet hadden ingegrepen. De adel in de Krimpener- en Alblasserwaard, onder wie Jan van Blois, kreeg opdracht om de opstandige Kabeljauwen daar bezig te houden. Dan waren die in ieder geval niet in de gelegenheid om Delft te ontzetten. Dat lukte. Op 24 april overhandigden drie grafelijke knechten (herauten?) in Delft de officiële oorlogsverklaring.

Blijdestenen uit een opgraving.
Blijdestenen uit een opgraving.
De grafelijke rekeningen laten zien dat er, net als bij eerdere belegeringen, goed voor de belegeraars werd gezorgd. Vlees uit West-Friesland en vis uit Zierikzee, graan uit de abdijen van Middelburg, Rijnsburg en Berne (bij Geertruidenberg) en haver voor de paarden uit Zuid-Holland. Voor wapens en munitie werd vanuit het kamp gezorgd. Blijden*, Engelse bogen (longbows*), pijlen en schilden werden aangevoerd uit de steden, tot uit Utrecht aan toe. Daarvandaan kwamen ook drie donderbussen, kanonnen, een grote en twee kleinere, en buskruit. De administratie hield men eveneens bij in het kamp in plaats van ergens aan een hof, wat wel zo efficiënt was. De hertog verbleef er in zijn tent en als tijdverdrijf kaartte en dobbelde hij er met zijn gevolg.

De aanval kon nu echt beginnen, maar intussen gebeurde er niet al te veel. Het was wel een drukte van belang door de aanvoer van proviand en wapentuig. Dagelijks arriveerden er groepjes en groepen ruiters en voetsoldaten, maar gevochten werd er nauwelijks. Albrecht maakte een uitstapje naar Rijnsburg om een doop bij te wonen en in de weilanden in de omgeving jaagde men met valken. Jan van Blois, die pas op 5 mei, vanuit Schoonhoven, in het kamp was aangekomen, moest daarna nog zijn harnas uit zijn woonplaats laten komen. Dat had hij in Utrecht laten maken en het was pas begin juni klaar. Hij kwam altijd keurig voor de dag als hij ergens aan deelnam. Voor zijn gevolg liet hij blauwlakense caproenen* naaien, met daarop rood-witte rozen, evenals banieren, pennoenen en wapenrocken*. Er moest veel op het laatste moment gebeuren.

Belegering en onderhandelingen

De Delftenaren zaten intussen ook niet stil. Ze hadden voldoende geschut, waaronder donderbussen, en schoten een aantal belegeraars neer. Zeven keer werd later een schadevergoeding uitgekeerd voor soldaten uit het grafelijk leger die verwondingen hadden opgelopen, dus erg bloederig verliepen de gevechten niet. Of er daarna nog meer moest worden vergoed, is onbekend. De stad was niet eenvoudig in te nemen, want hij was kort daarvoor volledig omgracht en omwald en werd in die tijd voorzien van nieuwe stenen poorten. Bovendien lag buiten de oostelijke wal een zeer drassig gebied dat nauwelijks gebruikt kon worden om van daaruit de stad te belegeren. Binnen de stad heerste echter verdeeldheid. De aanwezige edelen wilden vechten, desnoods ‘tot de laatste snik’, maar de burgers zagen dat de belegering hun handel verstoorde en de bloeiende Delftse brouwerijen konden hun bier niet kwijt. Zij gaven er de voorkeur aan zich over te geven.

Het plan van het grafelijk leger was aan de westkant een twintigtal schuiten aan elkaar vast te binden, er vier belegeringstorens, evenhogen*, op te timmeren en zo de stad te bestormen. Het leek op het plan zoals dat bij het Beleg van Utrecht in 1345 was verzonnen. Veertien timmerlui waren hier zes dagen mee bezig. De aanval zou plaatsvinden op Hemelvaartsdag, 1 juni 1359. Maar Delft liet het zover niet komen en startte onderhandelingen. Op 10 juni gaf de stad zich over en de dag erna trok graaf Albrecht triomfantelijk de stad binnen. Kabeljauwse vluchtelingen bleken al de benen te hebben genomen; maar één ervan, die een kerktoren was binnengevlucht, werd gepakt en onthoofd. In Delft zelf was weinig schade. Er was een gat geslagen in Het Steen, de grafelijke toren en gevangenis die later op zou gaan in het stadhuis. Hoeveel slachtoffers het beleg van tien weken en twee dagen in totaal aan beide zijden eiste is onbekend.

Plattegrond van Delft kort voor 1359. In 1355 was er een grote uitbreiding van het gebied geweest en waren er grachten gegraven en wallen opgeworpen. Waarschijnlijk waren de oude poorten nog niet allemaal verplaatst en was het erbij getrokken gebied, behalve op de uitvalswegen, nog nauwelijks bewoond.
Plattegrond van Delft kort voor 1359. In 1355 was er een grote uitbreiding van het gebied geweest en waren er grachten gegraven en wallen opgeworpen. Waarschijnlijk waren de oude poorten nog niet allemaal verplaatst en was het erbij getrokken gebied, behalve op de uitvalswegen, nog nauwelijks bewoond.

