De geplande online openstelling van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR), het grootste oorlogsarchief van Nederland, wordt uitgesteld. Cultuurminister Eppo Bruins heeft dat besloten na een formele waarschuwing van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Volgens deze dienst is de geplande openstelling in strijd met de privacywetgeving en de Archiefwet.
Het CABR bevat ruim 300.000 dossiers van personen die tijdens en na de Tweede Wereldoorlog werden verdacht van collaboratie. De dossiers bevatten persoonlijke en strafrechtelijke gegevens, zoals processen-verbaal, verhoren en getuigenverklaringen. Over een groot deel van de verdachten bleek de verdenking overigens ongegrond. Twintig procent werd uiteindelijk veroordeeld door een bijzonder gerechtshof of tribunaal en bijna 1900 van hen kregen daarbij een gevangenisstraf van tien jaar of meer opgelegd.
Wie op dit moment een CABR-dossier wil inzien, moet afreizen naar Den Haag. Vervolgens moet men eerst bewijzen dat de persoon naar wie men onderzoek doet is overleden. Of men moet expliciet toestemming hebben van de betrokkene. Vanwege de nieuwe Archiefwet vervallen dit soort beperkingen in 2025 waardoor het dus ook mogelijk wordt om sommige dossiers digitaal beschikbaar te maken. Vandaar dat een groot digitaliseringsproject werd opgestart.
In de dossiers zijn ook veel persoonlijke documenten te vinden, zoals brieven, dagboeken en foto’s. De AP ziet een probleem in volledige online openbaarmaking van dergelijke gegevens:
Deze gevoelige gegevens hebben niet alleen betrekking op de verdachten, maar bijvoorbeeld ook op slachtoffers, getuigen en nabestaanden die in 2025 mogelijk nog in leven zijn. De wet – ook de Archiefwet – schrijft voor dat gevoelige gegevens niet zomaar voor iedereen beschikbaar mogen worden gemaakt als ze gaan over mensen die in leven zijn.
Privacy-inbreuk
Onbeperkte online openstelling van het archief kan volgens de dienst kortom leiden tot privacy-inbreuken of ongecontroleerde verspreiding van gevoelige informatie. De toezichthouder is van mening dat het Nationaal Archief onvoldoende maatregelen heeft getroffen om deze risico’s te beperken. De archiefinstelling herkent zich niet in dat beeld en stelt wel degelijk zorgvuldig te werk te zijn gegaan. In een verklaring schrijft de dienst onder meer:
Vanwege de aanwezigheid van persoonsgegevens van mogelijk nog levende personen hebben we intensief afstemming gehad met belangengroepen. Groepen die zowel nabestaanden van slachtoffers als die van verdachten vertegenwoordigen. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een set van aanvullende maatregelen die het risico op privacyschending waar mogelijk verkleinen. In deze maatregelen konden alle belangengroepen van nabestaanden zich vinden.
Documenten uit het archief zouden bijvoorbeeld niet vindbaar worden via zoekmachines zoals Google. En daarnaast zouden alleen dossiers van verdachten online komen na bevestiging van hun overlijden. Ook was het de bedoeling inhoudelijke context toe te voegen om mensen beter te informeren over de inhoud van dossiers. Tom de Smet, directeur van de archiefinstelling, betreurt het dat het archief nu toch nog niet online toegankelijk wordt:
Dit is vooral een teleurstelling voor al die mensen, met name de nabestaanden van slachtoffers, die na 80 jaar eindelijk antwoorden op een laagdrempelige manier hoopten te vinden over wat er met hun familie is gebeurd.
Belangenafweging
Het CABR wordt op 2 januari nog wel openbaar, alleen kunnen de dossiers dus nog niet online doorzocht worden. De minister gaat nu onderzoeken of de Archiefwet eventueel aangepast kan worden zodat het archief alsnog online opengesteld kan worden. Doel is om archieven straks de mogelijkheid te bieden om een belangenafweging te maken tussen openbaarheid en privacy bij de verstrekking van (bijzondere en strafrechtelijke) persoonsgegevens. Dat kan op dit moment nog niet.
Het ministerie wijst erop dat de opvatting van de AP grote gevolgen heeft voor de gehele archiefsector waar het gaat om de digitale beschikbaarheid en toegankelijkheid van archieven. In archieven komen namelijk bijna altijd persoonsgegevens voor.
‘Stille getuige van de Holocaust’
“Ik betreur het uitstel omdat het van groot maatschappelijk belang is dat dit oorlogsarchief snel volledig openbaar en online toegankelijk wordt. Daardoor is het voor het eerst mogelijk voor nabestaanden van slachtoffers informatie te vinden over het lot van hun familie. Om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden is het belangrijk om Nederlanders op een laagdrempelige manier toegang te bieden tot deze informatie. Openheid van archieven is belangrijk voor nabestaanden, wetenschap, educatie en in dit geval ook in de strijd tegen antisemitisme. Dit archief is een stille getuige van de Holocaust. Minister Eppo Bruins (OCW)
‘Schande’
Het Centraal Joods Overleg (CJO) betreurt het dat het CABR voorlopig nog niet online wordt opengesteld, mede aangezien Joodse overlevenden en nabestaanden hierdoor geen toegang krijgen tot essentiële informatie die nodig is om de geschiedenis van hun families te reconstrueren. CJO-voorzitter Chanan Hertzberger:
Het CABR-archief bevat naast informatie over daders ook cruciale slachtofferinformatie. Hiermee zou eindelijk inzichtelijk worden hoe, op persoonsniveau, Joden in Nederland in handen vielen van de nazi-bezetters, bijvoorbeeld door arrestatie tijdens onderduik. Dit uitstel is niet alleen een enorme teleurstelling, maar feitelijk een schande, nu het op de valreep voorlopig niet doorgaat.
Oorlog voor de Rechter
De digitalisering van het CABR maakt onderdeel uit van het project Oorlog voor de Rechter. De afgelopen jaren werkte het Nationaal Archief hiervoor, samen met organisaties als het Huygens Instituut en het NIOD, aan het full-tekst doorzoekbaar maken van het gevoelige archief. Vanaf 2 januari 2025 moest de eerste 25 procent van de dossiers online te bekijken zijn, gevolgd door een volledige openstelling in 2027.