Als archeologen bijzondere objecten vinden is dat al snel nieuws. Ook als tijdens een opgraving geen vermeldenswaardige vondsten worden gedaan, valt er echter nog veel te ontdekken. Voor archeologen is stratigrafie bijvoorbeeld zeer belangrijk. Deze wetenschappelijke discipline houdt zich bezig met de bestudering en beschrijving van gesteentelagen (strata) en hun chronologische ordening in de aardkorst.
Door de eeuwen heen zijn bij archeologische vindplaatsen verschillende aardlagen afgezet. Door deze lagen te bestuderen kan de vindplaats gedateerd worden. Ook kan men bijvoorbeeld proberen te achterhalen in welke periodes de site werd bewoond of wanneer een bepaald stuk grond voor het eerst werd geploegd. De stratigrafie legt zo een basis voor de historische geologie. Archeoloog Theodores Papakóstas maakt in zijn boek Hoe de hele Griekse oudheid in een lift past aanschouwelijk hoe de methdode ongeveer werkt:
“Stel je eens een stapel van drie boeken op een tafel voor. Het boek dat onderop ligt, is eerder op tafel gelegd dan de andere twee, dus is het de oudste. Het boek dat bovenop ligt, is dan het jongste. Het boek in het midden van de stapel is van recentere datum dan het boek eronder, maar ouder dan het boek erboven. Dit principe geldt ook voor de verschillende aardlagen.” (p.231)
Dit lijkt vrij eenvoudig en de theorie is dat in principe ook, maar in de praktijk zijn er voor onderzoekers vaak wel veel uitdagingen. Het aantal aardlagen is bijvoorbeeld zeer groot en daarnaast zijn de strata vaak lastig van elkaar te onderscheiden. Ze kunnen daarnaast ongelijk verdeeld zijn over een archeologische site. Onderzoekers moeten verder verstoringen in de aardlagen proberen te duiden. Zo kan het zijn dat een prehistorische bewoner van een site ooit een kuil groef, bijvoorbeeld voor een waterput. Hierbij werden dus eerst oudere aardlagen verwijderd. En voor het toedekken van gaten in de grond kan in latere periodes juist weer jonger materiaal zijn gebruikt.
Wet van superpositie
De basis voor de stratigrafie is gelegd door de Deense geoloog en geestelijke Nicolas Steno. Hij kwam in de zeventiende eeuw met de zogeheten wet van superpositie. Deze wet, vandaag de dag een basisbegrip in de geologie, stelt dat de aarde zo is ingedeeld dat de oudste aardlagen onderop liggen en de jongste boven, tenzij een later proces deze volgorde heeft verstoord.
Tijdens illegale archeologische opgravingen gaan vaak artefacten verloren, maar er is ook sprake van veel kennisverlies. Criminelen documenteren hun werkzaamheden doorgaans immers niet en daarnaast gaat men vaak met de botte bijl te werk, waardoor de grond ernstig verstoord kan worden. Papakóstas komt met een nieuwe vergelijking, dit keer een taart:
“Als de aardlagen betrouwbaar en ongeschonden zijn – dus als er niemand kort geleden in is gaan graven; vergelijk het met de lagen van een taart waar iemand met een vork in is gaan wroeten; die lagen liggen dan helemaal overhoop -, dan kunnen we, op basis van wat we erin aantreffen, elke laag dateren.”
Bronnen ▼
-https://historiek.net/nicolas-steno-1638-1686-deense-geoloog-en-geestelijke/14261/
-https://erfgoedcentrumzutphen.nl/ontdekken/ontdek/erfgoed-van-de-week/799-stratigrafie
-Hoe de hele Griekse oudheid in een lift past – Theodores Papakóstas p.231-232