In oktober 2016 is het vijftig jaar geleden dat de Nacht van Schmelzer plaatsvond, een gebeurtenis die in 1966 de verhoudingen tussen links en rechts langdurig op scherp zette. Het jaar 1966 vormt om nog meer redenen een cesuur in de Nederlandse politieke geschiedenis. Er werden nieuwe partijen opgericht – D66 en Nieuw Links – en de Boerenpartij van Hendrik Koekoek brak electoraal door.

Oud-verslaggever van het ANP Fons Kockelmans (1952) behandelt deze en meer aspecten van de Nederlandse politieke cultuur van de afgelopen halve eeuw in zijn boek Van verzuiling tot versplintering. De Nederlandse politiek sinds de Nacht van Schmelzer (Uitgeverij Ad. Donker, 2015).
Het boek is goed geschreven, maar geen wetenschappelijke studie. De auteur schetst in de inleiding een mager kader waarbinnen de naoorlogse politieke ontwikkelingen begrepen moeten worden. Ook ontbreken mijns inziens veel gerenommeerde historici en boeken; ik denk hierbij bijvoorbeeld aan meerdere boeken van Henk te Velde, voorts aan De Antirevolutionaire Partij, 1829-1980 (2001) van George Harinck of Van Drees tot Bos (2008) door Arie van der Zwan.
Deze tekortkomingen daargelaten levert Kockelmans een prettig leesbaar boek af, waarvan ik hieronder enkele indrukken weergeef. Ik doe dit aan de hand van drie belangrijke cesuren uit de Nederlandse politieke geschiedenis van de afgelopen vijftig jaar: de Nacht van Schmelzer in 1966, de verkiezingen van 1994 en de Fortuynrevolte uitlopend op de moord op Pim Fortuyn in 2002.
Nieuwe partijen profiteerden van Nacht van Schmelzer (1966)

Waarom is die Nacht van Schmelzer eigenlijk zo’n belangrijke cesuur in de naoorlogse politieke geschiedenis? Feitelijk markeerde de val van het kabinet een nieuw tijdperk waarin de verdeeldheid in de KVP toenam (ten koste van stemmen). Minister-president Jo Cals was namelijk een partijgenoot van Schmelzer. Ook de andere regeringspartij, de PvdA, raakte intern verdeeld. Andere spelers op de politieke markt profiteerden hiervan, zo schrijft Kockelmans:
“Twee geheel nieuwe partijen profiteerden van de slechte reputatie die de politiek zich met de ‘Nacht’ had bezorgd: de Boerenpartij en D66. Zij boekten bij de Kamerverkiezingen van 1967 een voor die tijd sensationeel resultaat. Als de KVP gehoopt had door de breuk met de rooms-rode coalitie een electoraal debacle te kunnen afwenden, dan was die hoop ijdel. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 februari 1967 verloor de partij 8 van de 50 zetels. Hoewel de ARP een beetje won, raakten de drie confessionele partijen voor het eerst sinds 1918 hun gezamenlijke Kamermeerderheid kwijt. Maar ook de PvdA kreeg klappen. Zij leverde bij de verkiezingen 6 van de 43 zetels in.” (24)
De ‘Nacht’ was dus ingrijpend, mede omdat de televisie de debatten uitzond, en luidde nieuwe politiek verhoudingen in: minder macht voor de confessionele partijen, interne verdeeldheid in de KVP en PvdA, en het ontstaan van nieuwe politieke bewegingen (D66, Nieuw Links, de PPR en DS’70).
Drama CDA bevestigde de ontzuiling (1994)

“Dankzij de slogan ‘Laat Lubbers zijn karwei afmaken’ en het staatsmanachtige optreden van de minister-president tijdens tv-debatten had het CDA in de laatste dagen voor de verkiezingen een zeker schijnende nederlaag omgezet in een klinkende overwinning.” (84)
Na de kabinetsperioden van Lubbers I, II en III was het tot 2002 (toen het CDA met een winst van 14 zetels op 43 zetels uitkwam) gedaan met de grote invloed van het CDA in de Nederlandse politieke arena. De Tweede Kamerverkiezingen van 1994 brachten een nooit eerder geziene politieke verschuiving teweeg:
“Maar liefst 34 zetels wisselden in dat jaar van kleur, tweemaal zoveel als in 1986 en haast driemaal zoveel als in 1989. Het CDA, sinds decennia [voorheen als KVP, ARP of CHU, EK] onveranderlijk de centrale regeringspartij, verloor desastreus en kon zich na bijna zeventig jaar regeren gaan voorbereiden op een plek in de oppositiebankjes.” (99)
Je zou, aldus Kockelmans, kunnen zeggen dat in 1994 het proces van ontzuiling dat in de jaren 1960 begon, voltooid was. De zwevende kiezer nam vanaf nu de macht definitief over.
‘Professor Pim’ over de puinhopen van Paars (2002)

Enkele maanden voor de publicatie van dit boek, in november 2001, was Fortuyn tot lijsttrekker van Leefbaar Nederland benoemd. Omdat hij de islam een ‘achterlijke cultuur’ noemde, in De Volkskrant van 9 februari 2002, kwam het echter tot een breuk in de partij en besloot Pim, terwijl hij een cameraman zelfverzekerd toebeet ‘Ik word de nieuwe minister-president, vergis je niet’, om een eigen partij op te richten: de Lijst Pim Fortuyn (LPF). De kans leek reëel dat Fortuyn minister-president zou worden, zij het niet dat hij op 6 mei 2002 op het Mediapark in Hilversum doodgeschoten werd door de activist Folkert van der G. De verkiezingen gingen negen dagen later, op 15 mei, gewoon door. Postuum stemden maar liefst 1,1 miljoen Nederlanders op de inmiddels overleden Fortuyn.
“Voor Paars betekende de verkiezingsuitslag een ware slachting. De PvdA moest 22 van haar 45 zetels inleveren, de VDD daalde van 38 naar 24 en D66 van 14 naar 7 zetels. Van de ruime meerderheid die de drie partijen in 1998 hadden, was niets meer over.” (135,136)
Na de snelle val van kabinet-Balkenende I kwam de Nederlandse politiek in 2003 weer in wat rustiger vaarwater terecht. Maar politiek analisten die meenden dat het daarna met het populisme wel afgelopen zou zijn, hadden zich vergist. Na 2002 bleek de Nederlandse politiek definitief veranderd, zo betoogt Kockelmans.