Onderwerping

De voorwaarden van de kant van de graaf kostten veel geld, waren hard, ingrijpend en vernederend. Kort voor 14 juni, toen Albrecht weer naar Den Haag was, moet de grote onderwerping van Delft hebben plaatsgevonden. Dit werd een spectaculaire ceremonie. De burgemeesters, die na het afzetten van de schepenen zonder toestemming van de graaf het bestuur over de stad hadden uitgeoefend, moesten om te beginnen de sleutels van de poorten afgeven aan hertog Albrecht. Daarna moesten duizend mannen en vijfhonderd vrouwen in hun beste kleren, barrevoets en blootshoofds, de vrouwen met los haar, knielen voor de hertog en gravin Machteld, de vrouw van Willem V, en zich onderwerpen aan de straffen die hen werden opgelegd. De privileges die ze sinds 1345 hadden gekregen werden alle ingenomen en de oorkonden ervan werden naar Den Haag overgebracht. De afgezette schepenen en hun gezinnen werden voor eeuwig uit de graafschappen verbannen, andere voorheen opstandige lieden werden op strafbedevaart gestuurd naar Jeruzalem. Hun gezinnen mochten wel blijven.

Een andere straf was dat de stedelingen Albrecht 60.000 Brugse schilden moesten betalen (wat goed was voor zijn schatkist). Het bedrag bleek moeilijk te innen. Het duurde tot 1367 voor driekwart van het bedrag binnen was. Of de rest ook nog is opgehaald, weten we niet doordat daarover niets in de bronnen te vinden is. Op deze manier werd Delft (en de rest van de graafschappen) ingepeperd wat de effecten van zo’n opstand waren. In Holland vonden daarna nooit meer zoiets plaats. De graaf was echter niet haatdragend. Sterker nog, in oktober 1359 riep hij Delft alweer op voor een dagvaart en betrok hij de stad in het overleg tussen hem en de steden. Albrecht gaf al snel weer opdrachten aan Delftse hofleveranciers en Delft bleef de belangrijkste en grootste stad in Delfland. De graaf kon niet zonder zijn steden en Delft hoorde daar nu eenmaal bij.

Afbraak van de stadsverdediging

De wallen en poorten, die kort daarvoor, in 1355, waren opgericht bij een belangrijke uitbreiding van het stadsgebied, werden in hun geheel afgebroken en de grachten werden gedempt. De stad moest zestig gijzelaars leveren die door hun gevangenschap en dreigende executie de werkzaamheden vlot moesten laten verlopen. In de omgeving van Delft vond men geen slopers die bereid waren dit trieste werk op zich te nemen en daarom moesten er arbeiders van verder weg worden ingehuurd. Dordrecht hielp echter graag mee aan de afbraak van de stadsverdediging van Delft, dat zich steeds meer tot een concurrent ontwikkelde. De Dordtenaren namen, tegen de afspraken in, ook maar gelijk de poortkettingen van de ophaalbruggen mee (poorten had Delft niet meer) naar huis en hingen die aan hun eigen poorten. Ze voerden ook veel stenen af. De overgebleven bakstenen werden schoongemaakt door bouwvakkers, ingehuurd via de Noord-Hollandse rentmeester, en daarna gebruikt voor verbouwingen aan het Haagse hof.

Hoogtij van Holland
Hoogtij van Holland – Henk ’t Jong
Ondanks zijn stevige optreden, zowel tegen Hoeken als Kabeljauwen, was hertog Albrecht niet uit op eeuwigdurende vijandschap. Hij moest samenwerken met zijn onderdanen en verzoende zich daarom snel met overtreders. Waarschijnlijk zag hij in dat hij de positie van de Hollandse en Zeeuwse steden niet kon vergelijken met die van de Beierse steden en stadjes, die nog onder hun adellijk bewind zuchtten. Hier betrof het vrije, zelfstandige en zelfbewuste burgers die je niet al te streng aan moest pakken, want dat kon gewapende tegenstand en geldgebrek tot gevolg hebben. Aan de andere kant kon hij de nodige zaken met een gerust hart aan hen overlaten en dat was, vooral als hijzelf naar Beieren moest, mooi meegenomen.

~ Henk ’t Jong
Noot: de namen Hoeken en Kabeljauwen worden pas rond 1390 voor het eerst genoemd ter onderscheiding van de partijen. Ik breng ze wat naar voren omdat de oudere omschrijvingen te omslachtig zijn.

Boek: Hoogtij van Holland. Het graafschap in de veertiende eeuw

* BegripVerklaring
BaljuwDe grafelijke vertegenwoordiger in een bepaalde landstreek, meestal een edelman.
BanierStaand rechthoekige vlag met familiewapen.
BlijdeTorsie-slingergeschut.
BurggraafHoge edelman met een eigen burcht als erfelijk grafelijk leen in een bepaalde streek.
CaproenHoofdbekleding in de vorm van een kap met punt, waaraan een schoudermanteltje.
DagvaartVergadering van de raad en steden van de graaf, bijeengeroepen in een bepaalde plaats of stad.
EvenhogeHouten belegeringstoren, met interne ladders, ter hoogte van een te nemen muur, met bovenin een valbrug om die op de muur te laten vallen.
HeervaartHet oproepen door de vorst van een leger om een aanval te doen in een (buitenlandse) landstreek, meestal vanuit het gebied dichtbij de grens die overgestoken ging worden.
LongbowEenvoudige, maar effectieve boog van ca 1.8-2 m lang uit één stuk van (meestal) taxushout en pees van in elkaar gedraaid linnen, hennep, zijde, maar ook darm en spiermateriaal.
PennoenVerlengde wimpel, driehoekig, maar soms met twee punten.
WapenrockEen met heraldische tekens versierde lichte stoffen jas over het harnas of wambuis.
WapenschouwSamenkomst van het feodale leger voorafgaande aan de heervaart. In Holland waren er twee plaatsen waar die gehouden werd: bij Heemskerk en bij Katwijk. In Zeeland kwam men bij Kats bij elkaar.

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

×