Zo’n 8000 jaar geleden stond er vooral zoetwatervis op het menu van de jager-verzamelaars in ‘Doggerland’, het verdronken landschap tussen Nederland, Engeland en Denemarken. Dat concluderen Nederlandse archeologen op basis van isotopenonderzoek van prehistorische menselijke botresten uit de Noordzee.
De ontdekking levert aanwijzingen op over de bewoning van dit uitgestrekte verdronken landschap in de midden-steentijd (het Mesolithicum) en de effecten van klimaatverandering op vroegere samenlevingen.
Voorkeur voor vis
Het isotopenonderzoek is uitgevoerd door de Universiteit Groningen, het Rijksmuseum van Oudheden, Stichting Stone en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het toont aan dat het menu van de Doggerland-bewoners in een periode van 4000 jaar, tussen 9500 en 6000 v.Chr., geleidelijk overging van hoofdzakelijk vlees in vooral vis. Met name zoetwatervis werd veel gegeten, evenals kleine dieren als otter, bever en watervogels.
Het onderzoek is gebaseerd op metingen van stabiele isotopen. Dat zijn variaties van atomen met een bepaalde waarde. De waarde van sommige isotopen, zoals stikstof en koolstof, verschillen al naar gelang de plaats in de voedselketen verandert. Een echte vleeseter heeft een andere isotopensignatuur dan iemand die zeevis eet of iemand in een zoetwatergebied.
Leven in een verdrinkend landschap
De ontdekte verandering in de samenstelling van het Doggerland-menu houdt verband met het verdrinkende landschap tussen Nederland, Engeland en Denemarken, na de laatste ijstijd. Tussen 9500 en 6000 v.Chr. warmde het klimaat op en de zeespiegel steeg gemiddeld zo’n twee meter per eeuw. Dat is zo’n tien keer zo snel als tegenwoordig.
Het laaggelegen Noordzeebekken liep vol met water. Voorheen werd gedacht dat dit verdrinkende land en het wassende water de bewoners steeds verder landinwaarts drongen, of dwong zich te specialiseren in een marien dieet. De isotopenmetingen wezen echter uit dat men meer zoetwatervis ging eten. Dat duidt er volgens de onderzoekers op dat men zich niet liet wegjagen, maar juist bleef wonen in de uitgestrekte wetlands die toen in de delta’s van Maas, Rijn en Thames ontstonden. Juist daar was het goed toeven en was voldoende voedsel te vinden.
Schatkist voor onze kust
Het botmateriaal dat voor het isotopenonderzoek is gebruikt, is afkomstig uit de Noordzee. Daar zijn de laatste jaren veel prehistorische vondsten gedaan. Het materiaal wordt niet alleen opgediept met vissersnetten, maar wordt vooral gevonden in het opgespoten zand voor de kustversterking en grote projecten zoals de Tweede Maasvlakte en de Zandmotor. Dit zand is afkomstig van de Noordzeebodem en bevat de overblijfselen van een uitgestrekt en grotendeels onontdekt prehistorisch landschap. Hoewel onderzoek ter plekke lastig is, tonen de resultaten aan dat er een schat aan gegevens ligt.
Boek: Mapping Doggerland