Al sinds het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 worden de Nederlandse vorsten niet gekroond maar ingehuldigd. Elke vorst legt dan een eed af waarin wordt gezworen het hogere gezag van de grondwet te gehoorzamen.
Er bestaat wel een echte kroon van het Huis van Oranje. Tijdens de inhuldiging van koningin Beatrix in 1980 lag die kroon op een speciale tafel, de ‘credenstafel’. Daarnaast zag je de rijksjuwelen: de scepter, de rijksappel en het rijkszwaard.
Ze zijn eigendom van het rijk en hebben allemaal een andere betekenis. De kroon staat voor de Nederlandse natie. De scepter verbeeldt het gezag en het zwaard de macht van de koning. De appel symboliseert het grondgebied: koningin Beatrix is staatshoofd van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba.
Beatrix droeg tijdens haar inhuldiging wel een ander koninklijk attribuut: een hermelijnen mantel. Zo’n mantel werd voor het eerst gedragen door één van haar verre voorouders: stadhouder Willem III.
Voordat Nederland een koninkrijk werd, was het een republiek. Hierin speelden de stadhouders een belangrijke rol. Willem III werd in 1689, dankzij zijn huwelijk met een Engelse prinses, behalve stadhouder ook nog koning van Engeland. Hij kreeg dan ook een koninklijke mantel, afgezet met hermelijnenbont.
Koning Willem I, de eerste koning van het Koninkrijk der Nederlanden, nam dit gebruik over in 1815 en sindsdien dragen alle staatshoofden van Nederland deze mantel bij hun inhuldiging.